Uitspraak
1.Verloop van de procedure
18 september 2017 in aanwezigheid van de vader, bijgestaan door mr. F.D. van Damme en de moeder, bijgestaan door mr. W.I. Feenstra.
2.De vaststaande feiten
[minderjarige]geboren.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vader, vertegenwoordigd door mr. F.D. van Damme, heeft verzocht om een voorlopige regeling met betrekking tot het gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn minderjarige kind, dat bij de moeder woont. De moeder, vertegenwoordigd door mr. W.I. Feenstra, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zijn verzoek om de moeder te gelasten de procedure tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige stop te zetten, ter zitting heeft ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot omgang, omdat er ten tijde van de mondelinge behandeling geen verzoek tot omgang in een bodemprocedure aanhangig was. De rechtbank benadrukt dat een verzoek op basis van artikel 223 Rv alleen kan worden gedaan tijdens een reeds aanhangig geding en dat er geen sprake is van samenhang met de hoofdvordering. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat het indienen van het verzoek op het laatste moment in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn aanvullend verzoek.