ECLI:NL:RBNHO:2018:10233
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres, die eerder werkzaam was als verkoopmedewerkster, had zich op 7 mei 2015 ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek door de verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, werd eiseres met ingang van 4 mei 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Echter, na een herbeoordeling door de verzekeringsarts B&B op 29 augustus 2017, werd geconcludeerd dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering.
Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts B&B haar belastbaarheid onjuist had vastgesteld. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B de relevante medische gegevens had meegenomen in zijn beoordeling en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de arbeidsdeskundige te betwisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.