Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
- ‘Het niet overleggen met je collega’s waar je bent en wat je gaat doen, zo ook het roken buiten wordt niet gemeld aan je collega’s. Onze doelgroep is (erg) onvoorspelbaar en het kan ieder moment van de dag nodig zijn dat jouw hulp door de collega dringend gewenst is en zij dus moeten weten waar je bent.
- Het niet deelnemen aan gesprekken tijdens koffie- en lunchmomenten met cliënten. Cliënten zijn slecht/tot niet in staat van het voeren van sociale/normale gesprekken en hebben het nodig dat deze begeleid worden. Dit is 1 van de redenen waarom begeleiders bij de koffie zitten.
- Het niet herkennen van een cliënt ( [k] ), die toch al een jaar bij ons woont. Wat het nog erger maakt is dat [k] hoorde dat je hem niet herkende en dat zijn gevoel van onveiligheid nu ver te zoeken is.
- Geen initiatief genomen tijdens ruzie tussen [g] en [p] tijdens het koffiemoment, je nam een afwachtende houding aan en liet het aan de collega om in te grijpen. De collega zat op dat moment aan een andere koffietafel, het is dan ook jouw taak om tot actie over te gaan (dat te doen wat nodig is op dat moment) om een escalatie te voorkomen. Bij een escalatie komt de veiligheid van alle aanwezige cliënten in gevaar en dat is niet wenselijk..’
- ‘Eigen initiatief nemen en onderhouden van contact
- Plannen van afspraken
- Verslag leggen van [Verweerster] na elk gesprek
- Meegaan in de dagelijkse werkzaamheden en sfeer van de Jacobushoef
- Terugkoppeling
- Flexibele inzet’
‘ [Verweerster] geeft geen terugkoppeling
- [Verweerster] kan niet vertellen waar zij goed en of minder goed in is
- [Verweerster] vraagt niet om hulp
- [Verweerster] kan niet vertellen wat feedback is (…)’
‘ [m 2] geeft aan het functioneren niet voldoende te vinden. [m 2] vraagt aan [Verweerster] of zij snapt wat de bedoeling is van het traject. Vraagt [Verweerster] zelf om voldoende informatie en krijgt ze voldoende voorbeelden van [a] ? [Verweerster] geeft aan dat ze voldoende informatie krijgt en snapt waar het over gaat. Zij zegt dat ze veel vraagt aan collega’s. [Verweerster] geeft aan de regie bij de cliënten neer te leggen. [m 2] vraagt hoe [Verweerster] dat doet. In de praktijk blijkt dit niet zo te zijn.
- [Verweerster] heeft geen diepgang in haar communicatie naar collega’s en teamleider.Voorbeeld;[Verweerster] vraagt weinig om feedback (…)
- [Verweerster] geeft niet aan bij collega’s hoe zij zich voelt en waar zij mee bezig is. (…)In gesprekken kan [Verweerster] niet aangeven hoe zij werkt.
- [Verweerster] is niet actief meepratend bij vergaderingen. [Verweerster] heeft geen eigen inbreng.
- Er is vanaf 20 juli geen verbetering waar te nemen.[Verweerster] is rondom de cliënt aan het zorgen voor en minder aan het zorgen dat. (…)Er is geen eigen initiatief om begeleiding te bespreken en of aan te passen. [Verweerster] heeft geen visie hierop. (…)
- [Verweerster] neemt geen initiatief in het terugkoppelen en afspraken maken met de teamleider en met collega’s. (…)Vb; gisteren 30-8-16 zag ik [Verweerster] even en vroeg aan haar hoe het was.[Verweerster] vertelde dat ze weer bij [j] was geweest. Ik vroeg haar, waarom ik hiervan niet op de hoogte was en dat ik het jammer vind dat er geen terugkoppeling is geweest. [Verweerster] kijkt mij aan en zegt ‘ja daar is het gesprek morgen voor toch??’
[Verweerster] is zich niet bewust van haar gedragingen en beslissingen. [Verweerster] komt met enige regelmaat ongeïnteresseerd over en maakt soms ook opmerkingen die niet gepast zijn. (…)
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Kamerstukken II,2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 46). In deze eis ligt besloten dat van partijen binnen redelijke grenzen inspanningen mogen worden verwacht om tot verbetering of herstel van de arbeidsverhouding te komen, waartoe de werkgever initiatief moet nemen. [verweerster] onderschrijft niet dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en wil graag weer aan het werk. Aan het verzoek om ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding legt Odion dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als aan het verzoek om ontbinding wegens disfunctioneren. Anders dan een discussie omtrent het functioneren zijn geen andere feiten en omstandigheden door Odion gesteld. Daarmee kan niet gezegd worden dat de arbeidsverhouding zodanig duurzaam en ernstig verstoord is geraakt dat van Odion in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.