ECLI:NL:RBNHO:2017:9931

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
C/15/241094 / HA ZA 16-192
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van zorgverleners voor onrechtmatige daad door misleidende facturering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de coöperatie VGZ UA en de vennoten van Colon Care c.s. De zaak betreft onrechtmatige daad door zorgverleners, waarbij VGZ hen aansprakelijk stelt voor schade die is ontstaan door misleidende opmaak van facturen. De rechtbank oordeelt dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 18 van het Wetboek van Koophandel. De rechtbank stelt vast dat de facturen van Colon Care c.s. zodanig waren opgesteld dat de indruk werd gewekt dat behandelingen door een aangewezen zorgaanbieder waren uitgevoerd, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. Hierdoor heeft VGZ ten onrechte vergoedingen aan verzekerden uitgekeerd, wat heeft geleid tot een schadebedrag van € 42.504,10. De rechtbank wijst de vorderingen van VGZ toe en veroordeelt Colon Care c.s. tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De vorderingen in de vrijwaringszaken worden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de vennoten tegen elkaar niet steekhoudend zijn. De rechtbank legt de proceskosten bij de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
ACH/CH
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 6 december 2017
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/241094 / HA ZA 16-192 van
de coöperatie
COÖPERATIE VGZ UA,
gevestigd te Arnhem,
eiseres bij dagvaarding van 9 maart 2016,
advocaat mr. A. Youssuf te 's-Gravenhage,
tegen
1. de ontbonden vennootschap onder firma
COLON CARE CENTER,
gevestigd te Hoorn,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[x],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.F. Keuchenius te Hoorn Nh,
3.
[Y],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.A. Reijnen te Hoorn Nh,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/249820 / HA ZA 16-669 van
[x],
wonende te [woonplaats 1]
eiseres (in vrijwaring) bij dagvaarding van 10 oktober 2016,
advocaat mr. P.F. Keuchenius te Hoorn Nh,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde (in vrijwaring),
advocaat mr. R.A. Reijnen te Hoorn Nh.
en in de zaak met zaaknummer /rolnummer C/15/246368/ HA ZA 16-487 van
[Y] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
eiseres in vrijwaring bij dagvaarding van 18 juli 2016,
advocaat mr. R.A. Reijnen te Hoorn Nh.
tegen
[x] ,
wonende te [woonplaats 1]
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. P.F. Keuchenius te Hoorn Nh.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna VGZ genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als Colon Care c.s. en afzonderlijk als Colon Care, [x] en [Y] .

1.De procedure in de hoofdzaak

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 18 producties;
  • de conclusie van antwoord namens [x] met 17 producties;
  • de conclusie van antwoord namens [Y] met 9 producties;
  • het tussenvonnis van 2 november 2016;
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2017 en de daarin vermelde stukken.

2.De procedure in de (vrijwarings)zaak met het rolnummer 16-669

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 2 bijlagen en 17 producties;
  • de conclusie van antwoord met 1 bijlage en 20 producties;
  • het tussenvonnis van 2 november 2016;
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2017 en de daarin vermelde stukken.

3.De procedure in de vrijwaringszaak met het rolnummer 16-487

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 17 producties;
- de conclusie van antwoord met 16 producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2017 en de daarin vermelde stukken.
4. Ten slotte is in alle reeds eerder gevoegde zaken vonnis bepaald.

5.De feiten

5.1.
Bij VGZ zijn diverse zorgverzekeraars in de zin van de Zorgverzekeringswet aangesloten. Op basis van een aanvullende verzekering vergoeden deze verzekeraars (hierna aan te duiden als VGZ) aan verzekerden kosten die betrekking hebben op alternatieve zorg, mits deze zorg is verleend door zogenaamde aangewezen zorgaanbieders. Deze zorgaanbieders staan vermeld in een via internet te raadplegen zorggids, die jaarlijks geactualiseerd wordt. Gelet op het grote aantal therapeuten dat werkzaam is in de alternatieve zorg heeft VGZ ervoor gekozen om geen contracten te sluiten met individuele therapeuten, maar maakt zij samenwerkingsafspraken met koepelorganisaties in de sector.
5.2
[x] en [Y] waren vanaf februari 2006 vennoten van Colon Care c.s., in welke vennootschap een darmspoelkliniek werd geëxploiteerd. Hierbij gaat het om verlening van alternatieve zorg. In beginsel werkte [x] op maandag, dinsdag en woensdag en [Y] op donderdag, vrijdag en zaterdag.
5.3.
[Y] was vanaf 2006 aangesloten bij de beroepsorganisatie VBAG en [x] vanaf 2008 bij een andere beroepsorganisatie, namelijk de NOAG.
In de jaren 2011 tot en met 2013 behoorde de VBAG tot de (door VGZ) aangewezen zorgaanbieders maar de NOAG niet.
5.4.
Na gerezen meningsverschillen tussen [x] en [Y] heeft deze rechtbank in een eerdere procedure tussen hen bij vonnis van 1 april 2015 beslist dat de vennootschap per 13 december 2013 is geëindigd en dat [x] gerechtigd was om de praktijk als eenmanszaak voort te zetten.
5.5.
[x] en [Y] hebben bij akte van 28 maart 2008 hun vennootschappelijke relatie juridisch vormgegeven.
Artikel 19 van deze akte luidt als volgt:
“De voortzettende vennoot is verplicht alle bedrijfsverplichtingen van de niet-voortzettende vennoot, evenals de bedrijfsverplichtingen die zijn ontstaan in de periode vanaf de beëindiging van de vennootschap tot de levering van de in Artikel 16 vermelde zaken en vermogensrechten, als zijn eigen verplichtingen te erkennen en te voldoen. De voortzettende vennoot is verplicht de niet-voortzettende vennoot volledig te vrijwaren van deze bedrijfsverplichtingen. Van de in de eerste volzin vermelde bedrijfsverplichtingen zijn uitgezonderd de verplichtingen die betrekking hebben op zaken en vermogensrechten waarvan de eigendom niet door de voortzettende vennoot is verkregen.”
5.6.
Bij brief van 7 augustus 2014 heeft VGZ [x] en [Y] in hun hoedanigheid van vennoten van Colon Care aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelde geleden te hebben doordat VGZ ten onrechte is overgegaan tot vergoeding aan verzekerden van een groot aantal door Colon Care uitgeschreven nota’s. VGZ stelt door de handelwijze van Colon Care c.s. financieel benadeeld te zijn voor een bedrag van
€ 42.504,10.

6.Het geschil

in de hoofdzaak

6.1.
VGZ vordert na eisvermindering ter zitting samengevat hoofdelijke veroordeling van Colon Care c.s. tot betaling van € 42.504,10, vermeerderd met rente en kosten.
6.2.
Colon Care c.s. voert verweer.
6.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de (vrijwarings)zaak met het rolnummer 16-669
6.4.
[x] vordert - samengevat - dat [Y] wordt veroordeeld om aan [x] te betalen al hetgeen waartoe [x] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [Y] in de kosten van de vrijwaring. Daarnaast heeft [x] gevorderd dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat [Y] in een aantal opzichten onrechtmatig jegens [x] heeft gehandeld en [Y] zal veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat.
6.5.
[Y] voert verweer.
6.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak met het rolnummer 16-487
6.7.
[Y] vordert - samengevat - dat [x] wordt veroordeeld om aan [Y] te betalen al hetgeen waartoe [Y] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [x] in de kosten van de vrijwaring.
6.8.
[x] voert verweer.
6.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

7.De beoordeling

in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken

7.1.
Gelet op het feit dat de hoofdzaak en de vrijwaringszaken inhoudelijk nauw met elkaar verweven zijn zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen. Daarbij wordt opgemerkt dat ten aanzien van Colon Care het bepaalde in artikel 140 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is.
7.2.
VGZ legt aan haar vordering in de hoofdzaak ten grondslag dat [x] in de jaren 2011 tot en met 2013 veelvuldig alternatieve zorg heeft verleend aan verzekerden van VGZ, waarvoor aan die verzekerden door Colon Care nota’s werden verstrekt waarop (sinds april/mei 2011) alleen de naam, de AGB (Algemeen Gegevens Beheer)-code en de beroepsorganisatie van [Y] stonden vermeld. Hierdoor werd tegenover VGZ de schijn gewekt dat het telkens ging om kosten die verband hielden met behandelingen door [Y] , terwijl de behandelingen in werkelijkheid door [x] waren uitgevoerd. Omdat [x] was aangesloten bij de NOAG, zijnde een niet-aangewezen zorgaanbieder, kwamen haar behandelingen niet voor vergoeding door VGZ in aanmerking, hetgeen Colon Care c.s. bekend was. Colon Care c.s. heeft dan ook onrechtmatig jegens VGZ gehandeld en is gehouden de door VGZ geleden schade, bestaande uit aan verzekerden ten onrechte gedane uitkeringen tot een totaalbedrag van € 42.504,10, te vergoeden.
7.3.
[x] en [Y] hebben zich tegen de vordering van VGZ op diverse gronden verweerd. Voor zover hun verweren ertoe strekken te betogen dat een eventuele aansprakelijkheid uitsluitend de andere vennoot kan betreffen komt de rechtbank daarop later in dit vonnis terug. De rechtbank zal echter eerst de vraag bespreken of er onrechtmatig is gehandeld jegens VGZ.
7.4.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat tussen partijen vaststaat dat omstreeks maart/april 2011 de opmaak van de door Colon Care verzonden nota’s is gewijzigd, in die zin dat vanaf toen de naam, de beroepsorganisatie en de AGB-code dan wel het licentienummer van [x] daarop niet meer, zoals voordien wel het geval was, vermeld werden. Ter zitting hebben [x] en [Y] desgevraagd beiden aangegeven dat zij niets van doen hebben gehad met de gewijzigde opmaak en dat die hen pas (veel) later, wat [Y] betreft eerst omstreeks maart 2013, is opgevallen. Daargelaten het antwoord op de hierna te beantwoorden aansprakelijkheidsvraag acht de rechtbank een dergelijke handelwijze jegens VGZ zonder meer onrechtmatig. VGZ kon immers uit de nota’s, nadat de gegevens van [x] daarvan waren verwijderd, op geen enkele manier opmaken dat de gedeclareerde behandelingen in een groot aantal gevallen door een ander dan [Y] waren uitgevoerd. Het door [Y] geuite verwijt (conclusie van antwoord, randnummer 71) dat VGZ jarenlang heeft verzuimd om de nota’s van Colon Care te controleren is dan ook ongegrond.
7.5.
[x] heeft (onder verwijzing naar de producties 2 t/m 6 bij haar conclusie van antwoord) de juistheid betwist van de stelling van VGZ dat behandelingen door leden van de NOAG niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien een aantal door haar uitgevoerde behandelingen wel degelijk door VGZ is vergoed. Ter zitting is namens VGZ onder verwijzing naar productie 22 gemotiveerd uiteengezet dat deze vergoedingen betrekking hadden op twee verzekerden ten aanzien van wie een welomschreven uitzondering op de hoofdregel aan de orde was: wat betreft de ene verzekerde was sprake van een fout van een werknemer van VGZ waardoor ten onrechte tot uitbetaling is overgegaan en wat betreft de andere verzekerde heeft VGZ uit coulance-overwegingen besloten om tot vergoeding van een aantal nota’s over te gaan.
[x] is hierop niet meer ingegaan, zodat de rechtbank het ervoor moet houden dat ten aanzien van deze beide verzekerden sprake is geweest van uitzonderingen die de regel (inhoudende dat behandelingen door therapeuten die bij de NOAG zijn aangesloten niet worden vergoed) bevestigen.
7.6.
[x] heeft voorts betoogd, kennelijk eveneens ter bestrijding van het onrechtmatig karakter van de nota’s, dat de hiervoor onder 5.1. vermelde zorggids haar niet bekend is (gemaakt) en dat er geen (rechts)regels bestaan die bepalen hoe facturen van Colon Care c.s. dienen te worden ingericht.
De rechtbank overweegt dat in het algemeen van ondernemers wordt verlangd dat zij bekend zijn met c.q. zich op de hoogte stellen van regelgeving die voor de uitoefening van hun beroep of bedrijf relevant is. Dit geldt zowel voor regels die van overheidswege zijn uitgevaardigd als voor, zoals in dit geval, bepalingen van verzekeraars die de aanspraak op vergoeding van bepaalde behandelingen reguleren. Dat deze laatste categorie bepalingen voor de beroepspraktijk van Colon Care van belang was kan worden opgemaakt uit het feit dat er, blijkens de mailberichten die zich in het dossier bevinden, zeer regelmatig door patiënten vragen op dit punt werden gesteld.
Nu de zorggids via internet eenvoudig ingezien kan worden en in het, eveneens via internet te raadplegen, document “Veel gestelde vragen alternatieve therapie” (waarvan de rechtbank aanneemt dat daaraan eerdere versies vooraf zijn gegaan; het tegendeel is door [x] ook niet betoogd) onder punt 10 precies wordt aangegeven welke gegevens op de nota vermeld moeten worden, kan de rechtbank slechts vaststellen dat [x] zich kennelijk onvoldoende inspanning heeft getroost om de beschikbare informatie tot zich te nemen. Aldus moet het betoog van [x] op grond van haar eigen te weinig actieve houding worden gepasseerd.
7.7.
Ter ontzenuwing van het verwijt dat Colon Care c.s. onrechtmatig heeft gehandeld heeft [x] (in haar conclusie van antwoord, randnummer 65 e.v.) nog gewezen op een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 juni 2015 (ECLI:2015:2468), maar ook hieraan valt geen steun voor haar standpunt te ontlenen. In de bewuste zaak werden, kort gezegd, declaraties van een tandartsenpraktijk door de rechtbank niet onrechtmatig geacht nu onvoldoende duidelijk was (gemaakt) in welke gevallen een verrichting volgens een bepaalde diagnostische code in combinatie met een andere code mocht worden gedeclareerd. Waar het in die zaak dus ging om onduidelijkheden van technisch-administratieve aard die de rechtbank niet voor risico van de opsteller van de declaraties wilde laten komen, is er in de onderhavige zaak iets heel anders aan de orde, namelijk het zodanig opstellen van nota’s dat daaraan niet valt te zien dat zij behandelingen betreffen die zijn uitgevoerd door een niet aangewezen zorgaanbieder.
7.8.
Tenslotte heeft [x] betwist dat de bewuste nota’s onrechtmatig zouden zijn met het argument (verwoord in haar conclusie van antwoord, randnummers 48 en 63) dat de (be)handelingen van de beide vennoten volledig uitwisselbaar waren en dat alle behandelingen in de kliniek onder gezamenlijke verantwoordelijkheid vielen, zodat behandelingen uitgevoerd door de ene vennoot op naam van de andere vennoot gedeclareerd mochten worden.
De rechtbank acht ook dit argument van [x] niet steekhoudend en overweegt in dit verband het volgende.
In de eerste plaats gaat [x] er vanuit dat aan de brief van de minister van VWS d.d. 2 juli 2013 (productie 17), waarnaar zij ter onderbouwing van haar standpunt verwijst, algemene gelding, zelfs buiten het terrein van de gezondheidszorg, toekomt, zulks echter ten onrechte omdat het onderwerp van de brief blijkens de aanhef en de inhoud ervan nadrukkelijk beperkt is tot (het hoofdbehandelaarschap in) de GGZ.
In de tweede plaats gaat [x] eraan voorbij dat het zorgverzekeraars als VGZ vrijstaat om, ter bevordering van de kwaliteit van de bij hen gedeclareerde zorgverrichtingen, alleen tot vergoeding daarvan over te gaan indien de zorg is verleend door gekwalificeerde en/of gecertificeerde zorgverleners, en dat het haar, [x] , niet vrijstaat om een dergelijk door zorgverzekeraars op goede gronden ontwikkeld beleid te doorkruisen.
Aan [x] kan worden toegegeven dat de eerste alinea van de door haar (als productie 14 bij haar conclusie van antwoord) overgelegde mail d.d. 16 december 2010 van VGZ wat onhandig c.q. dubbelzinnig is geformuleerd, maar gelet op de gedetailleerde uitleg die daarop volgt komt aan die enkele onzorgvuldige formulering geen betekenis in de door [x] gewenste zin toe.
7.9.
Zoals uit het voorgaande blijkt moet de wijze van opstellen van de ten name van Colon Care verzonden nota’s jegens VGZ als onrechtmatig gekwalificeerd worden.
Thans is aan de orde de vraag of, zoals VGZ heeft betoogd, zowel de beide vennoten als de ontbonden vennootschap voor dit onrechtmatig handelen (hoofdelijk) aansprakelijk gehouden kunnen worden of alleen een van de vennoten. Dit laatste standpunt hebben [x] en [Y] zowel in de hoofdzaak als in de beide vrijwaringzaken ingenomen, waarbij zij van mening zijn dat uitsluitend de andere vennoot aansprakelijk is.
7.10.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat [x] en [Y] ervoor hebben gekozen om hun samenwerking juridisch vorm te geven in een vennootschap onder firma (hierna: v.o.f.), welke keuze onder meer de toepasselijkheid van artikel 18 Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) met zich brengt. Dit artikel bepaalt dat elk van de vennoten voor verbintenissen van de v.o.f. hoofdelijk is verbonden. Hierbij gaat het niet alleen om contractuele verplichtingen van de v.o.f., maar ook kunnen vennoten jegens een derde aansprakelijk zijn wegens onrechtmatig handelen van de v.o.f. In dit laatste geval is bepalend of het onrechtmatig handelen van de vennootschap heeft plaatsgevonden bij de uitoefening van de normale vennootschappelijke activiteiten en in het maatschappelijk verkeer als gedraging van de vennootschap heeft te gelden.
7.11.
Naar het oordeel van de rechtbank behoort het vervaardigen en verzenden van nota’s op naam van de v.o.f. naar verkeersopvattingen bij uitstek tot de normale vennootschappelijke werkzaamheden. Dat een deel van de nota’s in deze zaak niet correct is opgesteld maakt dit niet anders omdat die incorrectheid, zoals hiervoor is overwogen, weliswaar leidt tot het oordeel dat door de v.o.f. onrechtmatig is gehandeld, maar aan de facturering niet het karakter van normale bedrijfsactiviteit ontneemt. Het andersluidende betoog van [Y] (in haar conclusie van antwoord, randnummer 50) faalt dan ook. Dit geldt evenzeer voor hetgeen zij overigens heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat alleen [x] aansprakelijk is voor het uitgeven van onjuiste nota’s. [Y] gaat namelijk (conclusie van antwoord, randnummer 44 e.v.) volkomen voorbij aan het vennootschappelijk verband waarbinnen zij met [x] opereerde en doet het voorkomen alsof zij ieder, geheel onafhankelijk van elkaar, een eenmanszaak exploiteerden. Ten onrechte laat zij dan ook artikel 18 WvK. buiten beschouwing.
7.12.
De rechtbank overweegt dat, nu het onrechtmatig geachte handelen een normale vennootschappelijke activiteit betreft, op grond van artikel 18 WvK. zowel de ontbonden vennootschap als haar beide vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daaruit voortgevloeide schade. Een dergelijke gezamenlijke aansprakelijkheid acht de rechtbank ook op zijn plaats nu volstrekt onduidelijk is gebleven ( [x] en [Y] spreken elkaar tegen en een concreet bewijsaanbod is op dit punt niet gedaan) wie de hand heeft gehad in de gewijzigde opmaak van de nota’s van Colon Care en of de andere vennoot hiervan op de hoogte was. Bovendien was er, anders dan [Y] stelt, in elk geval in financieel/administratief opzicht sprake van een nauwe samenwerking tussen de vennoten: er was sprake van een gezamenlijke financiële administratie waarin alle nota’s werden verwerkt en van een gezamenlijke bankrekening waarop alle betalingen van die nota’s binnenkwamen en voorts werd de winst van de vennootschap bij helfte tussen de vennoten gedeeld.
Overigens zou de omstandigheid dat een van de vennoten mogelijk pas (veel) later bekend is geworden met de gewijzigde lay-out van de nota’s haar geenszins verontschuldigen, omdat van elk van de vennoten verwacht mag worden dat zij zicht houdt op het financiële reilen en zeilen van de onderneming en zich daarover geregeld laat informeren (door de andere vennoot en zo nodig door de boekhouder). Een vennoot die zich in dit opzicht te passief opstelt kan zich naderhand niet beroepen op onbekendheid met de financiële gang van zaken.
7.13.
[Y] heeft nog aangevoerd (onder meer in haar conclusie van antwoord in vrijwaring, randnummer 82 e.v.) dat [x] als voortzettende vennoot, in geval van toewijzing van de vordering in de hoofdzaak, op grond van het hierboven onder 5.5. aangehaalde artikel 19 van de vennootschapsakte [Y] dient te vrijwaren.
De rechtbank overweegt dat [Y] aan dit artikel een beduidend grotere reikwijdte wil toekennen dan het volgens de tekst daarvan heeft. Het artikel ziet namelijk, mede gelet op artikel 16 van de akte, op bedrijfsverplichtingen die betrekking hebben op zaken en vermogensrechten waarvan de eigendom door de voortzettende vennoot is verkregen. Dit blijkt ook uit de zinsnede in artikel 19 dat de vrijwaringsplicht van de voortzettende vennoot in tijd is begrensd “tot de levering van de in Artikel 16 vermelde zaken en vermogensrechten”. De bepalingen van de vennootschapsakte scheppen naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen vrijwaringsverplichting voor de voortzettende vennoot in geval van een aansprakelijkstelling door een derde uit hoofde van onrechtmatige daad.
7.14.
[x] en [Y] hebben VGZ nog verweten dat zij haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden (conclusie van antwoord [x] , randnummers 60-61; conclusie van antwoord [Y] , randnummer 73), zulks echter ten onrechte, aangezien het ter vrije keuze van VGZ staat wie zij ter zake van door haar geleden schade wenst aan te spreken.
7.15.
In de zaak met het rolnummer 16-669 heeft [x] , naast veroordeling van [Y] in vrijwaring, ook een verklaring voor recht gevorderd dat [Y] in twee opzichten onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld alsmede een schadevergoeding, op te maken bij staat. Volgens [x] heeft [Y] valse aantijgingen over haar gedaan bij diverse instanties en heeft zij apparatuur c.q. inventaris van de v.o.f. verduisterd.
De rechtbank stelt op basis van de dossiers (waaronder ook het dossier in twee instanties betreffende de beëindiging van de v.o.f.) vast dat het einde van de samenwerking tussen de vennoten is ontsierd door tal van wederzijdse onaangenaamheden in woord en daad. Daarbij hebben beide vennoten het nuttig geacht op enig moment apparatuur c.a. van de v.o.f. “veilig te stellen”. In deze context van ongenoeglijkheden over en weer ligt het juridisch en ook anderszins niet in de rede om daaruit enkele gedragingen van een van beide vennoten te selecteren en die als onrechtmatig te bestempelen. Reeds daarop stuiten deze vorderingen van [x] af.
7.16.
De rechtbank overweegt voorts nog dat de stellingen van [x] in de dagvaarding (randnummers 11 tot en met 14) uiterst summier zijn en dat na het uitvoerige en gemotiveerde weerwoord in de conclusie van antwoord van [Y] (randnummers 82 tot en met 146) die stellingen ter zitting niet nader zijn gesubstantieerd. [x] heeft dan ook niet aan haar stelplicht voldaan, zodat haar vorderingen ook om die reden moeten worden afgewezen.
De rechtbank voegt daar nog aan toe dat [x] ook ten aanzien van de schade tekort is geschoten in haar stelplicht. Weliswaar worden in geval verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gevorderd geen hoge eisen gesteld aan de stellingen op dit punt, maar wel geldt de eis dat in elk geval de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk moet zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [x] aan deze eis niet voldaan door iedere concrete toelichting op de mogelijk geleden schade achterwege te laten.
7.17.
Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van VGZ in de hoofdzaak moeten worden toegewezen en dat de over en weer in de vrijwaringszaken ingestelde vorderingen dienen te worden afgewezen.
7.18.
Colon Care c.s. zal als de in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
- dagvaarding € 219,08
- griffierecht € 1.929,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × € 894,00)
Totaal € 3.936,08
7.19.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
7.20.
[x] zal als de in de (vrijwarings)zaak met het rolnummer 16-669 in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Y] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten x € 894,00)
Totaal € 1.788,00
7.21.
[Y] zal als de in de vrijwaringszaak met het rolnummer 16-487 in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [x] worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 punten x € 894,00)
Totaal € 1.788,00

8.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
8.1.
veroordeelt Colon Care c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan VGZ te betalen een bedrag van € 42.504,10 (tweeënveertig duizend vijfhonderdvier euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 1 januari 2014 tot de dag van volledige betaling,
8.2.
veroordeelt Colon Care c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de hoofdzaak, aan de zijde van VGZ tot op heden begroot op € 3.936,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.3.
veroordeelt Colon Care c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Colon Care c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
8.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in de (vrijwarings)zaak met het rolnummer 16-669
8.5.
wijst de vorderingen af,
8.6.
veroordeelt [x] in de proceskosten, aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op € 1.788,00.
in de vrijwaringszaak met het rolnummer 16-487
8.7.
wijst de vorderingen af,
8.8.
veroordeelt [Y] in de proceskosten, aan de zijde van [x] tot op heden begroot op € 1.788,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017.