ECLI:NL:RBNHO:2017:9217

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
6322490/VV EXPL 17-155
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsanctie en loondoorbetaling in derde ziektejaar: geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [werknemer], en zijn werkgever, Gate Gourmet Amsterdam B.V. Het geschil betreft de vraag of de werkgever na het opleggen van een loonsanctie door het UWV in het derde ziektejaar 80% van het laatstverdiende loon moet doorbetalen, zoals in het tweede ziektejaar, of slechts 70% van het wettelijk maximum dagloon. De werknemer is op 1 april 2012 in dienst getreden en is volledig arbeidsongeschikt geworden op 25 april 2015. De werkgever heeft gedurende de eerste 104 weken van ziekte 80% van het loon doorbetaald, maar na de loonsanctie van het UWV is het loon verlaagd naar 70% van het maximum dagloon. De werknemer vorderde in kort geding dat de werkgever hem 80% van het laatstverdiende loon zou blijven betalen, met verwijzing naar de huisregels van de werkgever die een uitkering van 80% na een jaar ziekte zouden waarborgen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer geen recht heeft op 80% van het loon in het derde ziektejaar. De rechter heeft vastgesteld dat de loonsanctie van het UWV is gebaseerd op de WIA en dat de wettelijke verplichting voor de werkgever in het derde ziektejaar 70% van het maximum dagloon bedraagt, tenzij er expliciete afspraken zijn gemaakt over een hogere uitkering. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen dergelijke afspraken zijn gemaakt en dat de werknemer niet heeft aangetoond dat hij erop mocht vertrouwen dat hij ook na het tweede ziektejaar recht had op 80% van zijn loon. De vorderingen van de werknemer zijn afgewezen, en de proceskosten zijn voor iedere partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6322490 \ VV EXPL 17-155
Uitspraakdatum: 6 november 2017
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. A.J. Butter
tegen
de besloten vennootschap
Gate Gourmet Amsterdam B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
verder te noemen: Gate Gourmet
gemachtigde: mr. R.J.C. Bindels

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft Gate Gourmet Holding Netherlands B.V. en Gate Gourmet Amsterdam B.V. gedagvaard in kort geding. Op 23 oktober 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven dat Gate Gourmet Amsterdam B.V. als enige gedaagde kan worden aangemerkt. De kantonrechter beschouwt de vordering jegens Gate Gourmet Holding Netherlands B.V. daarom als ingetrokken.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Gate Gourmet bij brief van 20 oktober 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] is op 1 april 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Gate Gourmet in de functie van “Manager Operations Amsterdam” tegen een bruto maandsalaris van € 6.800,00 exclusief vakantiegeld en emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is geen CAO van toepassing.
2.2.
In de Algemene en uitvoeringsbepalingen van Gate Gourmet (hierna: de huisregels) staat onder het kopje “2.4 Inkomensregeling”, subkopje “Uitkering bij ziekte”:
De eerste 6 maanden van het ziekteverzuim wordt 95% van het loon doorbetaald, de volgende 6 maanden 90% en na een jaar 80%. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal er na rato uitgekeerd worden.
2.3.
[werknemer] is volledig arbeidsongeschikt geworden. De eerste ziektedag was 25 april 2015.
2.4.
Bij besluit van 30 maart 2017 heeft het UWV aan Gate Gourmet een loonsanctie opgelegd, inhoudende dat de periode waarop [werknemer] recht heeft op loon is verlengd tot
23 april 2018.
2.5.
Over april 2017 heeft [werknemer] € 6.800,00 bruto loon ontvangen, onder aftrek van inhouding ziekengeld van € 1.255,20. Met ingang van 1 mei 2017 is het loon verlaagd tot € 2.900,79 bruto, zijnde 70% van het maximum dagloon.

3.De vordering

3.1.
[werknemer] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Gate Gourmet veroordeelt tot betaling aan [werknemer] binnen twee dagen na betekening van het vonnis van:
€ 2.644,01 bruto per maand alsmede € 1.033,69 aan vrijgegeven vergoeding, te rekenen vanaf 1 mei 2017 tot het moment waarop de loonsanctie zal zijn beëindigd dan wel het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
de wettelijke verhoging over iedere loonbetaling die niet tijdig is voldaan of zal worden voldaan;
de wettelijke rente over voornoemde bedragen, te rekenen vanaf 1 oktober 2017 tot het moment van algehele voldoening;
en vervolgens, nadat de achterstand is voldaan, tot tijdige betaling van € 5.544,80 bruto en € 2.376,34 vrijgegeven vergoeding per maand tot het moment waarop de loonsanctie is opgeheven dan wel het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd,
met veroordeling van Gate Gourmet in de proceskosten alsmede de nakosten.
3.2.
Ter zitting heeft de raadsman van [werknemer] desgevraagd aangegeven dat, voorzover hetgeen onder a. en d. wordt gevorderd een dubbeltelling zou opleveren, het de bedoeling is om vanaf 1 mei 2017 elke maand in totaal 80% van het laatstverdiende loon betaald te krijgen.
3.3.
[werknemer] legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat Gate Gourmet zonder wettelijke grondslag en in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door het loon van [werknemer] in zijn derde ziektejaar te verlagen naar 70% van het maximum dagloon, zonder [werknemer] daarvan tijdig op de hoogte te stellen. Op grond van artikel 2.4 van de huisregels die op de overeenkomst van toepassing zijn, is Gate Gourmet gehouden tot betaling van 80% van het loon zoals ook in het tweede ziektejaar is uitbetaald, omdat de loonsanctie een verlenging van het tijdvak is waarin loon moet worden doorbetaald. Er is geen sprake van een nieuwe vaststelling van de hoogte van het loon ten gevolge van het tijdsverloop. Dat de 80% van het loon ook moet worden doorbetaald in het derde ziektejaar, volgt uit de formulering van artikel 2.4 van de huisregels - "na een jaar 80%" - terwijl in dat artikel eveneens wordt aangegeven dat bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid - waarbij iemand deels dus arbeidsgeschikt blijft en voor dat deel het volledige loon zal ontvangen - naar rato zal worden uitgekeerd. Dit loopt naar haar aard door tot na het tweede ziekte jaar, zodat deze regeling niet anders kan worden gelezen als dat er ook een regeling voor het derde ziektejaar is getroffen.

4.Het verweer

4.1.
Gate Gourmet betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat artikel 25 lid 9 van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) waarin de mogelijkheid van het opleggen van een loonsanctie door het UWV aan de werkgever is geregeld, verwijst naar artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daaruit volgt dat in het derde ziektejaar 70% van het maximum dagloon door de werkgever dient te worden betaald. Gate Gourmet verwijst ter onderbouwing naar de jurisprudentie, waaruit volgt dat enkel in het uitzonderlijke geval dat de werkgever en de werknemer concrete en afdwingbare afspraken hebben gemaakt over de (financiële) verplichtingen die zien op en zullen gelden in het derde ziektejaar, er van de 70% maximum dagloon kan worden afgeweken. In het onderhavige geval zijn dergelijke afspraken echter niet gemaakt.
4.2.
Gate Gourmet heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat artikel 2.4 van de huisregels primair geschreven en bedoeld is voor productiemedewerkers en niet voor het management, waartoe de heer [werknemer] behoort. Desalniettemin is het bij Gate Gourmet wel gebruik om ook aan het management gedurende de eerste 104 weken van de ziekte het loon te betalen conform het afbouwschema van artikel 2.4. van de huisregels. Voor de periode na de eerste 104 weken van de ziekte, hebben partijen niets afgesproken. Daarom valt [werknemer] na de eerste 104 weken terug op de regeling van artikel 7:629 BW en heeft hij dus recht op 70% van het maximum dagloon. Gate Gourmet heeft aangegeven dat dit ook logisch is, omdat [werknemer] ditzelfde bedrag na twee jaar ziekte ook zou hebben ontvangen op grond van de WIA, indien er geen loonsanctie zou zijn opgelegd. De loonsanctie is bedoeld om de werkgever te sanctioneren voor het onvoldoende verrichten van re-integratie-inspanningen, maar het is niet bedoeld om de werknemer te bevoordelen met een hogere uitkering dan de werknemer op grond van de WIA zou kunnen ontvangen.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [werknemer] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu door partijen niet wordt betwist dat [werknemer] een behoorlijk terugval in loon heeft gehad en hij heeft aangegeven dat hij problemen ervaart bij de betaling van zijn vaste lasten door deze terugval.
5.2.
Gate Gourmet heeft [werknemer] tot en met april 2017 80% van het overeengekomen loon betaald. De vraag die voorligt is of Gate Gourmet, gedurende de loonsanctie van het UWV, nog altijd 80% van het overeengekomen loon dient te betalen, dan wel - zoals is betoogd door Gate Gourmet - 70% van het maximum dagloon.
5.3.
De loonsanctie van het UWV is gebaseerd op artikel 25 lid 9 van de WIA. In dit artikel is geregeld dat het UWV het tijdvak gedurende welke de werknemer tijdens ziekte recht heeft op loondoorbetaling van de werkgever met ten hoogste 52 weken kan verlengen, opdat de werkgever in die periode zijn tekortkoming ten aanzien van de re-integratie-inspanningen kan herstellen. In artikel 25 lid 9 WIA wordt verwezen naar artikel 7:629 BW, waarin de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever tijdens ziekte van de werknemer is opgenomen, welke loondoorbetalingsverplichting, gelet op de verwijzing naar artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, maximaal 70% van het maximum dagloon bedraagt. Uit de verwijzing naar artikel 7:629 BW volgt echter niet dat een werkgever verplicht is tijdens het verlengde tijdvak ofwel tijdens het derde ziektejaar dezelfde aanvulling op de wettelijke doorbetalingsverplichting te blijven betalen als in de eerste 104 weken. Daarvoor is evenmin in de wetsgeschiedenis bij die bepalingen een aanknopingspunt te vinden. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat de artikelen 7:629 BW en 25 WIA de werkgever niet tot meer verplichten dan doorbetaling van 70% van het maximum dagloon, tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen.
5.4.
Voor de vraag of partijen iets overeengekomen zijn over de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte in het derde ziektejaar en zo ja, wat, dient de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst te worden uitgelegd aan de hand van het Haviltex-criterium.
5.5.
[werknemer] stelt zich op het standpunt dat uit artikel 2.4 van de huisregels volgt dat er uitdrukkelijke afspraken voor het derde ziektejaar zijn overeengekomen. Weliswaar betwist Gate Gourmet dat artikel 2.4 van de huisregels ook voor het management, waartoe [werknemer] behoort, van toepassing is, maar zij betwist niet dat het de gewoonte is dit afbouwschema ook voor het management toe te passen. Het geschil dat partijen verdeeld houdt, is daarom de vraag hoe (de tekst van) artikel 2.4 van de huisregels moet worden uitgelegd. Anders gezegd, betekent “
na een jaar 80%” dat er 80% van het loon wordt doorbetaald vanaf het tweede ziekte jaar totdat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever tijdens ziekte van de werknemer vervalt en dus ook in het derde ziektejaar, of betekent dat “slechts” dat in het tweede ziektejaar 80% van het loon wordt doorbetaald?
5.6.
In beginsel is het aannemelijk dat partijen bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst ten aanzien van het afbouwschema van artikel 2.4 van de huisregels zijn uitgegaan van de maximale wettelijke loondoorbetalingsverplichting van – thans – 104 weken. [werknemer] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat hij erop heeft mogen vertrouwen dat hij ook na het verstrijken van deze termijn van twee jaar nog aanspraak zou kunnen maken op 80% van zijn salaris. Het enkele feit dat de formulering van het afbouwschema luidt “na een jaar 80%” doet daaraan niet af. [werknemer] heeft ook niet gesteld, en het is ook niet gebleken, dat er expliciet over het derde ziektejaar is gesproken bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Dit laatste is door Gate Gourmet zelfs betwist. Gelet daarop kan de bepaling van artikel 2.4 van de huisregels niet anders worden gelezen dan dat [werknemer] alleen in het tweede ziektejaar recht had op 80% van zijn loon. Voor de periode daarna hebben partijen niets geregeld, zodat hij vanaf het derde ziektejaar slechts nog recht heeft op 70% van het maximum dagloon.
5.7.
Dat loondoorbetaling van 70% van het maximum dagloon in strijd zou zijn met het goed werkgeverschap, valt niet in te zien. Het enkele feit dat [werknemer] nu plotseling een grote loonterugval maakt, onderbouwt dit standpunt in ieder geval niet. Immers, indien geen loonsanctie was opgelegd, zou [werknemer] op grond van de WIA eveneens zijn teruggevallen tot 70% van het maximum dagloon. De raadsman van [werknemer] heeft ter zitting nog aangevoerd dat [werknemer] de loonsanctie reeds lang van te voren zag aankomen, zodat hij erop mocht vertrouwen dat hij nog niet in de WIA terecht zou komen. Uit het bovenstaande volgt echter dat hij ook in het geval van een loonsanctie vanaf mei 2017 70% van het maximum dagloon zou gaan ontvangen, zodat hij had kunnen weten dat hij terug zou vallen.
5.8.
Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen van [werknemer] zullen worden afgewezen.
5.9.
Op grond van artikel 7:629a lid 6 BW ziet de kantonrechter aanleiding te bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
weigert de gevorderde voorzieningen;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter