Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.PROCESVERLOOP
2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Kennelijk heeft verzoeker het oog op de beslissing welke door de rechter op 26 juni is genomen op het wrakingsverzoek dat door verzoeker in de hoofdzaak met het hierboven genoemde zaaknummer is ingediend bij brief, gedateerd op 25 juni j.l.
Onder verwijzing naar paragraaf 4.4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, in samenhang met de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt,
stelt de wrakingskamer voorop dat een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van de procedure mits vóór de einduitspraak.
Hieraan doet niet af dat verzoeker de wens heeft om zijn eerdere verzoek te hervatten. Immers, dit voorgenomen verzoek is feitelijk niet aanhangig en
indiening ligt ook niet voor de hand, aangezien zowel in bovengenoemde beslissing – door toepassing van de misbruikclausule – als in de wet (artikel 37 lid 4 Rv) is bepaald dat een zodanig volgend verzoek niet in behandeling zal worden genomen.
Verzoeker heeft betoogd dat de beslissing van de rechter nietig zou zijn op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 RO.
Die bepaling ziet niet op behandeling van de zaak maar op de uitspraak.
Nu is het bij wrakingsuitspraken zo dat deze niet slechts geacht moeten worden te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting, zoals blijkt uit de bestreden beslissing van 26 juni j.l., maar dat deze ingevolge vast beleid ook alle gepubliceerd worden op rechtspraak.nl. Dat zal ook met meergenoemde beslissing gebeuren.