In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht DL125 van Amsterdam naar Boston op 15 januari 2017. De passagier claimt compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat hij meer dan drie uur vertraging heeft opgelopen. Delta Air Lines heeft de vertraging betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk een blikseminslag tijdens de voorafgaande vlucht DL126, waardoor het toestel moest worden geïnspecteerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is aangekomen. Delta Air Lines moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De rechter oordeelde dat Delta Air Lines inderdaad alle redelijke maatregelen had getroffen door een ander toestel in te zetten en dat de inspectie van het blikseminslag niet kon worden afgewacht.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen, omdat Delta Air Lines niet aansprakelijk was voor de vertraging. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze zaak.