ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4345
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en betalingsachterstand: recht op huurtoeslag ondanks niet volledige huurbetaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil over huurtoeslag. Eiser, die een woning huurt van Woningcorporatie [B], had huurtoeslag aangevraagd voor de jaren 2014 en 2015. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de huurtoeslag stopgezet, omdat eiser niet volledig aan zijn huurverplichtingen voldeed. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser weliswaar een betalingsachterstand had, maar dat dit niet automatisch betekent dat hij geen recht heeft op huurtoeslag. De rechtbank oordeelde dat eiser betalingen had gedaan en een betalingsregeling had getroffen met zijn verhuurder. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst niet mocht stellen dat eiser geen recht had op huurtoeslag enkel vanwege de betalingsachterstand. De rechtbank heeft de beslissing van de Belastingdienst vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit op bezwaar moet worden genomen. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/4345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2017 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Baadoudi),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 11 juli 2016 heeft verweerder de huurtoeslag voor de jaren 2014 en 2015 stopgezet.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 22 augustus 2016 (hierna: bestreden beslissing I) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft eiser beroep ingesteld.
Bij herziene beslissing op bezwaar van 25 januari 2017 (hierna: bestreden beslissing II) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard met betrekking tot de maanden november en december 2014 en november en december 2015. Voor de overige maanden van de jaren 2014 en 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2017 te Haarlem.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Koullali.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser huurt met ingang van 1 juni 2004 een woning aan De [A] bij (thans) Woningcorporatie [B] . Hij heeft daarvoor op 7 januari 2015 huurtoeslag aangevraagd. Bij beslissingen van 6 februari 2015 en 21 februari 2015 heeft verweerder voor de jaren 2014 en 2015 een voorschot huurtoeslag toegekend aan eiser ter hoogte van € 1.334 respectievelijk € 1.302. Bij beslissing van 1 april 2015 heeft verweerder de huurtoeslag voor de jaren 2014 en 2015 stopgezet. Bij beslissingen van 1 mei 2015 en 21 mei 2015 heeft verweerder voor de jaren 2014 en 2015 het voorschot huurtoeslag op nihil gesteld.
2. Bij beslissing van 11 juli 2016 heeft verweerder de aanvraag huurtoeslag voor de jaren 2014 en 2015 op grond van door eiser overgelegde gegevens opnieuw beoordeeld.
3. Eiser heeft een betalingsachterstand ter zake van de verschuldigde huurpenningen. Hiervoor heeft hij een betalingsregeling getroffen met het deurwaarderskantoor [C] .

Geschil4.In geschil is of verweerder het voorschot huurtoeslag voor de jaren 2014 en 2015 ten aanzien van de maanden januari tot en met oktober op nihil heeft kunnen stellen wegens eisers betalingsachterstand.

5. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij maandelijks aflost op de huurschuld over de jaren 2014 en 2015. Eiser meent dan ook dat de verschuldigde huurprijs wordt voldaan.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beslissing op bezwaar en toekenning van een voorschot huurtoeslag over de gehele jaren 2014 en 2015. Voorts verzoekt eiser verweerder te veroordelen in de kosten die zijn gemaakt in de bezwaarprocedure en de beroepsprocedure.
6. Verweerder neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Omdat niet duidelijk is hoeveel per maand wordt afgelost en hoe aflossingsbedragen zijn te ‘linken’ aan de diverse maanden over de jaren 2014 en 2015 staat niet vast dat sprake is van daadwerkelijk gemaakte, actuele huurkosten. Gelet hierop heeft eiser over de desbetreffende maanden in 2014 en 2015 geen recht op voorschot huurtoeslag, aldus verweerder.
7. Voor de volledige weergave van de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan, verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
8. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van eiser tegen bestreden beslissing I mede betrekking op bestreden beslissing II.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep tegen bestreden beslissing I omdat bestreden beslissing II in de plaats in getreden van bestreden beslissing I. Het beroep voor zover gericht tegen bestreden beslissing I zal daarom wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
10. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, van de Wet op de huurtoeslag wordt verstaan onder huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning. In dat artikel onder e, wordt verstaan onder huurtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoel in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) in de kosten van het huren van een woning.
11. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Awir wordt verstaan onder tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling.
12. Niet in geschil is dat eiser de verschuldigde huurprijs niet volledig ten tijde van of uiterlijk kort na het verstrijken van de periode waar de betalingsverplichting betrekking op heeft, heeft voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dat in dit geval evenwel niet dat eiser reeds daarom geen aanspraak kan maken op huurtoeslag. Van belang hierbij is dat niet in geschil is dat eiser in 2014 en 2015 betalingen heeft gedaan aan [B] ter voldoening van de door hem verschuldigde huurprijs en dat hij, voor zover hij de verschuldigde huurprijs als gevolg van financiële problemen niet onmiddellijk heeft kunnen voldoen, een betalingsregeling heeft getroffen. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat [B] een professionele verhuurder is waar eiser geen persoonlijke relatie mee heeft en hij de door hem gehuurde woning nog steeds bewoont, bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat [B] niet zal aandringen op volledige betaling van de verschuldigde huurprijs door eiser. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat eiser de in 2014 en 2015 verschuldigde huurprijs, voor zover hij die nog niet heeft betaald, niet meer verschuldigd is en dat het door hem te ontvangen voorschot huurtoeslag voor 2014 en 2015 niet juist wordt besteed. Gelet hierop heeft verweerder zich niet op het standpunt mogen stellen dat reeds omdat eiser de door hem verschuldigde huurprijs niet tijdig en volledig heeft voldaan, hij geen recht heeft op (voorschot) huurtoeslag. De slotsom is dat bob II niet berust op een deugdelijke motivering. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen. (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 februari 2017, nummer 201603610/1/A2, ECLI:NL:RVS:2017:412)
Proceskosten
13. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1). Eiser heeft geen recht op vergoeding van de kosten in bezwaar omdat hij daarom niet heeft gevraagd in de bezwaarprocedure.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- het beroep voor zover gericht tegen bestreden beslissing I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden beslissing II gegrond;
- vernietigt bestreden beslissing II;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op eisers bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 990;
- gelast verweerder het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.