4.1.De kantonrechter stelt voorop dat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld, genoegzaam vast staat dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en duurzaam is verstoord, en dat partijen het hierover zelf ook eens zijn. In dit verband wordt verwezen naar het hiervoor weergegeven citaat uit het verweerschrift, de correspondentie tussen partijen sinds medio 2016 en de geluidsopname van het gesprek op 7 maart 2017. Hieruit blijkt dat normale en constructieve communicatie tussen partijen niet meer mogelijk is. [werkneemster] beticht InterXion in haar verweerschrift van “leugens”, haar leidinggevenden zouden “onprofessioneel gedrag” laten zien en haar “misbruiken, vernederen en afzeiken”. InterXion stelt op haar beurt dat het functioneren van [werkneemster] sinds medio 2016 is verslechterd. Zowel de inhoud als de toon van de stukken en het op 7 maart 2017 gevoerde gesprek, waarvan de opname tijdens de zitting (gedeeltelijk) is afgespeeld voert tot de conclusie dat de kantonrechter met partijen van mening is dat sprake is van een ernstige, duurzame verstoring van de arbeidsverhouding, terwijl gesteld noch gebleken is dat herplaatsing mogelijk is. Deze verstoring lijkt mede een gevolg van de opstelling van [werkneemster] , haar kennelijke onvermogen om te reflecteren op haar eigen aandeel in het conflict en haar fixatie op bepaalde ideeën, zoals het feit dat zij stelt tijdens het gesprek op 25 januari 2017 daadwerkelijk te zijn ontslagen, terwijl InterXion aangeeft slechts haar voornemen tot beëindiging kenbaar gemaakt te hebben. Ook nadat de kantonrechter aan [werkneemster] had uitgelegd dat haar standpunt ten aanzien van een ontslag op 25 januari 2017 in haar eigen nadeel zou werken (immers, in dat geval zou de vervaltermijn voor het in rechte inroepen van de nietigheid van het ontslag op grond van artikel 7:686a lid 4 BW zijn verstreken), volhardde zij in dit standpunt. In de geluidsopname van het gesprek van 7 maart 2017 is te beluisteren dat [werkneemster] opmerkt
“mijn zelfreflectie is perfect”. Op de vraag ter zitting wat naar haar idee de reden is dat InterXion wenst te streven naar beëindiging van het dienstverband antwoordde zij dat [leidinggevende] zich (in zijn positie binnen het bedrijf) door haar bedreigd zou voelen.
4.2.
De verzochte ontbinding zal dan ook op grond van een verstoorde arbeidsverhouding worden toegewezen. Gesteld noch gebleken is dat [werkneemster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 6:673 lid 7 sub c BW ten aanzien van het ontstaan van deze verstoring, zodat de wettelijke transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW zal worden toegewezen. De kantonrechter baseert het bruto maandsalaris op het bedrag zoals vermeld op de specificatie van € 4.802,- bruto. Op grond van artikel 2 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en Transitievergoeding, wordt hierbij opgeteld een bedrag ter grootte van 1/12 van de jaarlijkse bonus van 10 % van € 50.000,-- bruto, zijnde € 416,66 bruto, waarmee het maandsalaris komt op € 5218,66 bruto. De transitievergoeding komt daarmee op € 9.566,-- bruto.
4.3.
Nu niet is verzocht om toekenning van een billijke vergoeding kan de kantonrechter hierover geen oordeel geven. Ten overvloede wordt echter overwogen dat noch op grond van de stukken, noch op grond van het verhandelde ter zitting, de indruk bestaat dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens [werkneemster] .
4.4.
Ten aanzien van het nevenverzoek tot toekenning van de bonus wordt het volgende overwogen. Ingevolge artikel 6.2 van de arbeidsovereenkomst heeft [werkneemster] recht op een variabele bonus van maximaal 10 % van het “total fixed income” per jaar. Blijkens de toepasselijke bonus-regeling (productie 5 bij verzoekschrift) wordt de bonus berekend op basis van de individuele prestaties, de team prestaties en de bedrijfsresultaten. Voorts wordt de bonus toegekend op basis van het behalen van de individuele doelstellingen, het feit dat de werknemer op 31 december van het betreffende jaar nog werkzaam was voor InterXion en gedurende het betreffende jaar niet op non actief was gesteld. Naar het oordeel van de kantonrechter moet ervan uit worden gegaan – nu over 2016 geen functioneringsgesprek is gehouden en de enige directe collega van [werkneemster] de maximale bonus van 10 % heeft ontvangen – dat aan voornoemde vereisten is voldaan. De vordering van [werkneemster] tot toekenning van de maximale bonus van 10 % van haar bruto jaarsalaris zal derhalve worden toegewezen, zijnde € 5.000,-- bruto.
4.5.
InterXion heeft ter zitting aangegeven [werkneemster] niet te zullen houden aan het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst.
4.6.
Ten slotte wordt overwogen dat zowel uit de stukken als hetgeen ter zitting aan de orde is geweest, blijkt dat InterXion meerdere voorstellen heeft gedaan die het niveau van de transitievergoeding overstegen en in de lijn lagen van hetgeen hiervoor is overwogen. Ook is van de zijde van InterXion - begin 2017 - mediation voorgesteld, welke niet van de grond is gekomen doordat partijen niet tot een gezamenlijke keuze van een mediator konden komen. De gemachtigde van InterXion heeft aangegeven met beide voorgaande gemachtigden van [werkneemster] constructief overleg te hebben gepleegd, maar dat dit niet tot een oplossing heeft geleid omdat [werkneemster] zelf zich uiteindelijk steeds terug trok uit het overleg. [werkneemster] heeft een, in het licht van de wettelijke bepalingen, volstrekt onrealistische eis op tafel gelegd van 2 bruto jaarsalarissen en is tot en met de zitting in de onderhavige procedure niet aanspreekbaar gebleken op het realiteitsgehalte daarvan. Mede tegen deze achtergrond is de kantonrechter van mening dat [werkneemster] veroordeeld dient te worden in de proceskosten.