ECLI:NL:RBNHO:2017:822

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
5274511 \ CV EXPL 16-6959
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbetaling van derdengelden door advocaat aan cliënt

In deze zaak vordert Interbulb B.V. betaling van € 14.429,22 van [de B.V.], een advocatenkantoor, en de Stichting, die door [de B.V.] is opgericht voor het beheer van derdengelden. Interbulb stelt dat [de B.V.] en de Stichting gehouden zijn om ontvangen derdengelden door te betalen aan haar, maar dat [de B.V.] deze gelden heeft verrekend met openstaande facturen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [de B.V.] niet gerechtigd was om de derdengelden te verrekenen zonder schriftelijke toestemming van Interbulb. De kantonrechter heeft de vordering van Interbulb toegewezen, omdat [de B.V.] tekort is geschoten in haar verplichtingen. De wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten zijn ook toegewezen, omdat aan de vereisten van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. De proceskosten zijn voor rekening van [de B.V.] en de Stichting, omdat zij ongelijk hebben gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5274511 \ CV EXPL 16-6959
Uitspraakdatum: 1 februari 2017
Vonnis in de zaak van:
Interbulb B.V.
gevestigd te Lisse
eiseres
verder te noemen: Interbulb
gemachtigde: mr. C.A.M.H. Vink
tegen

1.[de B.V.]

gevestigd te [vestigingsplaats]
verder te noemen: [de B.V.]
2.
[de Stichting]
gevestigd te [vestigingsplaats]
verder te noemen: de Stichting
gedaagden
gemachtigde: mr. K. Beishuizen

1.Het procesverloop

1.1.
Interbulb heeft bij dagvaarding van 21 juli 2016 vorderingen tegen [de B.V.] en de Stichting ingesteld. [de B.V.] en de Stichting hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 16 december 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Beishuizen bij brief van 6 december 2016 nog stukken aan de kantonrechter toegezonden. Omdat die stukken niet aan de wederpartij zijn toegezonden maar kort voor aanvang van de zitting aan de wederpartij zijn overhandigd, heeft de wederpartij bezwaar gemaakt tegen het in het geding brengen van die stukken, omdat tijd en gelegenheid voor een behoorlijke kennisneming ervan en een deugdelijke voorbereiding van verweer ertegen hebben ontbroken.
Gelet op dat gerechtvaardigde bezwaar heeft de kantonrechter de brief met stukken van mr. Beishuizen geweigerd.
1.3.
De brief van gemachtigde mr. Vink van Interbulb van 14 december 2016, ter griffie ontvangen op 15 december 2016, had de kantonrechter niet bereikt voor of op de zitting van 16 december 2016. Met de de brief is een akte vermeerdering van eis ten behoeve van die zitting meegestuurd. Aangezien mr. Vink ter zitting noch heeft gemeld die brief te hebben gestuurd noch ter zitting de eis heeft vermeerderd, blijft die brief met akte verder buiten behandeling.

2.De feiten

2.1.
[de B.V.] is een advocatenkantoor, waarvan [advocaat 1] de enig bestuurder en aandeelhouder is. de Stichting is door [de B.V.] opgericht teneinde de derdengelden van [de B.V.] te beheren. Mrs. [advocaat 1] en [advocaat 2] zijn de bestuurders van de Stichting.
2.2.
[advocaat 1] heeft als advocaat Interbulb bijgestaan in gerechtelijke procedures. In één van de procedures is de tegenpartij, de curator van de [Stichting B] veroordeeld in de proceskosten van Interbulb van € 12.759,50.
2.3.
Bij brief van 7 augustus 2014 heeft de curator van [Stichting B] Interbulb een overzicht gezonden van de door hem ten behoeve van Interbulb verrichte betalingen aan de Stichting op 10 januari 2012 en 19 juli 2013. Op 11 november 2015 is nog een betaling gevolgd, waarmee de curator van [Stichting B] uiteindelijk in totaal € 10.062,28 aan de Stichting heeft betaald. Van die betalingen had Interbulb voordien geen melding ontvangen. Dat geld is niet doorbetaald aan Interbulb.
2.4.
Interbulb heeft een klacht over [advocaat 1] ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland. De klacht is daarop ter kennis gebracht van de Raad van Discipline (hierna: de Raad) in het ressort Amsterdam. Bij beslissing van 15 december 2015 (zaak 15-173NH) heeft de Raad [advocaat 1] de maatregel opgelegd van een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een week. Daartoe heeft de Raad onder meer overwogen dat [advocaat 1] “heeft gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. Het geconstateerde tuchtrechtelijke vergrijp is – met name de manier waarop verweerder met zijn derdengeldrekening en declaraties omgaat – ernstig.”

3.De vordering

3.1.
Interbulb vordert primair dat de kantonrechter [de B.V.] veroordeelt tot betaling van € 14.429,22. Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [de B.V.] het beheer heeft over de Stichting en dat zij gehouden is om de ontvangen derdengelden door te betalen aan de rechthebbende, zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet. Zij hebben € 10.062,28 voor Interbulb ontvangen maar doorbetaling daarvan heeft [de B.V.] achterwege gelaten. Ook de aanmaningsbrief van de gemachtigde van Interbulb van 6 juli 2016 is zonder het gewenste effect gebleven.
3.2.
[de B.V.] heeft Interbulb laten weten dat er nog openstaande facturen van [de B.V.] aan Interbulb waren en dat de gelden op de derdenrekening bij de Stichting zijn verrekend met die facturen, waardoor niets meer uit te betalen viel.
3.3.
Van openstaande facturen was geen sprake en van een bevoegdheid tot verrekening met derdengelden evenmin. In een geval als dit waarin gelden voor een cliënt van een advocaat op de derdenrekening staat, is bovendien schriftelijke toestemming van de cliënt nodig om die gelden niet aan de cliënt maar aan de advocaat uit te keren.
3.4.
[de B.V.] is in haar verplichtingen jegens Interbulb tekort geschoten. [de B.V.] zal het door de curator van [Stichting B] betaalde bedrag alsnog aan Interbulb moeten overmaken, nu vermeerderd met wettelijke handelsrente, tot en met 13 juni 2016 berekend op € 3.491,32 met verdere rente vanaf 30 juni 2016, en met een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 875,62. Daartoe strekt de primaire vordering.
3.5.
Subsidiair vordert Interbulb dat de Stichting wordt veroordeeld tot betaling van de hiervoor genoemde bedragen op de grond dat de Stichting tegenover Interbulb een onrechtmatige daad heeft gepleegd door in strijd met haar verplichtingen het voor Interbulb bestemde bedrag niet aan haar uit te betalen.

4.Het verweer

4.1.
[de B.V.] en de Stichting betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat [de B.V.] gerechtigd was om de vordering die zij had op Interbulb ter zake van onbetaald gebleven declaraties te verrekenen met het geld bij de Stichting, die slechts doorgeefluik was voor de betreffende betalingen. Voor die verrekening hadden [de B.V.] en Interbulb een afspraak gemaakt. Voor de gevorderde wettelijke (handels)rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten is ook geen grond omdat daarvoor geen aanmaning in de wettelijke vorm is toegestuurd.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat Interbulb aanspraak had op de voor haar aan de Stichting betaalde bedragen. De Stichting diende die bedragen aan Interbulb door te betalen, tenzij Interbulb daarvoor afwijkende opdrachten gaf.
5.2.
[de B.V.] stelt dat Interbulb die afwijkende opdrachten heeft gegeven met de afspraak dat [de B.V.] mocht verrekenen. Een schriftelijke bevestiging van die afspraak was niet verplicht, aldus [de B.V.] , en uit een e-mail van Interbulb blijkt dat die met verrekening akkoord was. Interbulb heeft de bevoegdheid tot verrekening en het bestaan van een afspraak als door [de B.V.] gesteld, alsook het bestaan van een vordering van [de B.V.] , gemotiveerd betwist.
5.3.
[de B.V.] heeft tegenover die betwisting haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Voor zover de door [de B.V.] en de Stichting ter zitting voorgelezen e-mail van begin 2015, die afkomstig zou zijn van Interbulb maar waarvan Interbulb de echtheid betwist, al de – door Interbulb eveneens betwiste - betekenis heeft die [de B.V.] erin legt, geldt immers het volgende.
5.4.
Voor een bevoegdheid tot verrekening is vereist dat degene die wil verrekenen een opeisbare vordering heeft. [de B.V.] heeft ter onderbouwing van haar verweer facturen van anderen gericht aan haar overgelegd, alsook een factuur van haar aan Interbulb i.o. van 20 december 2004. Van die facturen van derden en de factuur uit het verder gelegen verleden is zonder nadere uitleg, die ontbreekt, het belang in deze zaak niet gebleken. Van andere facturen voor werkzaamheden is evenmin gebleken, dus ook niet dat die onbetaald zijn gebleven en aldus opeisbaar zijn.
5.5.
Omdat het hier gaat om contractuele verplichtingen van [de B.V.] en de Stichting is de primaire vordering ter zake van de hoofdsom toewijsbaar.
5.6.
Interbulb vordert betaling van de wettelijke handelsrente vanaf drie dagen nadat de gelden van de curator ten behoeve van Interbulb waren ontvangen; binnen die termijn had [de B.V.] die gelden redelijkerwijs aan Interbulb moeten en kunnen uitbetalen. Aangezien hier, anders dan [de B.V.] en de Stichting menen, sprake is van een overeenkomst tussen bedrijfs- of beroepsmatig handelende personen of rechtspersonen (juridische hulpverlening in het kader van de beroepsuitoefening van de advocaat aan een handelsfirma), is de wettelijke rente bij handelsovereenkomsten in de zin van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) toewijsbaar.
5.7.
Interbulb maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de primaire vordering van Interbulb zal toewijzen zoals hierna te melden.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [de B.V.] en de Stichting, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [de B.V.] tot betaling aan Interbulb van € 14.429,22 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 10.062,28 vanaf 30 juni 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [de B.V.] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Interbulb tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,33
griffierecht € 941,00
salaris gemachtigde € 600,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter