ECLI:NL:RBNHO:2017:7021

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
C/15/261275 / KG ZA 17-519
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de toegang tot het stadhuis voor gemeenteraadslid wegens intimiderend gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een gemeenteraadslid, aangeduid als [eiser], en de gemeente Purmerend. Het gemeenteraadslid vorderde de onmiddellijke opheffing van een door de gemeente opgelegd toegangsverbod tot bepaalde delen van het stadhuis, dat was ingesteld vanwege herhaaldelijke klachten van ambtenaren over zijn intimiderende gedrag. De gemeente had besloten om de toegang te beperken na meerdere waarschuwingen aan [eiser] over zijn gedrag, dat door ambtenaren als onacceptabel en intimiderend werd ervaren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente voldoende redenen had om het toegangsverbod op te leggen, gezien de aanhoudende klachten en de eerdere gesprekken met [eiser]. De rechter concludeerde dat het besluit van de gemeente om de toegang te beperken niet disproportioneel was en dat [eiser] nog steeds in staat was zijn taken als gemeenteraadslid uit te voeren, zij het met enige beperkingen. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/261275 / KG ZA 17-519
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.J.L. van Beijsterveldt te Zaandam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE PURMEREND,
zetelend te Purmerend,
gedaagde,
advocaat mr. J.W.M. Hagelaars te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is lid van de eenmansfractie Lijst [eiser] in de gemeenteraad van [woonplaats].
2.2.
Op 5 juni 2015 heeft [eiser] als volgt aan raadsgriffier [A.] (hierna: [A.]) geschreven:
"[…]
Elk gesprek kost mij minimaal € 2. Voor dat geld loopt het betrokken raadslid liever even naar iemand toe. Dat wordt door de organisatie als vervelend ervaren. Je hebt mij verzocht dit minder dan wel niet meer te doen? Ik heb toegezegd dat minder te doen.
[…]"
2.3.
In november 2015 heeft burgemeester [B.] (hierna: de burgemeester) [eiser] uitgenodigd voor een gesprek naar aanleiding van klachten van ambtenaren over de wijze van bejegening door [eiser]. In reactie op deze uitnodiging heeft [eiser] op 12 november 2015 als volgt geschreven:
"[…]
Ik laat mij niet aanspreken op klachten van medewerkers.
[…]"
2.4.
Onder voorzitterschap van de burgemeester heeft op 13 november 2015 een bijeenkomst van het raadspresidium plaatsgevonden. Van deze bijeenkomst is een besluitenlijst opgesteld, waarin het volgende staat:
"[…]
4. Personele zaken raad en griffie
- de heer [B.] geeft een toelichting op kwesties die spelen rond het raadslid [eiser]. Het gaat hierbij om diverse klachten van medewerkers uit de organisatie over de wijze waarop de medewerkers bejegend zijn en worden door de heer [eiser]. Die klachten komen vanuit diverse onderdelen in de organisatie. De heer [B.] zegt dat de heer [eiser] naar aanleiding hiervan door hem zal worden uitgenodigd voor een gesprek met hem en mevrouw [A.]. Hem zal worden medegedeeld dat hij bij herhaling van voorvallen behoudens de leeskamer, de griffie en de publieke ruimten, niet meer wordt toegelaten tot bepaalde delen van het gebouw. […] Het presidium stemt in met de voorgestelde acties. Mocht de heer [eiser] niet ingaan op de uitnodiging voor een gesprek, dan wordt de aangekondigde brief verstuurd zonder een gesprek vooraf.
[…]"
2.5.
De burgemeester heeft op 18 november 2015 als volgt aan [eiser] geschreven:
"[…]
Het onderstaande, betreffende klachten van medewerkers van de ambtelijke organisatie, had ik in een gesprek met u willen bespreken. Omdat u hebt aangegeven mijn uitnodiging daartoe niet te accepteren, leg ik het schriftelijk aan u voor.
Bij herhaling heb ik klachten (mondeling en schriftelijk) van medewerkers van de ambtelijke organisatie gekregen over uw bejegening van hen. Zij voelen zich door u onheus en weinig respectvol bejegend, waarbij u zich geregeld bedient van imponerend woordgebruik. U vertoont in die situaties regelmatig extreem en onvoorspelbaar gedrag, waardoor de voorvallen onbegrijpelijke proporties aannemen en als buitengewoon onaangenaam worden ervaren. Dat geldt evenzeer voor het onuitgenodigd binnengaan van werkkamers wat als onprettig en een inbreuk op het werk wordt beleefd. Voor het college is deze bejegening van ambtenaren niet acceptabel. […]
Deze brief kunt u als een waarschuwingsbrief beschouwen, die ik mede namens het college en gehoord het presidium stuur. Mocht zich een herhaling van dergelijke voorvallen voordoen dan zal dat gevolgen hebben in de vorm van beperking van de toegang tot bepaalde delen van het gebouw.
[…]"
2.6.
Op 7 december 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de burgemeester en [eiser], in aanwezigheid van [A.]. Van dat gesprek is een beknopt verslag gemaakt, waarin het volgende staat:
"[…]
[B.] geeft aan dat de medewerkers in de ambtelijke organisatie moeite hebben met [eiser]. Zij voelen zich geïntimideerd door zijn houding en gedrag.
Afgesproken wordt dat [eiser] voortaan zijn informatie uit de organisatie door tussenkomst van de griffie krijgt.
[…]"
2.7.
Op 29 december 2016 heeft een werknemer van de gemeente als volgt aan [A.] geschreven:
"[…]
Woensdag 28 december 2016 heeft meneer [eiser] wederom een niet prettig gesprek gevoerd met een collega. [onleesbaar gemaakt] heeft een feitelijk verslag gemaakt. Het ging echter juist ook om de toon en de manier van praten door de heer [eiser] 
En hij legde dus allerlei zaken bij haar neer waar zij echt niets mee kan.
En dit speelde zich af op het Gemeenteplein waar klanten kon "meegenieten" van het gesprek.
[…]"
2.8.
[eiser] heeft op 9 januari 2017 een open brief aan de burgemeester op zijn website gepubliceerd, waarin het volgende staat:
"[…]
In 2014 heeft u zich al eens
'laten sturen'door een aantal anonieme en onbetrouwbare ambtenaren als
'instrument'in te zetten om met ongefundeerde en onbewezen kritiek (leugens) mij bepaalde sancties op te leggen. En verleden week probeert u dit weer. Daarbij maakt u tevens gebruik van uw griffier die blijkbaar op
'KGB-wijze'mijn doen en laten op het stadhuis nagaat en zich daar door individuele
'ambtenaren'over laat informeren en rapporteren. […]
Uw reactie hierop is enerzijds dat u de problemen in uw organisatie onder het tapijt schoffelt met de woorden
'enige turbulentie'en anderzijds een persoonlijke hetze tegen mij voert om mij daadwerkelijk als persoon te beschadigen, door uw ambtenaren
'schofterige'praatjes over mij te laten verspreiden.
Zo vertellen uw ambtenaren in de contacten met individuele burgers dat
'zij zich niet voor het karretje van de LVD moeten laten spannen?'En dat
'de toekomstige verhoudingen met de gemeente daarmee wel eens onder druk zouden komen te staan'?De naam van de betrokken ambtenaar is mij bekend maar met uw persoonlijke bescherming van dergelijk gedrag legitimeert u blijkbaar deze
'corrupte'cultuur.
[…]"
2.9.
De burgemeester heeft op 24 april 2017 als volgt aan [eiser] geschreven:
"[…]
Op woensdag 29 maart hebt u zich bij mijn secretaresse gemeld met het verzoek om vanuit het college een signaal in de organisatie af te geven m.b.t. de integriteit van ambtenaren. De griffier heeft daarop met u gesproken om verduidelijking over uw verzoek te krijgen.
Nu mij duidelijk is wat uw verzoek inhoudt, kan ik u zeggen dat het vanzelfsprekend is dat ambtenaren zich niet tegenover derden over raadsleden uitlaten; de gedragscode ziet daar ook op toe. Net zomin als raadsleden zich in het openbaar over ambtenaren horen uit te laten.
[…]"
|2.10. In de reactie van [eiser] van 25 april 2017 staat het volgende:
"[…]
Komende week zal ik dan toch persoonlijk (als persoon en als politiek ambtsdrager) aangifte moeten doen van de betrokken ambtenaar. En zal ik mij in het openbaar moeten uitlaten over deze ambtenaar met als reden dat de burgemeester blijkbaar niet in staat is zijn eigen personeel in dit soort gevallen te disciplineren. Ook al 'ziet' de gedragscode daarop toe.
[…]"
2.11.
Namens burgemeester en wethouders is op 2 mei 2017 een e-mailbericht aan [eiser] gestuurd met de volgende inhoud:
"[…]
Zoals ik u in aanwezigheid van de Raadsgriffier heb medegedeeld, heeft het college besloten om u, gelet op de hardnekkigheid waarmee u ten onrechte medewerkers van de gemeente Purmerend in een kwaad daglicht probeert te stellen, de toegang tot het niet-openbare gedeelte van het stadhuis te ontzeggen. Wij hebben dit besluit mede genomen op grond van uw bejegening van medewerkers in de achter ons liggende periode. Hierover zijn meerdere gesprekken met u gevoerd. Wij willen confrontaties tussen u en onze medewerkers voorkomen en bevorderen dat zij in alle vrijheid en rust hun werk kunnen doen.
Uiteraard kunt u van de vergaderruimtes in het vergadercentrum op de begane grond gebruik blijven maken, op de momenten dat dit voor uw functioneren als raadslid noodzakelijk is. Ook uw fractiekamer blijft beschikbaar onder de reeds bekende condities.
Als u medewerkers van de griffie wilt bezoeken, kunt u zich tot de gastheren van de gemeente wenden of rechtstreeks contact opnemen met de griffie.
[…]"
2.12.
Op 3 mei 2017 heeft is op internetplatform The Post Online een artikel verschenen met de kop "Purmerends raadslid schoffeert alsmaar ambtenaren, toegang tot het stadhuis is hem ontzegd."
2.13.
Op 8 mei 2017 heeft [eiser] als volgt aan een gemeenteambtenaar gemaild:
"[…]
Naar aanleiding van een gesprek dat u heeft gehad met de Stichting i.o. Twaanlab op 18 november 2016 heeft u zichzelf de vrijheid gegeven uitspraken te doen over de Lijst [eiser]. Ik ben van mening dat u als ambtenaar in dienst van de gemeente Purmerend zich hierbij niet heeft gehouden aan de door u opgedragen gedragscode. […] Hoewel wordt toegegeven dat uw uitlatingen naar derden over raadsleden onaccepttabel zijn, verzuimt uw werkgever hierin verdere disciplinaire stappen te zetten. […] Binnenkort zal ik dan ook persoonlijk aangifte doen bij het politiekantoor te Purmerend van voornoemde feiten. Ik wil opmerken dat dit mij uitermate spijt. Maar dat dit voornamelijk wordt gevoed door het feit dat uw werkgever zijn verantwoordelijkheid niet wenst te nemen ter bescherming van zijn personeel.
[…]"
2.14.
Bij brief van 9 mei 2017, verzonden 11 mei 2017, hebben burgemeester en wethouders het in het e-mailbericht van 2 mei 2017 aangekondigde besluit aan [eiser] bevestigd.
2.15.
[eiser] heeft op 9 mei 2017 als volgt aan burgemeester en wethouders geschreven:
"[…]
De Lijst [eiser] maakt ernstig bezwaar tegen de motivatie van het college dat gebaseerd is op onjuiste en onrechtmatige aannames. De Lijst [eiser] en de heer [eiser] zijn van mening dat dit 'besluit' voornamelijk is bedoeld om persoonlijk imagoschade toe te brengen. Waarbij u college niet schuwt van het feit om middelen als politieke karaktermoord in te zetten.
De Lijst [eiser] draagt u op om uw onrechtmatige en ongefundeerde sancties met onmiddellijke ingang te stoppen. Voor zover dit niet gebeurt zal de Lijst [eiser] een dwangsom claimen vanaf 1 juni aanstaande van € 1.500 per dag dat uw sancties niet zijn opgeheven.
[…]"
2.16.
De advocaat van [eiser] heeft de gemeente bij brief van 30 juni 2017 gesommeerd het toegangsverbod per direct op te heffen. De gemeente heeft hierop geen reactie gegeven.
2.17.
[eiser] heeft op 4 juli 2017 tevergeefs getracht of zijn toegangspas werkte voor het niet openbare gedeelte van het stadhuis.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat – onmiddellijke opheffing van het toegangsverbod voor bepaalde delen van het stadhuis, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.500,00 per dag of dagdeel, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, dat de gemeente daarmee in gebreke blijft.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat het toegangsverbod hem belemmert in de uitvoering van zijn taak als gemeenteraadslid. Het toegangsverbod maakt inbreuk op zijn vrijheid van meningsuiting. Volgens [eiser] is het instellen van het toegangsverbod strijdig met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheids-, evenredigheids-, en motiveringsbeginsel. Het besluit leidt voor [eiser] tot imagoschade, en ten gevolge van de beperkte toegang kan [eiser] zijn verkiezingsbelofte om het ambtelijk apparaat te controleren en transparanter te maken, niet nakomen.
3.3.
De gemeente weerspreekt dat raadsleden van de gemeente Purmerend het onbegrensde recht op toegang tot het stadhuis hebben. Ingevolge artikel 1.1 van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Purmerend 2014 is een lid van de gemeenteraad slechts bevoegd zich rechtstreeks tot een ambtenaar te wenden met een verzoek om geringe informatie dan wel een verzoek tot inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn. [eiser] is het enige gemeenteraadslid dat deze begrenzing miskent. De onbeperkte toegang die gemeenteraadsleden tot het stadhuis hebben is niet bedoeld om zonder afspraak bij leden van het college binnen te lopen, of het verhaalhalen aan het bureau van een ambtenaar, zoals [eiser] regelmatig doet. Ambtenaren ervaren dit als storend. Zij ervaren de wijze waarop [eiser] ambtenaren aanspreekt als intimiderend. Omdat [eiser] zich ondanks herhaalde mondelinge en schriftelijke waarschuwingen niet verbetert, hebben burgemeester en wethouders als verantwoordelijke voor de ambtelijke organisatie besloten tot het beperken van de toegang voor [eiser] tot het stadhuis. De gemeente benadrukt dat [eiser] zijn rechten als gemeenteraadslid gewoon kan blijven uitoefenen. Van een onrechtmatig handelen jegens [eiser], schending van diens recht op vrije meningsuiting en of van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is daarom geen sprake.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde voorlopige voorziening is slechts toewijsbaar indien de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen. Bij de beoordeling van onderhavige zaak zal de voorzieningenrechter eveneens acht slaan op de geanonimiseerde stukken die van de kant van de gemeente in het geding zijn gebracht. Het anonimiseren van de stukken is niet een dusdanig onacceptabele belemmering dat [eiser] zich niet tegen de inhoud van deze stukken kan verweren.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de verwachting gerechtvaardigd dat bij een eventuele bodemprocedure de beperking van de toegang tot het openbare gedeelte van het stadhuis in stand zal worden gelaten. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.3.
Vast staat dat gedurende de periode juni 2015 tot en met december 2016 bij de gemeente regelmatig klachten van gemeenteambtenaren zijn binnengekomen over een intimiderende houding van [eiser]. Raadsgriffier [A.] heeft [eiser] reeds in juni 2015 verzocht rechtstreekse contacten met gemeenteambtenaren te beperken omdat deze dat als vervelend ervaren, zo blijkt uit het e-mailbericht van [eiser] van 5 juni 2015 aan [A.]. Hoewel [eiser] in dit e-mailbericht toezegt zich te verbeteren, heeft de burgemeester [eiser] begin november 2015 uitgenodigd voor een onderhoud omdat nog steeds klachten over de houding van [eiser] waren ontvangen. [eiser] heeft deze uitnodiging aan zich voorbij laten gaan, waarna de burgemeester op 18 november 2015 een officiële waarschuwingsbrief aan [eiser] heeft gestuurd, met het verzoek zijn onrespectvolle bejegening van gemeenteambtenaren te staken.
4.4.
Deze waarschuwing leek aanvankelijk het gewenste effect te sorteren. Tijdens een bespreking op 7 december 2016 heeft de burgemeester [eiser] echter wederom moeten aanspreken op diens als intimiderend ervaren houding en gedrag. Na dit onderhoud heeft [eiser] zijn wijze van bejegening echter niet aangepast. Op 29 december 2016 is nogmaals een klacht ingekomen over de onprettige toon waarop [eiser] op woensdag 28 december 2016 een medewerkster van de gemeente heeft aangesproken over de in zijn ogen gebrekkige communicatie, de inrichting van de gemeentelijke website, en de verwijdering uit het stadhuis van een koffieautomaat. Dat [eiser] zich niet herkent in het beeld dat uit de klachten naar voren komt, kan er niet aan afdoen dat meerdere gemeenteambtenaren de wijze van communiceren van [eiser] kennelijk als intimiderend te ervaren.
4.5.
In de open brief die [eiser] op 19 januari 2017 op zijn website publiceerde zet [eiser] zich eveneens op felle wijze af tegen de gemeenteambtenaren van Purmerend. Dat [eiser] in deze brief geen namen van individuele ambtenaren noemt, kan niet afdoen aan het feit dat de aantijgingen die [eiser] in deze brief jegens de gemeenteambtenaren ronduit dreigend overkomen. Zo beschuldigt [eiser] ‘onbetrouwbare’ gemeenteambtenaren ervan dat zij op 'KGB-wijze' rapporteren aan de raadsgriffier omtrent zijn doen en laten op het stadhuis. Voorts uit [eiser] in deze publicatie de beschuldiging dat de burgemeester gemeenteambtenaren inzet om zich lasterlijk over [eiser] uit te laten, en legitimeert de burgemeester volgens [eiser] blijkbaar een 'corrupte' cultuur.
4.6.
Gezien de aanhoudende klachten over de wijze van communiceren en de publieke beschuldigingen van ambtenaren in de open brief van 9 januari 2017 acht de voorzieningenrechter begrijpelijk dat gemeenteambtenaren zich niet veilig voelen indien [eiser] zich vrijelijk in hun werkruimte kan bewegen, gezien zijn gewoonte om hen ongevraagd over allerlei zaken aan te spreken.
4.7.
Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verschillende gemeentefracties in beginsel over dezelfde voorzieningen moeten kunnen beschikken. Anders dan de overige leden van de gemeenteraad heeft [eiser] evenwel binnen het stadhuis een reputatie opgebouwd van intimiderend ervaren gedrag, waarop hij herhaaldelijk tevergeefs is aangesproken. Daarom acht de voorzieningenrechter het niet disproportioneel dat het college uiteindelijk heeft besloten tot beperking van de toegang tot het stadhuis, nadat [eiser] bij e-mailbericht van 25 april 2017 de burgemeester liet weten zich publiekelijk te zullen uitlaten over een gemeenteambtenaar waartegen in zijn visie onvoldoende disciplinair is opgetreden. Dat [eiser] door de beperkte toegang mogelijk imagoschade lijdt en het besluit zal kunnen leiden tot het afschrikken van potentiële kiezers, kan aan de proportionaliteit van het besluit niet afdoen.
4.8.
De stellingen van [eiser] dat het toegangsverbod hem onaanvaardbaar beperkt in de uitvoering van zijn werkzaamheden als gemeenteraadslid, dat het besluit een poging is van het college van burgemeester en wethouders om hem monddood te maken, en zijn recht op vrije meningsuiting schendt, worden verworpen. [eiser] heeft zonder belemmering toegang tot zijn fractieruimte en vergaderruimtes die voor zijn werkzaamheden als gemeenteraadslid noodzakelijk zijn, en [eiser] kan nog immer medewerkers van de griffie bezoeken, zij het op afspraak. [eiser] heeft onvoldoende gesteld op grond waarvan de omstandigheid dat hij nog slechts op afspraak een griffiemedewerker te spreken kan krijgen een beletsel vormt voor het naar behoren uitvoeren van zijn werkzaamheden als gemeenteraadslid.
4.9.
Het beroep op schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan [eiser] evenmin baten. In de periode dat over de houding van [eiser] klachten zijn geuit, is hij herhaaldelijk op zijn wijze van communiceren aangesproken. Gezien de herhaalde verzoeken zich te verbeteren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit met de benodigde zorgvuldigheid is genomen. Het besluit is afdoende gemotiveerd, en het is te billijken is dat de gemeente de bescherming van haar medewerkers heeft laten prevaleren boven de geringe nadelige gevolgen die [eiser] van het besluit ondervindt.
4.10.
De conclusie is dat de voorziening zal worden geweigerd. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.103,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de voorziening,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.103,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 23 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: