ECLI:NL:RBNHO:2017:7384

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
C/15/253371 / FA RK 17-39
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering geboorteakte en ontkenning vaderschap in het kader van het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot verbetering van de geboorteakte van een minderjarig kind en de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader. De moeder, die in Polen was gehuwd met [naam], verzocht om wijziging van de geboorteakte van haar kind [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats], Polen. De moeder stelde dat [naam] niet de biologische vader was, maar dat [naam2] dat wel was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en [naam] beiden de Poolse nationaliteit bezitten en dat de zaak een internationaal karakter heeft. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de moeder in haar verzoek beoordeeld in het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek tot ontkenning van het vaderschap een ongerechtvaardigde inmenging in het privéleven van het kind vormde, aangezien het belang van het kind niet werd beschermd door deze termijn. De rechtbank heeft de moeder in haar verzoek ontvangen en het verzoek toegewezen, waarbij de geboorteakte van [minderjarige] werd verbeterd en het vaderschap van [naam] werd ontkend. De rechtbank benadrukte dat het belang van het kind voorop staat en dat de juridische situatie in overeenstemming moet zijn met de feitelijke situatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
verbetering geboorteakte kind ex artikel 1:24 BW
ontkenning vaderschap
zaak-/rekestnr.: C/15/253371 / FA RK 17-39
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 6 september 2017
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. Kocabas, kantoorhoudende te Zoetermeer,
tegen
[naam]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland.
hierna mede te noemen: [naam] .
Het minderjarige kind [minderjarige] wordt vertegenwoordigd door [bijzonder curator] , bijzondere curator.
Belanghebbende in het verzoek betreffende de aanvulling aan de geboorteakte is:
de ambtenaar van de Burgerlijke stand van [plaats] (hierna: de ambtenaar);
gevestigd te [plaats] ;

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Den Haag van 7 december 2016, met als bijlage het verzoekschrift met bijlagen van de moeder, ingekomen bij de rechtbank Den Haag op 17 november 2016;
- de beschikking van deze rechtbank van 25 januari 2017, tot benoeming bijzondere curator;
- de brief van 22 februari 2017 van de bijzondere curator, met als bijlage het rapport
van het IJI;
- het F9-formulier van de advocaat van de moeder van 7 maart 2017, met als bijlage een akte van instemming van Grudzień;
- de brief van de ambtenaar van 16 mei 2017;
- het F9-formuliuer, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 26 juli 2017;
- het F9-formulier van de bijzondere curator van 31 juli 2017;
- het F9-formulier van de advocaat van de moeder van 16 augustus 2017.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juni 2017 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. T. Kocabas, en de bijzondere curator.
De man, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.
De ambtenaar heeft bij brief van 16 mei 2017 meegedeeld dat hij de zitting niet zal bijwonen omdat hij geen belanghebbenden is in deze zaak (naar de rechtbank begrijpt betreffende de ontkenning van het vaderschap).
1.3.
De behandeling van deze zaak is vervolgens pro forma aangehouden tot 12 juli 2017 voor het overleggen van de resultaten van het DNA-onderzoek. Op 26 juli 2017 is de rapportage door de advocaat van de moeder aan de rechtbank toegezonden en is verzocht beschikking te wijzen. Na ontvangst van de reactie van de bijzondere curator op voormeld rapport is de datum voor beschikking bepaald.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De moeder en [naam] zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] in Polen gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Den Haag van [datum] .
2.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren de minderjarigen:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Polen (hierna: [minderjarige] );
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (hierna: [minderjarige] ).
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 januari 2017 is [bijzonder curator] , advocaat te Haarlem, tot bijzondere curator over [minderjarige] benoemd.

3.Verzoek

verbetering akte burgerlijke stand
3.1.
De moeder verzoekt wijziging / verbetering van de geboorteakte van [minderjarige] in die zin dat bij de vadergegevens de gegevens van [naam] in de geboorteakte worden opgenomen omdat zij ten tijde van de geboorte van [minderjarige] met [naam] was gehuwd. De moeder voert daartoe aan dat door een misslag van de ambtenaar er geen juridische vader op de geboorteakte van [minderjarige] staat vermeld.
ontkenning vaderschap
3.2.
De moeder verzoekt voorts de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van [minderjarige] toe te wijzen.
3.2
De moeder heeft het verzoek gebaseerd op de stelling dat niet [naam] , maar [naam2] de biologische vader van [minderjarige] is. De moeder heeft een relatie met [naam2] en vormt sinds de geboorte van [minderjarige] samen met [minderjarige] en [naam2] een gezin.
De moeder wenst dat de juridische situatie van [minderjarige] in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
3.3.
De advocaat van de moeder heeft een door [naam] ondertekende verklaring, vergezeld van een vertaling en van een kopie van het paspoort van [naam] overgelegd; waarin [naam] instemt met het verzoek van de moeder inzake ontkenning vaderschap. Voorts verklaart hij dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] , zoon van zijn ex-vrouw, is, omdat zij in 2001 uit elkaar zijn gegaan en sindsdien geen contact meer met elkaar hebben gehad, omdat hij in het buitenland verbleef. Hij wil niet dat de zoon van zijn ex-vrouw zijn naam draagt.

4.Beoordeling

bevoegdheid
4.1.
Door de omstandigheid dat de moeder en [naam] beiden de Poolse nationaliteit bezitten, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevestigend worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de moeder haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
toepasselijk recht
4.2.
Of door geboorte familierechtelijke betrekkingen ontstaan tussen het kind en de echtgenoot van zijn moeder, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in artikel 10:92 BW aangewezen recht. Krachtens lid 1 van voormeld artikel wordt daarvoor aangesloten bij de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en van haar echtgenoot ten tijde van de geboorte van het kind, dat wil zeggen in dit geval het Poolse recht.
4.3.
Op grond van artikel 10: 93 BW wordt de vraag of familierechtelijke betrekkingen als bedoeld in art. 10: 92 BW in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, bepaald door het recht dat op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is, dus ook door Pools recht.
wijziging akte burgerlijke stand
4.4.
Volgens artikel 62, § 1, van het Poolse Familien- und Vormundschaftsgesetzbuch (hierna: FVGB) wordt vermoed dat de echtgenoot van de moeder de vader van het kind is, tenzij in een gerechtelijke uitspraak is vastgesteld dat de echtgenoten gescheiden waren van tafel en bed.
4.5.
Nu uit de overgelegde stukken is komen vast te staan dat de moeder ten tijde van de geboorte van [minderjarige] was gehuwd met [naam] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Polen, en niet gesteld of gebleken is dat er een gerechtelijke uitspraak van scheiding van tafel en bed was, staat vast dat [naam] naar Pools recht de juridische vader is van [minderjarige] .
Omdat de moeder bij haar registratie in Nederland bij de gemeente van haar eerste woonplaats heeft verzuimd mee te delen dat zij in Polen was gehuwd en dat dit huwelijk op dat moment nog niet ontbonden was, is zij als niet gehuwd geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP). Daarom zijn bij de aangifte van de geboorte van [minderjarige] geen vadergegevens op de geboorteakte vermeld en dient de geboorteakte van [minderjarige] te worden aangevuld met de vadergegevens.
ontkenning vaderschap
4.6.
Ingevolge artikel 69, § 1, FVGB kan de moeder het vaderschap van haar echtgenoot aanvechten binnen zes maanden na de geboorte van het kind. Ingevolge artikel 70, § 1, FVGB, kan het kind na het bereiken van de meerderjarigheid een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap indienen, doch op het laatst binnen een termijn van drie jaren na het bereiken van de meerderjarigheid. Voorts kan de officier van justitie een verzoek indienen als dat in het belang van het kind is of het maatschappelijk belang dient; voor het verzoek van de officier van justitie geldt geen termijn. De grondslag voor de ontkenning is dat de juridische vader niet de biologische vader van het kind is.
4.7.
Op 13 juni 2017 is ter zitting is met de moeder, haar advocaat en de bijzondere curator afgesproken dat een DNA-onderzoek zal worden gedaan met DNA van [minderjarige] en van zijn (half)broer [minderjarige] , ten aanzien van wie de moeder zeker weet dat [naam] de vader is.
4.8.
Uit de deskundigenrapportage van [bedrijf] van 19 juli 2017 blijkt dat een DNA-onderzoek is verricht tussen [minderjarige] en [minderjarige] . De conclusie in voormeld deskundigenrapport is dat het Y‑chromosomale onderzoek negatief is en dat daardoor uitgesloten is dat [minderjarige] in de mannelijke lijn verwant is aan [minderjarige] . Gelet op de verklaring van de moeder dat [minderjarige] de zoon van haar en [naam] is, het DNA- onderzoek en de in 3.3 vermelde door [naam] ondertekende verklaring is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat [naam] niet de biologische vader van [minderjarige] is. De vraag is echter of dit tot toewijzing van het verzoek tot ontkenning vaderschap kan leiden.
standpunt advocaat moeder
4.9.
De advocaat van de moeder is van mening dat de moeder haar verzoek weliswaar niet heeft ingediend binnen de door de Poolse wet gestelde termijn, maar dat deze termijn moet wijken voor het gestelde in artikel 8 EVRM. Het is de wens van alle betrokkenen dat de ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap van [minderjarige] gegrond wordt verklaard en dat er tussen [minderjarige] en zijn biologische vader een familierechtelijke band kan worden bevestigd.
Volgens de advocaat is er sprake van een ongerechtvaardigde inmenging in de zin van artikel 8 EVRM door vast te houden aan de wettelijke termijnen zoals gesteld in artikel 69
FVGB en dient de moeder ontvankelijk verklaard te worden in haar verzoek. Indien de rechtbank de moeder niet ontvankelijk verklaart, kan het verzoek worden overgenomen door de door de rechtbank te benoemen bijzondere curator.
De moeder heeft er geen bezwaar tegen wanneer de rechtbank het door de bijzonder curator namens [minderjarige] ingediende subsidiaire verzoek tot ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap toewijst.
standpunt bijzondere curator
4.10.
De bijzondere curator verzoekt
primairde moeder ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. De bijzondere curator is van mening dat de wettelijke termijn waarbinnen een verzoek tot ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap naar Pools recht kan worden ingediend een ongerechtvaardigde inmenging vormt in de zin van artikel 8, lid 2 EVRM. Hoewel de moeder erg lang heeft gewacht met het indienen van het verzoek, dient het belang van [minderjarige] voorop te staan. [minderjarige] , de moeder en [naam2] vormen sinds de geboorte van [minderjarige] een gezin en [minderjarige] heeft er belang bij dat er tussen hem en zijn biologische vader een familierechtelijke band zal worden gevestigd.
Subsidiairis de bijzondere curator van mening dat ook het gestelde in artikel 70, § 1, FVGB een ongerechtvaardigde inmenging vormt in de zin van artikel 8, lid 2 EVRM omdat [minderjarige] pas als hij meerderjarig is een verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [naam] kan indienen. De bijzonder curator is van mening dat zij namens [minderjarige] een verzoek tot ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap van [naam] moet kunnen doen.
4.11.
De rechtbank overweegt dat volgens het EHRM het stellen van termijnen in de wet in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging vormt in het ‘family life’ van betrokkenen in de zin van artikel 8 EVRM, nu de in de wet gegeven termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving teneinde de rechtszekerheid te waarborgen en voorts ter bescherming van de belangen van het kind. Uit de jurisprudentie blijkt echter dat in voorkomende gevallen de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging in de uitoefening van het privé-, familie- en gezinsleven wordt geacht gezien de belangen van het kind.
Vaststaat dat de naar Pools recht gestelde termijn voor de moeder ruimschoots is overschreden en dat [minderjarige] nog niet meerderjarig is. Duidelijk is dat het de wens van alle betrokkenen dat het vaderschap van [naam] over [minderjarige] gerechtelijk wordt ontkend.
Zoals hiervoor in 4.8 is overwogen is [naam] niet de biologische vader van [minderjarige] . Op grond van de stukken in het dossier en hetgeen ter zitting is besproken staat vast dat [minderjarige] vanaf zijn geboorte door de moeder en [naam2] is opgevoed, dat hij zijn juridische vader niet kent en ook nooit contact met hem heeft gehad.
[naam] stelt zelf dat hij niet de biologische vader is van [minderjarige] , dat hij en zijn ex-vrouw in 2001 uit elkaar zijn gegaan en sindsdien geen contact met elkaar hebben gehad. [naam] geeft daarbij ook uitdrukkelijk aan dat hij niet wil dat de zoon van zijn ex-vrouw zijn naam draagt. De moeder wenst dat de band tussen [minderjarige] en [naam2] kan worden geformaliseerd, [naam2] die niet alleen zijn biologische vader is maar hem ook vanaf zijn geboorte samen met de moeder heeft verzorgd en opgevoed en die [minderjarige] als de vaderfiguur in zijn leven kent.
Een en ander betekent dat de wettelijke termijnen [minderjarige] in dit geval geen bescherming bieden, maar juist tegen zijn belang in werken. [minderjarige] heeft er belang bij dat tussen hem en zijn biologische vader een familierechtelijke band kan worden gevestigd en dat is alleen mogelijk na ontkenning van het vaderschap van [naam] .
Nu het belang van [minderjarige] niet wordt beschermd door de wettelijke termijn genoemd in het Poolse Wetboek, maar dat dit belang hierdoor juist wordt geschaad, vormt naar het oordeel van de rechtbank - gelet op alle omstandigheden van dit geval - de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging in het privé-, familie- en gezinsleven de zin van artikel 8, tweede lid, EVRM.
Dit alles leidt er toe dat, mede gezien het advies van de bijzondere curator, de rechtbank de moeder zal ontvangen in haar verzoek en het verzoek zal toewijzen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
Gelast verbetering en aanvulling van de geboorteakte
- nummer [nummer] van het jaar 2007 van de gemeente [plaats] betreffende
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
in die zin dat de volgende vadergegevens op deze geboorteaktes worden opgenomen en komen te luiden als volgt:
OUDERS
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam]
Voornamen vader : [voornamen]
GEBOORTEGEGEVENS OUDERS
Plaats van geboorte vader : [plaats] , Polen
Dag van geboorte vader : [geboortedatum]
5.2.
Verklaart gegrond de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van [naam] met betrekking tot het kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
5.3.
Wijst af het meer of anders verzochte.
5.4.
Draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. van Dam, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.