ECLI:NL:RBNHO:2017:6267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
5509275 CV EXPL 16-10301
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak betreffende boete voor hennepplantage in huurwoning en de geldigheid van algemene voorwaarden

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Ymere en een gedaagde huurder. Ymere vorderde betaling van huur en schadevergoeding, alsook een boete van € 5.000,- wegens het houden van een hennepplantage in de huurwoning. De huurder had de woning van Ymere gehuurd en was betrokken bij de hennepkwekerij, die op 3 oktober 2016 door de politie werd ontdekt. De burgemeester van Haarlem sloot de woning voor zes maanden op grond van de Opiumwet. Ymere stelde dat de huurder zijn verplichtingen als goed huurder had geschonden en dat de boete in de algemene huurvoorwaarden was opgenomen. De huurder betwistte de vordering, maar erkende dat hij huur verschuldigd was over een bepaalde periode. De kantonrechter oordeelde dat de boete niet oneerlijk was in de zin van de EU-Richtlijn 93/13 en dat de huurder aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit zijn handelen. De vorderingen van Ymere werden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5509275 \ CV EXPL 16-10301
Uitspraakdatum: 7 juni 2017
Vonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. M. Stokvis
tegen
[naam gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.W. Ebbink

1.Het procesverloop

1.1.
Ymere heeft bij dagvaarding van 8 november 2016 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 8 mei 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Ymere heeft met ingang van 25 februari 2015 aan [gedaagde] de woning aan de [adres woning] (hierna: de woning) verhuurd.
2.2.
Op 3 oktober 2016 is door de politie in de woning een hennepkwekerij aangetroffen, met 560 hennepplanten.
2.3.
Bij besluiten van 3 en 7 oktober 2016, gericht en toegezonden aan [gedaagde] en Ymere, heeft de burgemeester van Haarlem in verband met de aangetroffen hennepkwekerij op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning gesloten voor de duur van zes maanden.
2.4.
Ymere heeft de opzegging van de huurovereenkomst door [gedaagde] aanvaard met ingang van 14 november 2016. De woning is door [gedaagde] opgeleverd per 31 januari 2017.
2.5.
De burgemeester heeft de geslotenverklaring van de woning gehandhaafd tot 1 maart 2017.

3.De vordering

3.1.
Ymere vordert – na wijziging en vermindering van eis – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van huur over de periode van 1 september 2016 tot 14 november 2016, tot betaling van schadevergoeding gelijk aan de huur over de periode van 14 november 2016 tot 1 maart 2017, en tot betaling van € 5.000,00 aan boete.
3.2.
Ymere legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de verschuldigde huur tot 14 november 2016 deels onbetaald heeft gelaten en dat Ymere over de periode van 14 november 2016 tot 1 maart 2017 schade heeft geleden, doordat zij de woning door de sluiting daarvan door de burgemeester als gevolg van het handelen van [gedaagde] niet heeft kunnen verhuren. Wat betreft de gevorderde boete stelt Ymere dat op de huurovereenkomst de Algemene Huurvoorwaarden Woningen (hierna: AHW) van toepassing zijn en dat op grond van artikel 6 lid 15 AHW een boete van € 5.000,00 verschuldigd is.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. Hij erkent dat hij nog huur moet betalen over de periode van 1 september 2016 tot 14 november 2016, maar betwist dat hij nadien nog huur of schadevergoeding verschuldigd is. [gedaagde] voert in dat kader aan – samengevat – dat de opzegging van de huurovereenkomst per 14 november 2016 door Ymere is geaccepteerd, zodat er na die datum geen huur meer verschuldigd kan zijn. Voor zover Ymere stelt dat zij schade heeft geleden door de sluiting van de woning, meent [gedaagde] dat Ymere bezwaar had moeten maken tegen het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning en op die manier haar schade had moeten en kunnen beperken.
4.2.
Ten aanzien van de gevorderde boete heeft [gedaagde] aangevoerd dat deze niet in verhouding staat tot de door Ymere te verwachten schade. Ook heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat de in de huurovereenkomst genoemde en van toepassing verklaarde Tarievenlijst, waarop de gevorderde boete is gebaseerd, niet door [gedaagde] is ontvangen en ook niet aan hem ter hand is gesteld.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van huur over de periode van 1 september 2016 tot 14 november 2016, tot betaling van schadevergoeding gelijk aan de huur over de periode van 14 november 2016 tot 1 maart 2017, en tot betaling van € 5.000,00 aan boete.
5.2.
[gedaagde] heeft op de zitting erkend dat hij de huur over de periode van 1 september 2016 tot 14 november 2016 nog moet betalen. De vordering van Ymere om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van huur over die periode kan daarom worden toegewezen. [gedaagde] zal ook worden veroordeeld tot betaling van wettelijke rente, nu hij in verzuim is met tijdige betaling van de huur.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet [gedaagde] ook schadevergoeding betalen, gelijk aan het bedrag aan huur over de periode van 14 november 2016 tot 1 maart 2017. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
Vast staat dat op 3 oktober 2016 door de politie in de woning een hennepkwekerij is aangetroffen, met 560 hennepplanten, en dat de burgemeester van Haarlem om die reden bij besluiten van 3 en 7 oktober 2016 op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning heeft gesloten tot 1 maart 2017.
5.5.
[gedaagde] heeft, kennelijk met het oog op een nog lopende strafrechtelijke procedure, in de conclusie van antwoord opgemerkt dat hij zich niet wil uitlaten over zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Op de zitting heeft [gedaagde] dit herhaald, ook nadat hij erop is gewezen dat aan die opstelling gevolgen kunnen worden verbonden. Gelet daarop neemt de kantonrechter in deze procedure als vaststaand aan dat [gedaagde] betrokken is geweest bij de hennepkwekerij, nu hij de stellingen daarover van Ymere onvoldoende heeft betwist.
5.6.
Omdat in de woning een hennepkwekerij is ingericht en geëxploiteerd, heeft [gedaagde] zijn verplichtingen als goed huurder in de zin van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en artikel 6 lid 15 AHW geschonden. Ymere stelt terecht dat de schending van die verplichtingen een tekortkoming van [gedaagde] oplevert in de nakoming van de huurovereenkomst en dat uit artikel 6 lid 17 AHW volgt dat [gedaagde] gehouden is om de schade die daaruit voortvloeit te vergoeden. De verplichting tot schadevergoeding volgt ook uit artikel 6:74 BW.
5.7.
Ymere kan worden gevolgd in haar standpunt dat de schade bestaat uit gemiste huur over de periode van 14 november 2016 tot 1 maart 2017. Immers, de woning is door de burgemeester van Haarlem gesloten over die periode, als gevolg van het feit dat in de woning een hennepkwekerij is ingericht en geëxploiteerd. Zoals hiervoor al is overwogen, moet ervan worden uitgegaan dat [gedaagde] bij die hennepkwekerij betrokken was en heeft hij dus ook de sluiting van de woning door de burgemeester veroorzaakt. Gelet daarop dient de schade als gevolg van de sluiting van de woning aan [gedaagde] te worden toegerekend, omdat die sluiting te wijten is aan zijn schuld en voor zijn rekening komt.
5.8.
Naar de kantonrechter begrijpt, doet [gedaagde] een beroep op eigen schuld van Ymere als bedoeld in artikel 6:101 BW, omdat Ymere bezwaar had moeten maken tegen het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning, waarmee zij haar schade had kunnen beperken. De kantonrechter deelt dat standpunt niet. De besluiten van de burgemeester zijn mede aan [gedaagde] gericht, zodat hij in ieder geval (ook) zelf bezwaar had kunnen instellen. De stelling van [gedaagde] dat hij geen belanghebbende was en daarom geen bezwaar kon maken, is onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Die stelling is ook niet te volgen, omdat [gedaagde] er rekening mee kon en moest houden dat Ymere schadevergoeding zou vorderen, zoals hier aan de orde, zodat hij in ieder geval belang had bij het bekorten van de termijn van sluiting van de woning. Overigens is door [gedaagde] niet nader uitgelegd en toegelicht dat Ymere, indien zij bezwaar had gemaakt, had kunnen bewerkstellingen dat de sluiting van woning bekort had kunnen worden. Gelet op de door de burgemeester in de besluiten van 3 en 7 oktober 2016 genoemde duidelijke beleidskaders valt ook niet in te zien dat het bezwaar van Ymere enige kans van slagen zou hebben gehad.
5.9.
[gedaagde] zal dus ook worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, gelijk aan het bedrag aan huur over de periode van 14 november 2016 tot 1 maart 2017.
5.10.
Wat betreft de gevorderde boete van € 5.000,00 wordt het volgende overwogen.
5.11.
In de door Ymere overgelegde schriftelijke huurovereenkomst wordt bepaald dat de AHW en de Tarievenlijst daarop van toepassing zijn, alsmede dat de AHW en de Tarievenlijst deel uitmaken van de overeenkomst en aan de huurder ter hand zijn gesteld. De schriftelijke huurovereenkomst is ondertekend door [gedaagde] . Gelet daarop levert de huurovereenkomst op grond van artikel 157 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dwingend bewijs op dat de Tarievenlijst aan [gedaagde] ter hand is gesteld. De enkele ontkenning van [gedaagde] dat de Tarievenlijst ter hand is gesteld, legt daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal en is ook onvoldoende reden om [gedaagde] toe te laten tot het leveren van tegenbewijs. [gedaagde] heeft zijn standpunt in dit kader ook onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd, en geen voldoende concreet bewijsaanbod gedaan. Voor zover [gedaagde] nog heeft opgemerkt dat uit de schriftelijke huurovereenkomst niet duidelijk blijkt dat hij op de betreffende pagina een paraaf heeft geplaatst bij de tekst dat de Tarievenlijst ter hand is gesteld, overweegt de kantonrechter dat dit niet van belang is, omdat [gedaagde] op diezelfde pagina wel zijn handtekening heeft gezet.
5.12.
Dat in de schriftelijke huurovereenkomst wordt verwezen naar de ‘Tarievenlijst januari 2013’, terwijl door Ymere een ‘Tarievenlijst december 2011’ is overgelegd, is geen reden om te oordelen dat de Tarievenlijst niet zou gelden of niet van toepassing zou zijn. Niet ter discussie staat immers dat zowel de Tarievenlijst van 2011 als die van 2013 voor een geval als hier aan de orde, te weten de boete voor het houden van een hennepplantage, een boetebedrag kent van € 5.000,00.
5.13.
Volgens artikel 6.15 AHW is het een huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te (doen) kweken en is hij bij overtreding van dit verbod een boete verschuldigd zoals vermeld in de Tarievenlijst. Blijkens de door Ymere overgelegde Tarievenlijst is de boete
€ 5.000,00.
5.14.
Zoals hiervoor is overwogen, neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat [gedaagde] betrokken was bij de hennepkwekerij, zodat hij in beginsel ook de boete van € 5.000,00 verschuldigd is.
5.15.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de boete van € 5.000,00 niet in verhouding staat tot de door Ymere te verwachten schade. Daarover overweegt de kantonrechter het volgende.
5.16.
De huurovereenkomst tussen Ymere en [gedaagde] moet worden aangemerkt als een consumentenovereenkomst als bedoeld in de EU-Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Ymere is immers een rechtspersoon die handelt in het kader van haar privaatrechtelijke bedrijfs- of beroepsactiviteit en [gedaagde] is een natuurlijk persoon, waarvan niet is gebleken dat hij bij het
aangaan van de huurovereenkomst bedrijfs- of beroepsmatig heeft gehandeld.
5.17.
Ymere baseert haar vordering ten aanzien van de boete op artikel 6 lid 15 AHW en de bijbehorende Tarievenlijst. Dat artikel is een beding in algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de richtlijn, omdat het zich leent voor herhaalde toepassing en daarover niet afzonderlijk is onderhandeld.
5.18.
De kantonrechter is verplicht om ook ambtshalve na te gaan of een beding in algemene voorwaarden oneerlijk is in de zin van artikel 6:233 BW en de richtlijn, en hij moet dat beding vernietigen indien hij vaststelt dat het beding oneerlijk is. Dit is ook het geval als de consument dat niet of niet met zoveel woorden heeft aangevoerd (zie: Hoge Raad, 13 september 2013, ECLI:NL:HR: 2013:691).
5.19.
Het voorgaande brengt mee dat moet worden beoordeeld of artikel 6 lid 15 AHW, in verbinding met de Tarievenlijst, op grond waarvan [gedaagde] een boete verschuldigd is van
€ 5.000,00, een oneerlijk beding is als bedoeld in artikel 6:233 BW en de richtlijn.
5.20.
Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
5.21.
Daarnaast volgt uit artikel 6:233, aanhef en onder a, BW dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.
5.22.
In het licht van artikel 6:233, aanhef en onder a, BW en de richtlijn, zal de kantonrechter bij de beantwoording van de vraag of het boetebeding van artikel 6 lid 15 AHW oneerlijk is, als maatstaf hanteren of de boete in een redelijke verhouding staat tot de voor Ymere te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld, en of de boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Ymere dat met nakoming van de verplichting is gediend. Verder moet de gedraging waarop de boete is gesteld een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming opleveren om een boete te kunnen rechtvaardigen.
5.23.
Het houden van een hennepplantage in de woning levert zonder meer een ernstige tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst, die een boete rechtvaardigt.
5.24.
Ymere heeft onder verwijzing naar een door haar overgelegde uitspraak van deze rechtbank gesteld dat geen sprake is van een oneerlijk beding. Blijkens die uitspraak heeft Ymere in dat kader toegelicht dat artikel 6 lid 15 AHW geen oneerlijk beding is, omdat zij met de boete haar ‘
zero tolerance’-beleid ten aanzien van hennepkwekerijen in woningen kracht wil bijzetten, omdat de hoogte van de boete moet worden afgezet tegen de aanzienlijke omzetten die uit hennepteelt verkregen kunnen worden, en omdat door hennepteelt aanzienlijke schade wordt toegebracht aan woningen, aan de leefbaarheid van de buurt en aan de woonomgeving. De kantonrechter is gelet op die toelichting van oordeel dat de boete van € 5.000,00 van artikel 6 lid 15 AHW in een redelijke verhouding staat tot de voor Ymere te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld en dat die boete als ‘prikkel tot nakoming’ ook in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Ymere dat met nakoming van de verplichting is gediend. Daarbij neemt de kantonrechter met name in aanmerking dat de boete vooral tot doel heeft te voorkomen dat huurders het verbod op hennepteelt in de woning overtreden, en dat gelet op de met hennepteelt te behalen inkomsten de boete in dat kader fors mag en moet zijn om dat doel te kunnen bereiken. De boete van artikel 6 lid 15 AHW is daarom niet aan te merken als een oneerlijk beding. De vordering van Ymere zal dus worden toegewezen, evenals de daarover gevorderde wettelijke rente.
5.25.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van Ymere zal toewijzen.
5.26.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij overwegend ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen ingaande de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Ymere van een bedrag van € 886,14 aan huur per maand over de periode van 1 september 2016 tot 14 november 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de eerste dag van de maand waarop de betaling betrekking heeft, indien de betaling niet uiterlijk op die dag door Ymere is ontvangen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] ten titel van schadevergoeding tot betaling aan Ymere van een bedrag van € 886,14 aan huur per maand over de periode van 14 november 2016 tot 1 maart 2017;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Ymere binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis van een bedrag van € 5.000,00 aan boete, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Ymere tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 98,51
griffierecht € 117,00
salaris gemachtigde € 500,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten ingaande de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
verklaart de veroordeling onder 6.1, 6.2, 6.3 en 6.4 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter