[gedaagde] betwist de vordering en concludeert tot afwijzing hiervan.
Hij voert – zakelijk samengevat – hiertoe het volgende aan.
Hij is [gedaagde] op bouwkundige gebied – hij is onderwijzer van beroep – en heeft alle informatie waarover hij beschikte ten tijde van de verkoop aan de kopers overhandigd en meegedeeld. Hij heeft daarmee aan zijn informatieplicht voldaan.
Bovendien hebben de kopers deskundigen ingeschakeld om het aan te kopen appartement te beoordelen, ook al omdat zij twijfelden over de koop in verband de vochtigheid van het pand. Uiteraard hadden kopers zich kunnen bedenken dat het vochtprobleem mogelijk te maken zou kunnen hebben met een funderingsprobleem. Ze hadden bijvoorbeeld een voorbehoud kunnen maken in de koopakte of ze hadden destructief onderzoek kunnen verlangen ten aanzien van de cementen dekvloer. Dit alles hebben zij niet gedaan, hetgeen voor hun risico komt. [gedaagde] vraagt zich af wat van hem als verkoper meer verwacht had mogen worden.
[gedaagde] beroept zich erop dat hij niet tijdig aansprakelijk is gesteld door [eisers] , waardoor hij in zijn processuele belang is geschaad. Hij werd pas na drie maanden aansprakelijk gesteld, toen de vloer al was gerepareerd. Daardoor valt door [gedaagde] niet meer te onderzoeken of de schade ook zou zijn opgetreden als de cementen dekvloer was blijven liggen. Hij betwist deze schade dan ook. [gedaagde] heeft zelf, na het funderingsherstel in 2008, zonder problemen gedurende zeven jaar het souterrain als slaapkamer gebruikt.
Dat hij al in januari 2016 hoorde van de klachten, speelt in dit verband geen rol. Hij is ook lid van de VvE en hij had niet hoeven verwachten dat hij nadien persoonlijk aansprakelijk gesteld zou worden, temeer daar [eisers] de VvE aansprakelijk had gesteld.
Naast het vorenstaande is ook van belang dat [eisers] zelf de constructie van de vloer van het souterrain heeft aangepast door drie slaapkamers te creëren. Voordien waren er twee slaapkamers, waarbij geen problemen waren.
Op 9 april 2016 heeft [gedaagde] , als bestuurslid van de VvE, zijn voorstel voor de verdeling van de kosten betreffende de factuur van Hilhorst aan de leden gestuurd. Dit voorstel hield onder meer in, dat € 6.000,-- van de nota zou worden voldaan uit het reservefonds van de VvE en de rest zou worden verdeeld onder de leden conform de eerder afgesproken verdeelsleutel. [eisers] heeft zich geconformeerd aan deze berekening. Hij hoefde slechts € 4.329,93 te betalen en niet het door hem gevorderde bedrag van € 6.536,54. Pas na de mail van 9 april 2016 werd [gedaagde] op 15 april 2016 persoonlijk aansprakelijk gesteld door [eisers]