ECLI:NL:RBNHO:2017:6453

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
C/15/259423 / FA RK 17-3009
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om het derde verzoek van de man om wijziging van voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man heeft zijn verzoek ingetrokken omdat zijn nieuwe advocaat niet ter zitting kon verschijnen, terwijl hij zelf ook had kunnen komen. De vrouw heeft een zelfstandig verzoek ingediend om de man in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank heeft de man in de kosten veroordeeld, omdat hij zijn verzoek onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en de gevolgen voor de vrouw niet heeft meegewogen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de man te veroordelen tot het verlaten van de echtelijke woning afgewezen, omdat hier geen wettelijke grondslag voor was. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 904 aan salaris voor de advocaat van de vrouw. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
wijziging voorlopige voorzieningen
zaak-/rekestnr.: C/15/259423 / FA RK 17-3009
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 28 juli 2017
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Loonstein, kantoorhoudende te Amsterdam,
-- tegen --
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.T. Pardaan, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man ingekomen op 23 mei 2017;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw ingekomen op 10 juli 2017;
- de brief van de advocaat van de man van 10 juli 2017;
- de brief, met bijlagen, tevens zelfstandig verzoek, van de advocaat van de vrouw van 10 juli 2017;
- het F-formulier van de advocaat van de man van 12 juli 2017;
- een emailbericht van de advocaat van de man van 12 juli 2017;
- een emailbericht van de advocaat van de vrouw van 12 juli 2017;
- de brief van de advocaat van de man van 13 juli 2017.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juli 2017 in aanwezigheid van de vrouw, bijgestaan door mr. F.T. Pardaan.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 24 februari 2017 heeft de rechtbank (voor zover hier van belang en samengevat) bepaald dat de man tot uiterlijk 1 juni 2017 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres] en dat de vrouw vanaf 1 juni 2017 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van deze woning.
2.2
De man heeft op 23 mei 2017 een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de beschikking van 27 februari 2017 en de rechtbank verzocht om bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van de echtscheidingsprocedure te bepalen dat de man ook vanaf
1 juni 2017 bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning.
2.3
De griffier heeft partijen en hun advocaten op 24 mei 2017 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzoek op 13 juli 2017.
2.4
De vrouw heeft op 10 juli 2017 een verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken, ingediend. Zij heeft daarin verzocht om te bepalen dat de man binnen drie dagen na betekening van de beschikking van 17 februari 2017 de echtelijke woning dient te verlaten met machtiging de woning te laten ontruimen, zo nodig met inschakeling van de sterke arm.
De vrouw heeft voorts verzocht om de man in de proceskosten te veroordelen.
2.5
Op 10 juli 2017 heeft mr. T.P. Schut de rechtbank bericht dat hij zich als advocaat van de man onttrekt. Diezelfde dag heeft mr. H. Loonstein zich als advocaat voor de man gesteld. Voorts heeft hij de rechtbank bericht dat hij zelf op 13 juli 2017 verhinderd is en verzocht een nieuw tijdstip voor de mondelinge behandeling te bepalen.
2.6
De advocaat van de vrouw heeft op 10 juli 2017 tegen uitstel van de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt en verzocht dit af te wijzen. Hij heeft aangevoerd dat de vrouw een groot belang heeft bij doorgang van de zitting en dat de handelwijze van de man voor haar (financieel) erg belastend is. De vrouw heeft haar, in het verweerschrift al opgenomen, (algemene) verzoek om de man in de kosten van het geding te veroordelen geconcretiseerd. Zij wijst erop dat dit reeds het derde verzoek om voorlopige voorzieningen is en de man met een toevoeging procedeert maar zijzelf niet.
2.7
De rechtbank heeft de advocaten van partijen op 11 juli 2017 bericht dat het verzoek van de advocaat van de man om aanhouding van de mondelinge behandeling wordt afgewezen.
2.8
In reactie op de afwijzing van het aanhoudingsverzoek heeft de advocaat van de man de rechtbank op 12 juli 2017 bericht dat de man geen andere mogelijkheid ziet dan zijn verzoek in te trekken, tenzij zijn uitstelverzoek alsnog wordt ingewilligd. De advocaat van de vrouw heeft de rechtbank op 12 juli 2017 per mail erop gewezen dat de vrouw zelfstandige verzoeken heeft ingediend. De advocaat benadrukt dat die verzoeken niet zijn ingetrokken en dat hij, behoudens tegenbericht, ervan uitgaat dat de zitting van 13 juli 2017 doorgaat.
2.9
Op 13 juli 2017, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, heeft de rechtbank telefonisch contact gehad met het kantoor van de advocaat van de man en medegedeeld dat de behandeling van de zelfstandige verzoeken van de vrouw ter zitting doorgaat. Tijdens dit gesprek werd duidelijk dat de advocaat van de man ervan was uitgegaan dat de zaak, na de intrekking van het verzoek van de man, was afgedaan en de zitting dus niet doorging. Dit standpunt van de man is later die dag schriftelijk bevestigd. De man noch zijn advocaat is ter zitting verschenen.

3.Beoordeling

3.1
De rechtbank zal thans beslissen over de zelfstandige verzoeken van de vrouw, opgenomen in het verweerschrift van 10 juli 2017 en aangevuld bij brief van diezelfde datum.
3.2
Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de man binnen drie dagen na betekening van de beschikking van 17 februari 2017 de echtelijke woning dient te verlaten zal de rechtbank afwijzen bij gebrek aan wettelijke grondslag. Artikel 822, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevat immers een limitatieve opsomming van de voorlopige voorzieningen die de rechter voor de duur van het scheidingsgeding kan treffen. De door de vrouw verzochte voorziening behoort hier niet toe.
3.3
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw om de man in de proceskosten te veroordelen overweegt de rechtbank het volgende.
In zaken als de onderhavige is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. In het onderhavige geval zijn er naar het oordeel van de rechtbank evenwel gronden om van dit uitgangspunt af te wijken. Het betreft hier het derde verzoek om (wijziging) voorlopige voorzieningen. De man heeft wederom zijn standpunten slechts zeer summier – vrijwel zonder recente onderliggende bewijsstukken - onderbouwd. Enkele dagen voor de geplande zitting heeft hij zich tot een andere advocaat gewend. De man heeft zijn verzoek ingetrokken omdat zijn nieuwe advocaat niet ter zitting kon verschijnen, terwijl hij ook zelf, voorzien van advies of een geschreven stuk van zijn advocaat, had kunnen komen. De rechtbank concludeert hieruit dat de man de onderhavige rechtszaak onvoldoende zorgvuldig heeft doordacht en voorbereid en de consequenties van het indienen en vervolgens weer intrekken van zijn verzoek voor de vrouw onvoldoende heeft meegewogen. Als gevolg van het verzoek van de man heeft de vrouw zich opnieuw tot een advocaat moeten wenden en opnieuw kosten moeten maken. De rechtbank zal de man op grond van artikel 237 Rv in de kosten veroordelen.
3.4
Volgens artikel 239 Rv kunnen van de kosten van de wederpartij slechts de salarissen en verschotten van de advocaat van die wederpartij ten laste van de in het ongelijk gestelde partij worden gebracht. De rechtbank zal voor het bepalen van het salaris van de advocaat aansluiting zoeken bij het liquidatietarief, op basis waarvan 1 punt is toegekend voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling ter zitting. Uitgaande van tarief II, waarbij ieder punt wordt gewaardeerd op € 452, komt het salaris voor de advocaat op € 904.
3.5
Voorts dient de man de verschotten aan de zijde van de vrouw te voldoen. Navraag bij de griffie heeft uitgewezen dat de vrouw voor deze procedure geen griffierechten (meer) verschuldigd is. Het bedrag van € 287 dat ten onrechte hiervoor in rekening was gebracht, zal worden teruggestort.
3.6
Voor zover het verzoek van de vrouw ertoe strekt dat de volledige advocaatkosten worden vergoed, zal het worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1
veroordeelt de man in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op € 904 aan salaris advocaat.
4.2
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4.3
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Kroon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2017.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.