Op 18 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 december 2016 in Noordbeemster werd aangehouden met ongeveer 85,90 gram cocaïne en een geldbedrag van € 5.900,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de rugtas met cocaïne en het geld van iemand had gekregen om naar Amsterdam te brengen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet kon bewijzen dat het geld niet van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim omdat de verdachte geen consultatiebijstand had gehad voorafgaand aan zijn politieverhoor. Dit leidde tot de uitsluiting van zijn verklaring over het witwassen van het geld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen voor een periode van 367 dagen, omdat de verdachte de voorwaarden had overtreden. De rechtbank heeft ook beslist dat het in beslag genomen geldbedrag van € 5.900,00 verbeurd werd verklaard, terwijl een ander bedrag van € 350,00 aan de verdachte werd teruggegeven.