ECLI:NL:RBNHO:2017:8248

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
C/15/256549 / HA ZA 17-213
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en afgifte van administratie in verband met onrechtmatige daad en leningsovereenkomst

In deze zaak vorderde Vickers Holding & Finance Inc. betaling van USD 6.573.414,00 en € 1.933.150,00 op grond van onrechtmatige daad. De eiseres stelde dat de gedaagden, waaronder [gedaagde1], [gedaagde2], en Cashmere World B.V., de terugbetaling van een obligatieportefeuille en leningen opzettelijk hadden gefrustreerd. De rechtbank oordeelde dat de door Vickers gestelde feiten, hoewel niet betwist, onvoldoende waren om te concluderen dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld. De rechtbank merkte op dat de eiseres voornamelijk aannames en vermoedens had geponeerd zonder concrete feiten of omstandigheden die onrechtmatige gedragingen konden onderbouwen. Hierdoor voldeed Vickers niet aan haar stelplicht, wat leidde tot afwijzing van de vorderingen.

Daarnaast vorderde Vickers afgifte van administratie en bankstukken op grond van artikel 843a Rv. De rechtbank wees deze vorderingen ook af, omdat niet voldoende was aangetoond dat Vickers een rechtmatig belang had bij de gevraagde documenten. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen een 'fishing expedition' leken, waarvoor artikel 843a Rv niet bedoeld is. Vickers werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/256549 / HA ZA 17-213
Vonnis van 16 augustus 2017
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
VICKERS HOLDING & FINANCE INC,
gevestigd te Road Town, British Virgin Islands,
eiseres,
advocaat mr. A.T. Eisenmann te Amstelveen,
tegen

1.[gedaagde1] , geboren op [geboortedatum] ,

zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
2.
[gedaagde2], geboren op [geboortedatum] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
3.
[gedaagde3], geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde4], geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CASHMERE WORLD B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
6.
[gedaagde6], geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
7.
[gedaagde7], geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Eiseres zal hierna worden aangeduid als Vickers en gedaagden afzonderlijk als [gedaagde1] , [gedaagde2] , [gedaagde3] , [gedaagde4] , Cashmere World, [gedaagde6] en [gedaagde7] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overleggen producties
  • het tegen gedaagden 1 t/m 7 verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vorderingen

2.1.
Vickers vordert samengevat:
[gedaagde1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.933.150,00, zijnde het saldo van de leningen van Vickers aan OSD Distribution FZE, te vermeerderen met de contractuele rente van 3% per maand, althans wettelijke handelsrente;
[gedaagde2] , Cashmere World, [gedaagde3] , Zemlanskaya, [gedaagde6] en [gedaagde7] –
hoofdelijk – te veroordelen tot betaling van USD 6.573.414,00 en € 1.933.150,00, zijnde de waarde van de obligatieportefeuille en het saldo van de lening aan OSD Distribution FZE, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde1] te veroordelen tot afgifte van alle administratie en bankstukken van OSD Distribution FZE en tevens van alle bankafschriften van alle rekening die [gedaagde1] aanhoudt bij de Standard Chartered Bank in Dubai vanaf 23 november 2011 tot en met de datum van dit vonnis;
[gedaagde2] te veroordelen tot afgifte van alle administratie en bankstukken van Cashmere Holding B.V., Ventes Limited en Argo Costa SL vanaf 1 december 2011 tot en met de datum van dit vonnis;
Cashmere World te veroordelen tot afgifte van alle administratie en bankstukken van Cashmere Holding vanaf 1 december 2011 tot en met de datum van dit vonnis;
[gedaagde3] te veroordelen tot afgifte van alle administratie en bankstukken van OSD Distribution FZE en Ventes Ltd en van alle bankafschriften van alle rekening die hij aanhoudt bij de Standard Chartered Bank in Dubai vanaf 23 november 2011 tot en met de datum van dit vonnis;
[gedaagde6] te veroordelen tot afgifte van alle administratie en bankstukken van Cashmere World B.V. en Arkuda Holding Limited vanaf 1 december 2011 tot en met de datum van dit vonnis;
[gedaagde7] te veroordelen tot afgifte van alle administratie en bankstukken van GTE Solutions Limited en Arkuda Holding Limited vanaf 1 december 2011 tot en met de datum van dit vonnis.
2.2.
Vickers legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
Op 1 november 2011 heeft Vickers een overeenkomst van lening gesloten met [gedaagde1] . De lening is verstrekt door ter beschikking stelling van een obligatieportefeuille. Vickers en [gedaagde1] waren overeengekomen dat [gedaagde1] c.s. de obligatieportefeuille vermeerderd met rente uiterlijk op 31 december 2012 terug zou betalen. Aan die verplichting heeft [gedaagde1] niet voldaan. Bij vonnis van 5 oktober 2016 is [gedaagde1] vervolgens door de rechtbank Noord-Holland veroordeeld tot terugbetaling van de obligatieportefeuille dan wel het equivalent van de waarde daarvan, zijnde minimaal USD 6.573.414,00.
2.3.
[gedaagde1] heeft er door middel van frauduleuze handelingen en allerlei voorzorgsmaatregelen voor gezorgd dat het voor Vickers onmogelijk is om de obligatieportefeuille terug te krijgen. Zo heeft hij de hem ter beschikking gestelde gelden wereldwijd verspreid onder meer door de gelden wit te wassen via spookfacturen en door zogenaamde investeringen te doen in en via vennootschappen in binnen- en buitenland. Ook heeft [gedaagde1] op stel en sprong Nederland verlaten en alle activa die hij had verkocht of meegenomen.
2.4.
Voorts heeft Vickers in de periode tussen 14 december 2010 en 25 november 2011 een lening van € 1.681.000,00 (plus contractuele rente in totaal € 1.933.150,00) verstrekt aan OSD Distributions FZE (hierna: OSD Distributions) waarvan [gedaagde1] directeur was. Bij het aangaan van die lening heeft [gedaagde1] Vickers valselijk geïnformeerd. Hij heeft aangegeven de gelden nodig te hebben om te investeren in handelsvoorraad, terwijl hij de gelden feitelijk voor andere zaken heeft uitgegeven. Ook heeft [gedaagde1] verzuimd aan te geven dat ook anderen dan hijzelf gemachtigd waren op de rekening van OSD Distributions. Het geheel overziend kan worden vastgesteld dat [gedaagde1] ten tijde van het aangaan van de leningen het vooropgezette plan had om die gelden nooit terug te betalen. [gedaagde1] kan van dit alles een ernstig en persoonlijk verwijt worden gemaakt, zodat hij persoonlijk aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van het niet terug betalen van de lening.
2.5.
Vickers vordert op de voet van artikel 843a Rv [gedaagde1] te veroordelen tot afgifte van administratie en bankafschriften waaruit alle betalingen, bestedingen en overboekingen blijken die door [gedaagde1] c.s. zijn verricht met gebruikmaking van de obligatieportefeuille en de lening aan OSD Distribution. Zo hoopt Vickers alsnog een deel van de (waarde van) de obligatieportefeuille te kunnen achterhalen.
2.6.
Gedaagden 2 tot en met 7 hebben allen op slinkse wijze met [gedaagde1] samengespannen. Zij hebben alle handelingen verricht met en/of ten behoeve van en/of diensten verleend aan [gedaagde1] met als doel het wegmaken, wegsluizen of witwassen van de obligatieportefeuille en de geldlening aan OSD Distribution. Zij hebben daarmee zelfstandig onrechtmatig jegens Vickers gehandeld en zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van Vickers die bestaat uit het niet terug betalen van de obligatieportefeuille van USD 6.573.414,00 en de lening aan OSD Distribution van € 1.933.150,00.
2.7.
[gedaagde2] heeft onrechtmatig gehandeld, omdat zij over gelden heeft beschikt die afkomstig waren van de obligatieportefeuille en de lening aan OSD Distributions, terwijl zij wist dat Vickers die uit had geleend ten behoeve van het drijven van handel. Bovendien heeft [gedaagde2] constructies opgezet en mee helpen opzetten waarmee gelden van de obligatieportefeuille zijn weggesluisd. Hoewel [gedaagde2] geen inkomsten had, is zij in december 2011 plots eigenaar geworden van Cashmere World. Zij heeft een winkelpand gehuurd en verbouwd, geïnvesteerd in een winkelinrichting, voorraden gekocht en personeel in dienst genomen. In 2013 werd [gedaagde2] samen met [gedaagde1] eigenaar van Ventes Ltd. in Dubai en kocht zij 1) een stuk land voor € 250.000,00, 2) het bedrijf Argo Costa SL in Spanje en 3) voor € 70.000,00 kantoorruimte in Spanje. Dit alles terwijl zij geen eigen middelen had. De hiervoor beschreven uitgaven zijn derhalve allemaal betaald met gelden van [gedaagde1] die door Vickers aan hem ter beschikking waren gesteld. [gedaagde2] heeft willens en wetens samengewerkt met [gedaagde1] om bedragen afkomstig van Vickers te besteden en wit te wassen, althans te gebruiken ten behoeve van zaken waarvan zij wist dat die gelden nooit met dat doel aan [gedaagde1] ter beschikking waren gesteld. Daarmee heeft zij zelfstandig onrechtmatig jegens Vickers gehandeld.
2.8.
Vickers heeft recht en groot belang om [gedaagde2] te veroordelen om volledige openheid van zaken te geven over haar uitgaven en bestedingen, zowel van haarzelf als de vennootschappen Cashmere World, Ventes Ltd. en Argo Costa SL.
2.9.
Cashmere World is als instrument gebruikt voor het wegsluizen en witwassen van gelden afkomstig van Vickers. Cashmere World heeft daarmee op onrechtmatige wijze gelden ter beschikking gekregen waarvan wij wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die gelden afkomstig waren van Vickers en nooit met dat doel aan [gedaagde1] ter beschikking waren gesteld. Cashmere World heeft daarom onrechtmatig jegens Vickers gehandeld.
2.10.
Vickers heeft recht en groot belang om kopieën te krijgen van de totale administratie van Cashmere World, zodat zij erachter kan komen of de betalingen door de vennootschap rechtmatig zijn verricht en Vickers eventueel vervolg aansprakelijkheden kan instellen ten aanzien van ontvangers van bedragen voor zover daar geen daadwerkelijke transacties tegenover hebben gestaan.
2.11.
[gedaagde3] heeft innig samengewerkt met [gedaagde1] om gelden die Vickers ter beschikking heeft gesteld weg te sluizen, wit te wassen, althans te gebruiken in strijd met de tussen partijen overeengekomen bestemming. Zo was [gedaagde3] aangesteld als manager van OSD Distributions en was hij samen met [gedaagde1] rekeninghouder van de bankrekening waar naartoe de obligatieportefeuille door Vickers is betaald. Dat laatste is bewust voor Vickers verzwegen. [gedaagde3] heeft aldus kunnen beschikken over de obligatieportefeuille die door Vickers ter beschikking is gesteld. Een en ander geeft voeding aan de stelling dat [gedaagde3] medeschuldig is aan de verduistering van de gelden en mede aansprakelijk is voor terugbetaling. Het heeft er bovendien alle schijn van dat [gedaagde3] met gelden afkomstig van de obligatieportefeuille heeft geïnvesteerd in de aankoop van aandelen en het verwerven van roerende en onroerende zaken. Hij heeft aldus willens en wetens geprofiteerd van de wanprestatie en onrechtmatigheden van [gedaagde1] , zodat hij zelf op grond van onrechtmatig handelen aansprakelijk is. Ook heeft [gedaagde3] Vickers bewogen om de obligatieportefeuille in Dubai ter beschikking te stellen waarmee hij er willens en wetens voor heeft gezorgd dat die portefeuille buiten Nederland werd gebracht. Op dat moment wist hij dat [gedaagde1] en hijzelf van plan waren om gelden van Vickers te verduisteren.
2.12.
Ook [gedaagde4] , de vrouw van [gedaagde3] , heeft willens en wetens meegewerkt aan constructies die verduistering mogelijk maken, althans heeft daar voordeel bij gehad doordat ze onder meer een woning in [woonplaats] heeft kunnen kopen van het geld afkomstig van de obligatieportefeuille van Vickers. Ook zij is dus aansprakelijk op grond van onrechtmatig handelen. Als ten aanzien van haar onrechtmatig handelen niet kan worden vastgesteld, dient zij te worden veroordeeld tot terugbetaling, omdat zij in gemeenschap van goederen is gehuwd met Zemlyansky en aldus verhaal mogelijk moet zijn op zaken die haar eigendom zijn.
2.13.
[gedaagde6] was sinds 2012 als boekhouder in dienst bij Kimnet Holding B.V., een vennootschap die bestuurd werd door [gedaagde1] . Een deel van de gelden afkomstig van Vickers is via Kimnet Holding witgewassen. [gedaagde6] heeft [gedaagde1] geassisteerd om nagenoeg alle activa van de vennootschap weg te sluizen door het falsificeren van facturen en kasbonnen. Voorts heeft [gedaagde6] diverse keren valse verklaringen afgelegd ten faveure van [gedaagde1] . [gedaagde6] is voorts boekhouder geweest van Cashmere World en ook in die vennootschap heeft [gedaagde6] opzettelijk meegewerkt aan verduistering en witwassen van gelden afkomstig van Vickers. [gedaagde6] heeft daarmee onrechtmatig jegens Vickers gehandeld.
2.14.
Ook [gedaagde7] heeft onrechtmatig gehandeld jegens Vickers door als katvanger op te treden in diverse vennootschappen waar [gedaagde1] mee verbonden was, waaronder GTE Solutions Ltd. en Arkuda Holding Ltd. Deze bedrijven hebben eerder op naam gestaan van [gedaagde1] en het heeft er alle schijn van dat deze bedrijven met [gedaagde7] als katvanger actief behulpzaam zijn geweest bij het verduisteren, wegsluizen en/of witwassen van gelden afkomstig van Vickers. Ook heeft [gedaagde7] valse verklaringen afgelegd met het kennelijke doel [gedaagde1] te bevoordelen en Vickers te benadelen. [gedaagde7] heeft daarmee een zeer belangrijke rol gespeeld voor, tijdens en na de verduistering van gelden door [gedaagde1] en [gedaagde7] dient daarom hoofdelijk te worden veroordeeld door de schade die de onrechtmatige handelingen hebben veroorzaakt, aldus nog steeds Vickers.

3.De beoordeling

3.1.
Aangezien meerdere gedaagden in het buitenland woonachtig zijn, dragen de vorderingen een internationaal karakter en dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering jegens die gedaagden kennis te nemen en zo ja, wel recht op de vorderingen van toepassing is.
3.2.
Nu [gedaagde3] en [gedaagde4] niet in een land van de Europese Unie woonachtig zijn en ten aanzien van [gedaagde1] en [gedaagde2] niet kan worden vastgesteld of dat het geval is, is de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I Bis) niet van toepassing en moet de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter worden beoordeeld aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.3.
In artikel 7 Rv is bepaald dat als de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van een van de gedaagden hem ook rechtsmacht toekomt ten aanzien van de andere gedaagden, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Gedaagden 5 tot en met 7 zijn in Nederland gevestigd c.q. woonachtig, zodat de Nederlandse rechter ten aanzien van deze gedaagden rechtsmacht heeft op grond van artikel 4 Brussel I Bis. Op grond van hetgeen Vickers aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd, stelt de rechtbank vast dat tussen de vorderingen tegen de afzonderlijke gedaagden een samenhang bestaat als bedoeld in artikel 7 Rv. De Nederlandse rechter komt daarmee ook rechtsmacht toe ten aanzien van de gedaagden 1 tot en met 4.
3.4.
De bepaling van het op de vorderingen toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Verordening Rome II). Ingevolge artikel 4 lid 1 van die verordening is het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Vickers, zelf gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, heeft onvoldoende gesteld om te kunnen vaststellen in welk land de schade als gevolg van de gestelde onrechtmatige handelingen zich heeft voorgedaan. Heel wel mogelijk is dat dat niet in Nederland is geweest. Het derde lid van artikel 4 Rome II bepaalt echter dat als uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde land, het recht van dat andere land van toepassing is. Een kennelijk nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een reeds eerder
bestaande, nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst. Dat laatste doet zich hier voor. De onrechtmatige handelingen die Vickers aan gedaagden verwijt, hangen nauw samen met de overeenkomst van lening die Vickers heeft gesloten met [gedaagde1] en ter uitvoering waarvan de obligatieportefeuille aan [gedaagde1] ter beschikking is gesteld. Vickers verwijt gedaagden immers dat zij de terugbetaling van die obligatieportefeuille willens en wetens hebben gefrustreerd. Blijkens het vonnis van 5 oktober 2016 is op die leningsovereenkomst Nederlands recht van toepassing, zodat de onderhavige vorderingen uit hoofde van onrechtmatige daad ook worden beheerst door Nederlands recht. Dat geldt eveneens voor de onrechtmatige handelingen die zien op de overeenkomst van geldlening waarbij door Vickers gelden zijn verstrekt aan OSD Distribution, nu die onrechtmatige handelingen blijkens de stellingen van Vickers nauw verweven zijn met de gestelde onrechtmatige handelingen met betrekking tot de obligatieportefeuille.
3.5.
De grondslag van de vorderingen tot betaling van USD 6.573.414,00 respectievelijk € 1.933.150,00 is onrechtmatige daad. De door Vickers gestelde feiten kunnen echter – ondanks dat ze niet zijn betwist – niet leiden tot de conclusie dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld. Vickers poneert voornamelijk aannames en vermoedens en trekt (algemene) conclusies die in het geheel niet zijn onderbouwd. Concrete feiten of omstandigheden waaruit onrechtmatige gedragingen zouden kunnen blijken zijn niet of nauwelijks gesteld. De weinige gestelde feiten die wel concreet genoeg zijn, kwalificeren niet als onrechtmatige handelingen. Vickers heeft daarmee niet voldaan aan haar stelplicht, zodat de betalingsvorderingen bij gebrek aan feitelijke grondslag zullen worden afgewezen.
3.6.
Ook de vorderingen tot afgifte van administratie en bankstukken op de voet van 843a Rv zullen worden afgewezen. Niet (voldoende) is gebleken dat Vickers daarbij een rechtmatig belang heeft. Bovendien zijn de gevorderde bescheiden onvoldoende bepaald. Vickers vordert ten aanzien van alle gedaagden afschriften van de gehele administratie c.q. alle bankafschriften zonder enige specificatie of toelichting waarom al die stukken relevant zijn. De vorderingen komen de rechtbank dan ook voor als een “fishing expedition” en daarvoor is artikel 843a Rv niet bedoeld.
3.7.
Vickers zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt Vickers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 977