Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
mr. A.S. Heij en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. H. Bakker, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
1.Tenlastelegging
- met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden zoals zeer donker en smalle rijbaan) toegestaan of verantwoord was en/of
- met een snelheid die zo hoog was dat hij niet in staat is gebleken om a) zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of b) zijn motorrijtuig voortdurend onder controle te houden en/of
- onder invloed van een zodanig hoeveelheid alcoholhoudende drank (bier) dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat was,
immers verdachte is -rijdend als hiervoor omschreven- bij een bocht naar, gezien zijn rijrichting, rechts, met dat motorrijtuig (rechts) naast de weg terecht gekomen en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) frontaal opgebotst of aangereden tegen een boom, ten gevolge waarvan een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
hij op of omstreeks 2 juli 2016 te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, tussen 0,8 en 1,2 milligram, in elk geval meer dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem/haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
hij op of omstreeks 2 juli 2016 te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster als (beginnend) bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Chrysler, type Stratus, kenteken
- met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse (gelet op de toen geldende omstandigheden zoals zeer donker en smalle rijbaan) toegestaan of verantwoord was en/of
- met een snelheid die zo hoog was dat hij niet in staat is gebleken om a) zijn motorvoertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of b) zijn motorvoertuig voortdurend onder controle te houden,
immers verdachte is -rijdend als hiervoor omschreven- bij een bocht naar, gezien zijn rijrichting, rechts, met dat motorvoertuig (rechts) naast de weg terecht gekomen en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) frontaal opgebotst of aangereden tegen een boom,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2.Voorvragen
3.Bewijs
Hoge Raad 1 juni 2004, NJ 2005/252).
- met een hogere snelheid dan ter plaatse, gelet op de toen geldende omstandigheden zoals zeer donker en smalle rijbaan, verantwoord was en
- met een snelheid die zo hoog was dat hij niet in staat is gebleken om zijn motorrijtuig voortdurend onder controle te houden en
- onder invloed van een zodanig hoeveelheid alcoholhoudende drank (bier) dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat was,
immers verdachte is -rijdend als hiervoor omschreven- bij een bocht naar, gezien zijn rijrichting, rechts, met dat motorrijtuig rechts naast de weg terecht gekomen en vervolgens met hoge snelheid frontaal opgebotst tegen een boom, ten gevolge waarvan een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sancties
7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- Kosten auto € 1.950,-
- Goederen in de auto € 1.050,-
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
drie (3) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
tweehonderd (200) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderd (100) dagen hechtenis.
twee (2) jaren.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 38,59 (zegge: achtendertig euro en negenenvijftig cent), bestaande uit vergoeding voor de kosten van lijkbezorging, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Bootsman, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
1 daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
[benadeelde partij]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.950,- (zegge: negentienhonderdvijftig euro), bestaande uit vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Verf, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
29 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
21 september 2017.