Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[gedaagde2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties van PC Holding c.s. d.d. 30 november 2016
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van VDL c.s. d.d. 8 februari 2017
- de rolbeslissing d.d. 15 februari 2017
- de brief d.d. 16 februari 2017 waarin VDL c.s. bezwaar gemaakt heeft tegen de
- de brief d.d. 17 februari 2017 van PC Holding c.s. met een reactie op het bezwaar
- de incidentele conclusie van antwoord van PC Holding c.s. d.d. 22 februari 2017
- de rolbeslissing d.d. 8 maart 2017
- de akte uitlating producties tevens akte overlegging producties van VDL c.s. d.d. 8 maart 2017
- de brief d.d. 24 maart 2017 van VDL c.s.
- de brief d.d. 30 maart 2017 van PC Holding c.s.
- het vonnis d.d. 12 april 2017.
2.Uitgangspunten
3.De beoordeling in het incident
derdein de zin van artikel 210 Rv kan worden aangemerkt. PC Holding is immers één van de eiseressen in de hoofdzaak en derhalve reeds partij in de procedure, en kan om die reden niet worden aangemerkt als ‘derde’. Voor zover VDL c.s. van mening is dat aan PC Holding zelf een verwijt te maken valt, is dat een verweer dat in de hoofdzaak moet worden gevoerd en dat, indien dit slaagt aan (volledige) toewijzing van de vordering in de hoofdzaak in de weg kan staan. Een tegenvordering jegens PC Holding dient evenmin via vrijwaring te worden ingesteld, maar middels een eis in reconventie.
4.De beoordeling in de hoofdzaak
5.De beslissing
4 oktober 2017in afwachting van nader bericht van partijen;