Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
mr. A.S. Heij en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.C. Daniëls, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
aanmerkelijkonvoorzichtig en/of onoplettend heeft gehandeld. Verdachte is gestopt toen hij het voertuig van het slachtoffer zag en is stil blijven staan totdat dit hem gepasseerd was. Het voertuig van verdachte bevond zich deels op/boven de rijbaan, maar verdachte heeft verder geen andere fout gemaakt. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende duidelijk is geworden of (het licht uit) de koplampen van het voertuig van verdachte van invloed (is) zijn geweest op de gebeurtenissen. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, zodat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen en verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
konworden veroorzaakt en/of het verkeer op de weg
konworden gehinderd.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij
advieskosten i.v.m. voeging advocaat) gevorderd.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien (10) dagen hechtenis, met bevel dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op één jaar bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
21 september 2017.