In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiseres, de moeder, haar dochter, gedaagde, gedagvaard in kort geding. De eiseres vorderde dat de steeg die toegang geeft tot de achterkant van haar woning vrij toegankelijk zou blijven. Echter, op 9 november 2017, één dag voor de zitting, heeft eiseres haar vorderingen om moverende redenen ingetrokken. Gedaagde heeft vervolgens verzocht om de mondelinge behandeling door te laten gaan en om eiseres te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft besloten de mondelinge behandeling door te laten gaan, ondanks de intrekking van de vorderingen door eiseres.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de proceskosten. Gedaagde stelde dat eiseres nodeloos kosten had veroorzaakt door het kort geding aan te spannen en deze weer in te trekken. Eiseres daarentegen vond dat de familierelatie tussen hen meebracht dat de proceskosten gecompenseerd moesten worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres haar vorderingen had gebaseerd op onjuiste stellingen en dat zij gedaagde onnodig in rechte had betrokken. Hierdoor was er geen aanleiding voor compensatie van de proceskosten vanwege de familierelatie.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter eiseres veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 550,50, bestaande uit griffierecht en het salaris van de advocaat van gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 17 november 2017 en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.