ECLI:NL:RBNHO:2017:8589

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
18 oktober 2017
Zaaknummer
C/15/2264422 HA RK 17-174 WD
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 11 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen de kantonrechter mr. B. Liefting-Voogd. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een procedure in de hoofdzaak, waarin de kantonrechter op eigen initiatief een comparitie van partijen had verplaatst en verzoeker niet had toegestaan om schriftelijk te reageren op de stellingen van de wederpartij. Verzoeker was van mening dat de kantonrechter partijdig was en had gehandeld in het voordeel van de wederpartij.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van zowel subjectieve als objectieve criteria voor onpartijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de kantonrechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De beslissing van de kantonrechter om de comparitie te verplaatsen en de afwijzing van verzoekers verzoek om schriftelijke reactie werden als procedurele beslissingen beschouwd, die in beginsel niet tot wraking kunnen leiden.

De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoeker naar voren waren gebracht, geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank beval aan dat het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/2264422 HA RK 17-174 WD
Beslissing van 11 oktober 2017
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
[woonplaats]
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. B. Liefting-Voogd,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 20 september 2017 (ingekomen ter griffie op 21 september 2017) schriftelijk de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer 5813105 \ CV EXPL 17-2514, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 11 oktober 2017. Verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij van verzoeker in de hoofdzaak (hierna: de wederpartij) zijn opgeroepen en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is niet ter zitting verschenen. De kantonrechter is ter zitting verschenen. De gemachtigde van de wederpartij van verzoeker in de hoofdzaak is eveneens ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Bij tussenvonnis van 7 juni 2017 heeft de kantonrechter bepaald dat in de hoofdzaak een comparitie van partijen wordt gehouden, alsmede heeft de kantonrechter partijen in de hoofdzaak opgedragen verhinderdata over te leggen.
2.2.
Verzoeker heeft geen verhinderdata overgelegd.
2.3.
Bij brief van 23 juni 2017 heeft de griffie van de rechtbank verzoeker meegedeeld dat de comparitie zal worden gehouden op 29 september 2017 om 9:30 uur.
2.4.
Bij brief van 12 juli 2017 heeft de griffie van de rechtbank verzoeker meegedeeld dat de comparitie is verplaatst naar 25 augustus 2017 om 9:30 uur.
2.5.
Bij brief van 9 augustus 2017, ter griffie binnengekomen op 10 augustus 2017, heeft verzoeker verzocht de comparitie alsnog op de oorspronkelijk bepaalde dag en tijdstip te houden.
2.6.
Bij brief van 10 augustus 2017 heeft de griffie van de rechtbank aan verzoeker meegedeeld dat voormeld verzoek is afgewezen.
2.7.
Op 25 augustus 2017 om 9:30 uur is in de hoofdzaak de comparitie van partijen gehouden. Verzoeker is aldaar niet verschenen. Na sluiting van de mondelinge behandeling ter comparitie heeft de kantonrechter bepaald dat het vonnis in de hoofdzaak op woensdag 27 september 2017 zal worden uitgesproken.
2.8.
Nadien heeft op dezelfde dag een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verzoeker en een medewerker van de griffie van de rechtbank. In dat telefoongesprek heeft verzoeker meegedeeld de brief van 10 augustus 2017 niet te hebben ontvangen en gevraagd of de comparitie nog doorgang had gevonden. Bij die gelegenheid is aan verzoeker telefonisch meegedeeld dat de comparitie doorgang had gevonden en dat vonnis was bepaald op 27 september 2017.
2.9.
Bij brief, gedateerd op 9 september 2017, maar ontvangen op 5 september 2017 heeft verzoeker verzocht om schriftelijk te mogen reageren op de stellingen van de wederpartij en zijn (tegen)vordering op de wederpartij nader te onderbouwen.
2.10.
Bij brief van 7 september 2017 deelt de griffie van de rechtbank verzoeker mee dat dit verzoek niet wordt gehonoreerd.

3.Het standpunt van verzoeker/ster

3.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. Verzoeker is de mening toegedaan dat de kantonrechter op de hand van de wederpartij is, omdat de kantonrechter op eigen initiatief de comparitie van partijen naar een eerdere datum heeft verplaatst, het verzoek tot uitstel van de comparitie heeft afgewezen en verzoeker vervolgens niet heeft toegestaan om na de comparitie middels een conclusie te reageren op de stellingen van de wederpartij en de tegenvordering op de wederpartij nader te onderbouwen.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets).
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn, indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
Vooropgesteld wordt dat de beslissingen van 12 juli 2017 en 10 augustus 2017 over de te houden comparitie van partijen, alsmede de beslissing van 7 september 2017 op het verzoek van verzoeker om nog schriftelijk te mogen reageren, procedurele beslissingen zijn die in beginsel niet kunnen leiden tot wraking van de kantonrechter. Indien een partij, zoals verzoeker, zich niet kan vinden in dergelijke beslissingen, kan hij hierin aanleiding zien om in hoger beroep te gaan tegen het in de hoofdzaak nog te wijzen eindvonnis. Dat kan anders zijn, indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. De wrakingskamer is van oordeel dat dit laatste niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.3
Een mogelijk misverstand bij de oorspronkelijke planning en/of de verplaatsing van de comparitie van partijen naar een eerdere datum, rechtvaardigt onder de gegeven omstandigheden geen vermoeden van partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter. De wrakingskamer weegt in dit oordeel mee de omstandigheid dat verzoeker na ontvangst van de brief van 12 juli 2017 bijna een maand heeft laten verstrijken voordat hij op 9 augustus 2017 wegens een door hem gestelde – maar niet nader toegelichte – verhindering heeft verzocht om een nieuwe datum voor de comparitie van partijen.
4.4
De op 7 september 2017 gedateerde afwijzing op het verzoek tot het bieden van een gelegenheid voor een schriftelijke reactie op de stellingen van de wederpartij en een nadere onderbouwing van de tegenvordering van verzoeker, leidt evenmin tot een grond voor wraking. Ter zitting heeft de kantonrechter uitgelegd dat het bieden van de verzochte gelegenheid uit oogpunt van hoor en wederhoor niet noodzakelijk is geweest en dat om die reden afwijzend op het verzoek is beslist. Op dit betoog van de kantonrechter is door verzoeker niet meer gereageerd.
4.5
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren kortom zowel op zichzelf als in onderlinge samenhang geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. P.G. Vroom en mr. S.M. Jongkind-Jonker, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2017.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.