ECLI:NL:RBNHO:2017:7953

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
C/15/261703 / FA RK 17-4149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot de zorgregeling en onderhoudsbijdragen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 28 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man en de vrouw, die onder huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd, hebben samen twee minderjarigen. De man heeft verzocht om een zorgregeling voor de minderjarigen, waarbij hij hen elke woensdagavond en elk weekend zou willen zien. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en zelfstandig verzoeken ingediend, waaronder een verzoek tot toevertrouwing van de minderjarigen aan haar en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoeken te laat heeft ingediend, wat strijdig is met de goede procesorde. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om onderhoudsbijdragen en andere financiële verzoeken afgewezen, omdat deze niet onder de limitatieve opsomming van artikel 822 Rv vallen. De rechtbank heeft wel het verzoek van de vrouw om de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen en het verzoek om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen, omdat deze verzoeken gegrond en rechtmatig zijn.

De rechtbank heeft de zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarigen om het weekend bij de man zullen zijn, en heeft partijen aangespoord om in gesprek te gaan over de verdere invulling van de zorgregeling en het ouderschapsplan. De uitspraak is gedaan door rechter M.E. Allegro en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/261703 / FA RK 17-4149
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 28 september 2017
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H. van Lingen, kantoorhoudende te Alkmaar,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.D.L.C.C.C. van Rooij, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 17 juli 2017;
- de berichten, met bijlagen, van de advocaat van de man van 20 juli 2017, 25 juli 2017 en 14 september 2017;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken van de vrouw, met bijlagen, ingekomen op 19 september 2017.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 september 2017 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. H. van Lingen en de vrouw door mr. M.D.L.C.C.C. van Rooij.
1.3
De minderjarigen [minderjarige] en [minderjarige] zijn in raadkamer gehoord.

2.Beoordeling

2.1
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] onder huwelijkse voorwaarden gehuwd.
Uit het huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
- [minderjarige] , op [geboortedatum] in [plaats] ,
- [minderjarige] , op [geboortedatum] in [plaats] .
Verzoek man: verdeling zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling)
2.2
De man heeft verzocht een zorgregeling vast te stellen tussen hem en de minderjarigen, waarbij de minderjarigen elke woensdagavond van 18.30 uur tot 21.30 uur alsmede elk weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.30 uur bij de man verblijven, dan wel een door de rechtbank vast te stellen zorgregeling.
2.3
De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.4
Nadat partijen ter zitting over en weer hebben verklaard, zijn zij overeengekomen dat de minderjarigen voor de duur van de voorlopige voorzieningen om het weekend bij de man zullen zijn. Deze weekendregeling zal - in verband met de aanstaande verhuizing van de man - ingaan op 21 oktober 2017 en plaatsvinden in de even weken.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de leeftijd van de minderjarigen, van belang is dat zij voldoende tijd met de man kunnen doorbrengen en zal daarom bepalen dat het weekend op vrijdag 17.00 uur aanvangt. Op zondag om 17:00 uur (voor het eten) zullen de minderjarigen weer naar de vrouw gaan.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op het verhandelde ter zitting en de gesprekken met de minderjarigen, thans niet in het belang van de minderjarigen is om tevens een dag/avond door de week bij de man vast te leggen. De minderjarigen hebben de mogelijkheid om op woensdagavond bij de man te eten en zullen dat vooraf communiceren.
Ten aanzien van de schoolvakanties gaat de rechtbank ervan uit dat partijen, die met elkaar ook zullen moeten overleggen over het ouderschapsplan in het kader van de echtscheiding, deze vakanties in onderling overleg zullen verdelen, waarbij uitgangspunt is bij helfte.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de op handen zijnde echtscheidingsprocedure voor partijen emotioneel zwaar is. De verstandhouding is momenteel niet goed en de minderjarigen hebben daaronder te lijden, zo is de kinderrechter gebleken in het gesprek met de minderjarigen. Er is boosheid en verdriet bij de minderjarigen, die de strijd tussen hun ouders meekrijgen. Het is de verantwoordelijkheid van beide ouders om deze strijd bij de minderjarigen weg te houden en hen te stimuleren in hun contact met de andere ouder en naar de minderjarigen uit te dragen dat zij van beide ouders mogen houden. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat partijen daarover met elkaar in gesprek gaan. De man wil dit nu al en de vrouw zodra er ook voorlopige bijdragen zijn vastgesteld.
De rechtbank gaat ervanuit dat partijen dit zullen oppakken.
Verzoeken vrouw
2.5
De middag voor de zitting - en dus ruim 2 maanden na het indienen van het verzoekschrift - is door de advocaat van de vrouw een 15 pagina’s tellend verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift ingediend met daarin een zevental zelfstandige verzoeken, waarvan er één ziet op een zorgregeling. Daarbij zat bovendien een aanzienlijke hoeveelheid producties met onder andere financiële stukken. Dit terwijl de advocaat van de vrouw van meet af aan bij de procedure is betrokken.
Namens de man is ter zitting aangegeven dat hij zich onvoldoende heeft kunnen voorbereiden op een inhoudelijk verweer ten aanzien van deze verzoeken en dan met name de verzochte kinder- en partnerbijdrage. Namens de man is ter zitting verzocht om hem nog een termijn te gunnen voor een inhoudelijke, schriftelijke reactie.
Namens de vrouw is aangegeven dat zij dit volgens de wet zo mag doen en is tevens aangegeven niet in te stemmen met een eventuele nadere reactie zijdens de man op de financiële stukken.
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de indiening van dit verweerschrift tevens inhoudend een zelfstandig verzoekschrift op een dergelijk laat moment in beginsel in strijd is met de goede procesorde.
De rechtbank heeft vervolgens -in het kader van de goede proceseconomie - de verzoeken van de vrouw besproken in die zin dat is gekeken of partijen op zitting tot een vergelijk konden komen en of de verzoeken ontvankelijk zijn.
toevertrouwing minderjarigen
2.6
De vrouw heeft bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht te bepalen dat de minderjarigen aan haar worden toevertrouwd.
2.7
De man heeft ter zitting met dit verzoek ingestemd.
2.8
De rechtbank zal het verzoek toewijzen, nu dit haar gegrond en rechtmatig voorkomt en het belang van de minderjarigen zich daartegen niet verzet.
echtelijke woning
2.9
De vrouw heeft voorts bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
2.1
De man heeft ter zitting ingestemd met dit verzoek.
2.11
De rechtbank zal het verzoek toewijzen, nu dit haar gegrond en rechtmatig voorkomt
onderhoudsbijdragen
2.12
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man aan haar als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen € 1.169,- per maand dient te betalen, alsmede een bijdrage in haar levensonderhoud van € 964,- per maand.
2.13
Namens de man is ter zitting aangegeven dat de verzoeken inzake de onderhoudsbijdragen op de middag voor de zitting zijn ingediend. De man heeft zich derhalve onvoldoende kunnen voorbereiden op een inhoudelijk verweer ten aanzien van deze verzoeken. Namens de man is ter zitting verzocht om hem nog een termijn te gunnen voor een inhoudelijke, schriftelijke reactie. Namens de vrouw is met dit verzoek niet ingestemd.
De rechtbank neemt deze verzoeken niet in behandeling wegens strijd met de goede procesorde.
Partijen is ter zitting nog een schorsing gegund om in onderling overleg tot nadere afspraken te komen voor de duur van de voorlopige voorzieningen. Dit heeft echter geen resultaat opgeleverd.
overige verzoeken
2.14
De vrouw heeft ook nog verzocht te bepalen dat de man gehouden is om de kosten van de woning waar zij verblijft, te blijven voldoen ad € 1.520,90. Voorts heeft zij verzocht te gelasten dat de man de relevante financiële stukken op grond van artikel 843A in samenhang met de artikelen 21 en 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in het geding brengt.
2.15
Ter zitting heeft de advocaat van de vrouw desgevraagd aangegeven dat zij weet dat deze verzoeken niet vallen onder de limitatieve opsomming van artikel 822 Rv, maar dat zij die toch heeft gedaan in een poging om tot afspraken met de man te komen.
2.16
Er zijn ter zitting geen afspraken tussen partijen gemaakt.
2.17
De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw af, nu deze verzoeken niet behoren tot de in artikel 822 Rv limitatief opgenoemde verzoeken inzake voorlopige voorzieningen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat de minderjarigen [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , worden toevertrouwd aan de vrouw;
3.2
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan [adres] , met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
3.3
bepaalt dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal zijn zoals is opgenomen onder punt 2.4.;
3.4
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, in tegenwoordigheid van
H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2017.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.