ECLI:NL:RBNHO:2018:10120

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
7167588 AO VERZ 18-125
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en re-integratieverplichtingen van werknemer met verslavingsproblematiek

In deze zaak verzoekt de werknemer, aangeduid als [verzoeker], de kantonrechter om het ontslag op staande voet dat door zijn werkgever, Arvato Benelux B.V., is gegeven, te vernietigen. Het ontslag vond plaats op 28 juni 2018, nadat de werknemer niet was verschenen op een afspraak bij de bedrijfsarts en de benodigde formulieren niet had getekend en geretourneerd. De werknemer stelt dat hij arbeidsongeschikt is vanwege psychische klachten en dat hij in juni 2018 bezig was met een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De werkgever verzet zich tegen het verzoek en stelt dat de werknemer structureel redelijke opdrachten in het kader van zijn re-integratie weigert na te komen.

De kantonrechter oordeelt dat de redenen die Arvato aanvoert voor het ontslag op staande voet niet als dringende redenen kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter stelt vast dat de werknemer in de periode voor de ontslagaanvraag wel degelijk contact heeft gehouden met de werkgever en dat zijn weigering om de formulieren te ondertekenen voortkwam uit wantrouwen jegens de werkgever. De kantonrechter concludeert dat de werknemer niet structureel zijn re-integratieverplichtingen heeft verzuimd en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Het verzoek van de werknemer wordt toegewezen en het ontslag wordt vernietigd.

Daarnaast wordt het tegenverzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat de werkgever onvoldoende heeft aangetoond dat de gedragingen van de werknemer tot ontbinding zouden moeten leiden. De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7167588 \ AO VERZ 18-125
Uitspraakdatum: 22 november 2018
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. E.B. van Griethuysen
tegen
Arvato Benelux B.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk
verwerende partij
verder te noemen: Arvato
gemachtigde: mr. M.G.H. Terhorst

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om het door Arvato gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Arvato heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 25 oktober 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1981, is op 1 november 2006 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Arvato, Intel International B.V. in de functie van Materials Specialist.
2.2.
Sinds 16 november 2013 is [verzoeker] onafgebroken arbeidsongeschikt. [verzoeker] ontvangt sinds 13 november 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van 41.14 % arbeidsongeschiktheid van het UWV.
2.3.
Per 22 februari 2016 is [verzoeker] door overgang van onderneming in dienst van Arvato. [verzoeker] heeft geen werkzaamheden verricht bij Arvato.
2.4.
Op 24 februari 2016 had [verzoeker] in het kader van zijn re-integratie een afspraak met Arvato. [verzoeker] is niet verschenen op deze afspraak. Arvato heeft [verzoeker] opnieuw uitgenodigd om op 25 februari 2016 te verschijnen. [verzoeker] is op deze afspraak evenmin verschenen. Bij brief van 25 februari 2016 heeft Arvato [verzoeker] uitgenodigd voor een gesprek op 26 februari 2016. Zij heeft daarbij vermeld dat als [verzoeker] niet verscheen zij ervan uitging dat [verzoeker] niet mee over wilde naar Arvato.
2.5.
Op 26 februari 2016 is [verzoeker] verschenen. In dit gesprek heeft [verzoeker] te kennen gegeven dat hij voor Arvato wil werken, maar dat hij weigerde om de formulieren die toegang geven tot de locatie van Arvato (hierna: de formulieren) te ondertekenen. De gevolgen van ondertekening van de formulieren wilde [verzoeker] eerst met zijn juridisch adviseur bespreken.
2.6.
In de periode van 26 februari 2016 tot en met 10 april 2017 hebben partijen onderhandelingen gevoerd over beëindiging van het dienstverband, evenwel zonder resultaat. Arvato heeft [verzoeker] vervolgens opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 19 april 2017.
2.7.
Bij brief van 24 mei 2017 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat er op dat moment geen re-integratiemogelijkheden waren, maar dat [verzoeker] zijn werkzaamheden mogelijk met 2 maanden zou kunnen hervatten.
2.8.
Bij brief van 5 juli 2017 heeft de bedrijfsarts Arvato geadviseerd om een open gesprek te plannen voor nadere oriëntatie en kennismaking. Arvato heeft [verzoeker] vervolgens per e-mail om zijn beschikbaarheid gevraagd. Arvato heeft hierop geen reactie van [verzoeker] ontvangen. Op 1 augustus 2017 heeft alsnog een gesprek plaatsgevonden.
2.9.
Op 22 september 2017 heeft de bedrijfsarts Arvato geadviseerd om in de loop van oktober 2017 oriënterende bezoeken te brengen aan de locatie van Arvato, met als doel oriëntatie op de terugkeer van [verzoeker] bij Arvato of elders.
2.10.
Op 31 oktober 2017 heeft Arvato per e-mail aan [verzoeker] bevestigd dat er op 14 november 2017 een gesprek zal plaatsvinden. In de e-mail is [verzoeker] eveneens verzocht om het plan van aanpak door te nemen, eventueel aan te vullen en te ondertekenen. Voorts is [verzoeker] verzocht de formulieren te ondertekenen en deze uiterlijk 10 november 2017 te retourneren.
2.11.
Op 13 november 2017 heeft Arvato het gesprek met [verzoeker] afgezegd, omdat [verzoeker] de formulieren niet getekend heeft geretourneerd aan Arvato. Het gesprek is daarom verplaatst naar 17 november 2017.
2.12.
Op 15 november 2017 heeft [verzoeker] een e-mail gestuurd met de vraag waarom hij niet een standaard bezoekersformulier kan ondertekenen voor toegang tot het gebouw van Arvato. Arvato heeft bij mail van 16 november 2016 hierop geantwoord dat [verzoeker] geen bezoeker is maar een werknemer van Arvato en dat hij daarom net als iedere andere werknemer de formulieren getekend moet retourneren.
2.13.
Op 17 november 2017 heeft Arvato in de ochtend de volgende e-mail aan [verzoeker] gestuurd:
“Hierbij verzoek ik je je vanochtend om 11 uur te melden aan de Capronilaan 37 i.p.v. de Belsingel. Ik hoop dat deze wijziging je tijdig bereikt, excuus voor de late berichtgeving.”
2.14.
Op 17 november 2017 is [verzoeker] niet op het gesprek verschenen en heeft [verzoeker] de volgende e-mail aan Arvato gestuurd:
“Dit soort tactieken is precies het gene wat mij laat zien dat u er een andere agenda erop nahoud. Ik heb er iigv de hele nacht van wakker gelegen en uw bericht heeft mij idd te laat bereikt. Helaas zullen wij elkaar vandaag, ook op de Capronilaan, niet treffen.”
2.15.
Arvato heeft [verzoeker] vervolgens uitgenodigd voor een gesprek op 20 november 2017 en hem wederom gevraagd de formulieren en het plan van aanpak getekend te retourneren. [verzoeker] heeft diezelfde dag laten weten dat hij niet kon op 20 november 2017, omdat hij een afspraak had met de bewindvoering in verband met de mantelzorgtaken voor zijn moeder.
2.16.
[verzoeker] is niet verschenen op het gesprek van 20 november 2017. Arvato heeft bij e-mail van dezelfde dag [verzoeker] een laatste kans geboden om in het kader van de re-integratie een gesprek te voeren op 23 of 24 november 2017 en hem wederom verzocht de formulieren en het plan van aanpak te tekenen en te retourneren. Arvato heeft [verzoeker] geïnformeerd dat als hij niet verschijnt, Arvato het dienstverband per direct zal beëindigen wegens het structureel weigeren van het verrichten van re-integratie inspanningen.
2.17.
Op 21 november 2017 heeft [verzoeker] voorgesteld om bij Arvato te Abcoude een oriënterend gesprek te laten plaatsvinden. Op 22 november 2017 heeft Arvato [verzoeker] drie opties voorgelegd: op de reeds geplande afspraak verschijnen, op korte termijn opnieuw de bedrijfsarts bezoeken of het dienstverband met wederzijds goedvinden beëindigen. [verzoeker] heeft geopteerd voor een nieuwe afspraak met de bedrijfsarts.
2.18.
Bij brief van 28 november 2017 heeft de bedrijfsarts Arvato bericht dat de medische situatie van [verzoeker] dusdanig is verslechterd dat herstel binnen 26 weken niet te verwachten valt.
2.19.
Op 12 december 2017 heeft Arvato een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] . De gemachtigde van [verzoeker] heeft bij brief van 27 december 2017 verweer gevoerd tegen deze UWV aanvraag. Op 13 februari 2018 heeft de bedrijfsarts bericht dat zijn advies van 28 november 2017 ongewijzigd blijft.
2.20.
Op verzoek van het UWV heeft de arbeidsdeskundige een Deskundigadvies Langdurig Arbeidsongeschikt uitgebracht op 25 april 2018. Daaruit blijkt dat [verzoeker] in staat wordt geacht om binnen 26 weken aan het werk te gaan. Naar aanleiding van het advies van de arbeidsdeskundige van het UWV heeft de bedrijfsarts [verzoeker] gezien op 9 mei 2018. Het advies van de bedrijfsarts luidt:
“Hij is momenteel onder medische behandeling. Ik zal hierover informatie inwinnen. Nu een behandeling loopt acht ik hem daarbij niet in staat om een reintegratietraject te starten.”
2.21.
Op 28 mei 2018 heeft het UWV de ontslagaanvraag van Arvato afgewezen.
2.22.
Bij brief van 8 juni 2018 heeft Arvato [verzoeker] uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 27 juni 2018. In de brief staat, onder meer, het volgende:
“Naar aanleiding van jouw spreekuur met de bedrijfsarts op 9 mei 2018 en de brief van het UWV van 28 mei 2018 waarin je hebt aangegeven na jouw behandeltraject van maximaal 3 maanden weer werk te kunnen hervatten. Dit ook door het UWV is bevestigd in de afwijzing van de ontslagaanvraag, met als reden dat u binnen 26 weken weer in staat bent om werk te hervatten, willen wij je uitnodigen voor het spreekuur bij de bedrijfsarts. (…) Ik verzoek je dan ook vriendelijk deze getekende formulieren uiterlijk woensdag 20 juni 2018 aan mij terug te sturen in de retourenvelop, of in te scannen en aan mij te mailen.
Doorgang van het spreekuur is afhankelijk van de getekende formulieren, daar dit vereist is voor toegang tot het pand.”
2.23.
Op 20 juni 2018 heeft [verzoeker] een brief ontvangen van zorgbedrijf Liefegoed uit Bilthoven, waarin [verzoeker] wordt uitgenodigd voor een intakegesprek op 16 juli 2018. Diezelfde dag heeft [verzoeker] telefonisch contact opgenomen met de heer [naam] (hierna: [de HR adviseur] ), HR adviseur van Arvato. In dit gesprek heeft [verzoeker] de afspraak bij de bedrijfsarts op 27 juni 2018 afgezegd.
2.24.
Op 22 juni 2018 heeft [de HR adviseur] een e-mail gestuurd aan [verzoeker] , waarin het volgende staat:
“Wij hebben elkaar telefonisch gesproken waarin jij hebt aangegeven dat jij niet kan verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts op 27 juni 2018. In dit gesprek heb jij tevens aangegeven niet thuis te zijn en dat contact vanuit Arvato via jouw advocaat zou moeten lopen. (…) Verder kunnen wij op dit moment niet vaststellen of jij daadwerkelijk niet in staat bent om op het spreekuur te verschijnen van de bedrijfsarts, aangezien wij vanwege privacyregels niet inhoudelijk op jouw situatie kunnen ingaan. Het is de bedrijfsarts die vaststelt of jij al dan niet in staat bent om te komen. Ik verzoek jou dan ook om telefonisch contact op te nemen met de bedrijfsarts (…), zodat zij kan vaststellen of jij in staat bent op het spreekuur te verschijnen. Indien zij inschat dat jij instaat bent om te komen, of dit niet telefonisch kan vaststellen dan verwachten wij jou op dit spreekuur. Indien jij geen contact opneemt met de bedrijfsarts gaan wij er vanuit dat jij op het spreekuur verschijnt. Daarbij is nog steeds van belang dat de bijgevoegde documenten ondertekent bij ons worden aangeleverd, gezien deze papieren noodzakelijk zijn om toegang te krijgen tot de locatie (zie bijlage). Als laatste wil ik jou er op wijzen dat, indien jij geen contact opneemt met de bedrijfsarts, of – terwijl daartoe door de bedrijfsarts in staat geacht – niet verschijnt op het spreekuur van 27 juni 2018 om 9 uur op onze locatie op Schiphol-Rijk, wij dit zien als ernstig plichtsverzuim en per direct het dienstverband met jou zullen beëindigen.”
2.25.
Op 28 juni 2018 is [verzoeker] door Arvato op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“Gisteren was het woensdag 27 juni 2018 en had u om 9 uur een afspraak bij de bedrijfsarts. De heer [naam] was aanwezig om de door u getekende formulieren in ontvangst te nemen. Helaas hebben we moeten constateren dat u niet op het spreekuur bent verschenen. Evenmin heeft u de benodigde formulieren getekend geretourneerd. Van de bedrijfsarts vernamen wij dat u ook geen contact met haar hebt opgenomen om toe te lichten waarom u niet zou kunnen verschijnen. Gelet hierop zien wij reden de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen. U blijft hardnekkig weigeren te voldoen aan redelijke opdrachten die wij verstrekken. Het (wederom) niet verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts, het niet getekend retourneren van de benodigde formulieren, het niet doorgeven van uw verblijfplaats en het geen contact opnemen met de bedrijfsarts teneinde de reden van uw verhindering te bespreken, vormen elk afzonderlijk maar ook in samenhang een dringende reden voor dit ontslag op staande voet.”
2.26.
Bij brief van 3 juli 2018 is [verzoeker] uitgenodigd voor klinische opname bij Verslavingszorg Brijder Kliniek te [plaats] (hierna: Brijder) ontvangen. Als opnameperiode is in de brief genoemd 18 juli 2018 tot en met 8 augustus 2018.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat hij arbeidsongeschikt is vanwege psychische klachten. In het kader van de re-integratie heeft [verzoeker] hulpverlening ingeschakeld. [verzoeker] was in de maand juni bezig met exposure therapie bij de Brijderstichting, waardoor het niet mogelijk was voor hem om te verschijnen op het spreekuur op 27 juni 2018. Dit heeft [verzoeker] ook keurig meegedeeld aan [de HR adviseur] . Aan [de HR adviseur] heeft [verzoeker] , alhoewel hij daartoe niet verplicht was, uitgelegd waarom hij niet kon verschijnen bij de bedrijfsarts. Ondanks deze tijdige afzegging is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Volgens [verzoeker] is er geen redelijke grond voor ontslag. De door Arvato verweten gedragingen hangen samen met zijn ziekte.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Arvato verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. De ziekte van [verzoeker] staat niet in de weg aan het ontslag op staande voet. [verzoeker] weigert structureel redelijke opdrachten van Arvato in het kader van zijn re-integratie. Voor Aarvato was in juni 2018 de maat vol. Arvato verzoekt de kantonrechter om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 2.578,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontslag op staande voet.
4.2.
Arvato verzoekt in het geval de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden op grond van artikel 7:671b BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, g of h BW.
4.3.
Ter onderbouwing voert Arvato aan dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar handelt door structureel redelijke opdrachten van de werkgever te weigeren (als bedoeld in de e-grond), danwel dat de arbeidsverhouding met [verzoeker] zodanig is verstoord (in de zin van de g-grond), althans dat sprake is van zodanige andere omstandigheden (als bedoeld in de h-grond), dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te laten voortduren. Arvato wijst ter onderbouwing van de e-grond op het feit dat [verzoeker] zich al 2,5 jaar niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. De g-grond is erin gelegen dat [verzoeker] telkens weer afspraken met diverse (HR-) medewerkers en leidinggevenden niet nakomt. Ten slotte ziet de h-grond op de omstandigheid dat Arvato er geen vertrouwen meer in heeft dat verdere re-integratie-inspanningen wel tot resultaat zullen leiden. Binnen Arvato zijn er geen herplaatsingsmogelijkheden voor [verzoeker] . De transitievergoeding is niet verschuldigd wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] .

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet door Arvato moet worden vernietigd. [verzoeker] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.2.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
5.3.
Voor de beoordeling van de vraag of het door Arvato aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [verzoeker] opgegeven redenen, zoals vermeld in de brief van 28 juni 2018, maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Uit de brief van 28 juni 2018 volgt dat Arvato [verzoeker] op staande voet heeft ontslagen omdat [verzoeker] (a) hardnekkig blijft weigeren om zijn re-integratieverplichtingen na te komen, (b) de benodigde formulieren niet getekend retourneert, (c) zijn verblijfplaats niet heeft doorgegeven en (d) geen contact heeft opgenomen met de bedrijfsarts om de reden van de verhindering door te geven.
5.4.
Ten aanzien van de dringende reden overweegt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter stelt vast dat Arvato [verzoeker] in de periode voor de ontslagaanvraag bij het UWV een aantal malen heeft uitgenodigd om met hem te spreken over re-integratie en dat [verzoeker] ofwel op deze afspraken niet is verschenen, ofwel heeft aangegeven dat hij niet kon komen. Bij het maken van deze afspraken heeft steeds een rol gespeeld dat [verzoeker] niet van zins was om de formulieren te ondertekenen en dat Arvato daarvan steeds een punt heeft gemaakt.
5.5.
Samengevat stelt de kantonrechter vast dat de samenwerking tussen partijen om tot een afspraak te komen om de re-integratie van [verzoeker] bij Arvato te bespreken in de periode voor de ontslagaanvraag bij het UWV moeizaam is geweest, maar dat daaruit niet kan worden afgeleid dat [verzoeker] in die periode hardnekkig weigerde om aan de re-integratieverplichtingen te voldoen. [verzoeker] is (steeds) in contact gebleven en op momenten is hij wel op afspraken verschenen. [verzoeker] wilde de formulieren niet tekenen omdat hij in de veronderstelling was dat het non-disclosure papieren waren, waarin hij afzag van zijn rechten om zijn voormalig werkgever Intel aan te klagen. Uit deze weliswaar onjuiste veronderstelling van [verzoeker] blijkt het wantrouwen van [verzoeker] richting Arvato, van welk wantrouwen [verzoeker] ook had blijk gegeven in zijn mail van 17 november 2017 (
Dit soort tactieken is precies het gene wat mij laat zien dat u er een andere agenda erop nahoud. Ik heb er iigv de hele nacht van wakker gelegen…).
5.6.
Kennelijk heeft Arvato gelet op deze opmerkelijke houding van [verzoeker] , waaruit immers kan worden afgeleid dat het niet uitgesloten is dat er een verband bestond tussen de (psychische) ziekte van [verzoeker] en de houding en het gedrag van [verzoeker] ten opzichte van Arvato, [verzoeker] op 22 november 2018 de drie opties voorgelegd (vgl. de feiten). Doordat [verzoeker] koos voor de optie ‘een nieuwe afspraak bij de bedrijfsarts’ en de bedrijfsarts op 28 november liet weten dat de medische situatie van [verzoeker] dusdanig was verslechterd dat re-integratie binnen 26 weken niet te verwachten viel is er naar het oordeel van de kantonrechter een nieuwe situatie ontstaan.
5.7.
Vervolgens werd in de procedure bij het UWV door de deskundige geoordeeld dat [verzoeker] wel binnen 26 weken kon re-integreren en is de ontslagaanvraag van Arvato afgewezen. Onweersproken is dat [verzoeker] rond die periode hulpverlening heeft ingeschakeld, omdat zijn verslavingsproblematiek (drugs) naar aanleiding van een aantal gebeurtenissen in zijn persoonlijk leven – onder andere het overlijden van zijn zus en tante en de mantelzorg voor zijn moeder – opnieuw was aangewakkerd. [verzoeker] heeft zich gemeld bij Brijder Verslavingszorg; hij heeft daar exposure therapie gevolgd om door middel van EMDR zijn post traumatische stress stoornis te behandelen. Uiteindelijk (na het ontslag op staande voet) is [verzoeker] ook bij de Brijder en bij Lievegoed opgenomen.
5.8.
De verwijten die [verzoeker] worden gemaakt moeten in het licht van bovenstaande worden bezien. Onweersproken is dat [verzoeker] in het gesprek met [de HR adviseur] heeft gemeld dat hij niet kon komen vanwege een behandeling bij de Brijder. [verzoeker] heeft erkend dat hij, ondanks de uitdrukkelijke opdracht van Arvato om de bedrijfsarts te informeren omtrent de reden van de verhindering, geen contact heeft opgenomen met de bedrijfsarts. Vaststaat ook dat [verzoeker] zijn verblijfplaats niet heeft doorgegeven.
5.9.
Dat [verzoeker] niet aan de opdracht van Arvato heeft voldaan om contact op te nemen met de bedrijfsarts is niet handig, maar levert geen dringende reden op voor ontslag op staande voet. Arvato was op de hoogte van de reden van de verhindering. Zij had ook zelf de bedrijfsarts kunnen bellen en aan de bedrijfsarts kunnen vragen om contact met [verzoeker] op te nemen om de reden van de verhindering te bespreken en ook overigens van gedachten te wisselen over de rol van het hulpverleningstraject bij de re-integratie van [verzoeker] bij Arvato. Het niet meedelen van de verblijfplaats door [verzoeker] acht de kantonrechter van ondergeschikt belang, Arvato kon [verzoeker] immers per mail en per mobiele telefoon bereiken. Niet gesteld of gebleken is dat [verzoeker] op deze vormen van contact zoeken in de voorafgaande periode niet reageerde.
5.10.
Samenvattend heeft [verzoeker] voor wat betreft zijn re-integratieverplichtingen na het ontstaan van de nieuwe situatie verzuimd de bedrijfsarts te bellen en niet zijn verblijfplaats doorgegeven, waar dat wel had gemoeten. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat [verzoeker] zijn re-integratieverplichtingen structureel niet is nagekomen. Het niet tekenen van de formulieren was onhandig en onnodig, maar levert evenmin een dringende reden op. Daarbij speelt mede een rol dat [verzoeker] kan worden aangemerkt als een psychisch (ernstig) onmachtige werknemer, die, gelet op hetgeen hij ter zitting naar voren heeft gebracht, de nodige inspanningen heeft geleverd (en nog levert) om het leven het hoofd te bieden.
5.11.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de door Arvato aangevoerde redenen niet als een dringende reden kunnen worden aangemerkt, niet ieder afzonderlijk, maar ook niet in onderlinge samenhang bezien. De omstandigheid dat [verzoeker] voor het eerst in het kader van de onderhavige procedure aan zijn werkgever kenbaar heeft gemaakt dat hij kampte met een harddrugsverslaving, doet aan het voorgaande niet af. Het ontslag op staande voet is mitsdien niet rechtsgeldig is gegeven, zodat Arvato de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] dan ook toewijzen.
het tegenverzoek
5.12.
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet zal worden vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder Arvato het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, is vervuld, zodat dit verzoek zal worden beoordeeld.
5.13.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die op grond van artikel 7:670a lid 2 BW aan de toepasselijkheid van het opzegverbod bij ziekte in de weg staan, moet ingevolge artikel 7:671b lid 6 BW worden beoordeeld of het ontbindingsverzoek niettemin kan worden ingewilligd.
5.14.
Arvato heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de gedragingen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zouden moeten leiden op de e grond. De gedragingen van [verzoeker] zijn weliswaar niet handig, maar niet zodanig verwijtbaar dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet volgen. Bovendien is niet uitgesloten dat de gedragingen van [verzoeker] verband houden met de aard van de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] , wat ook duidelijk was voor Arvato, althans dat moet het zijn geweest, gelet op de houding en het gedrag van [verzoeker] .
5.15.
Evenmin is sprake van verstoorde arbeidsverhoudingen. [verzoeker] heeft sinds de overgang van onderneming en zijn indiensttreding bij Arvato nog geen uur gewerkt voor Arvato, zodat van een verstoorde
arbeidsrelatie geen sprake kan zijn. Voor zover Arvato doelt op de moeizame contacten tussen [verzoeker] en (de human resourcesafdeling van) Arvato, oordeelt de kantonrechter dat deze verhouding haar niet voorkomt als ernstig verstoord, zodat ontbinding op de g grond evenmin aan de orde is.
5.16.
Voor wat betreft ontbinding op de h grond heeft Arvato gesteld dat, omdat [verzoeker] steeds niet komt opdagen zij niet tot een andere conclusie kan komen dan dat [verzoeker] niet bij Arvato wil werken en dat zij er geen vertrouwen in heeft dat verdere re-integratie-inspanningen wel tot resultaat zullen leiden. [verzoeker] heeft zulks ten tijde van de mondelinge behandeling uitdrukkelijk weersproken. Hij heeft aangegeven, dat hij, zodra hij hersteld is, graag aan het werk gaat bij Arvato. In de Lievegoedkliniek heeft [verzoeker] aan zijn verslavingsproblematiek gewerkt –hij is nu clean- en de exposuretherapie heeft hem ook iets opgeleverd. [verzoeker] voelt zich nu krachtig en goed. Gelet op het voorgaande kan hetgeen Arvato heeft aangevoerd op de h-grond evenmin tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst leiden, zodat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen.
5.17.
Nu Arvato in het ongelijk wordt gesteld zal zij veroordeeld worden in de proceskosten in het verzoek en in het tegenverzoek. De proceskosten in het tegenverzoek worden begroot op nihil, gelet op de samenhang tussen der verzoeken en geen afzonderlijke proceshandelingen zijn verricht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
vernietigt het door Arvato gegeven ontslag op staande voet van 28 juni 2018;
6.2.
veroordeelt Arvato tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 679,00, te weten:
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde € 600,00 ;
het tegenverzoek
6.3.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.4.
veroordeelt Arvato tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] begroot op nihil;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af;
het verzoek en het tegenverzoek
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 22 november 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter