ECLI:NL:RBNHO:2018:10682

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
6388095 \ CV EXPL 17-9182
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag en inspecties

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur bij haar vlucht van Atlanta naar Amsterdam. De passagier had een overeenkomst met British Airways voor vervoer op 24 juni 2016, maar de vlucht BA226 vertrok met aanzienlijke vertraging, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht miste. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij vertragingen.

British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk blikseminslag en de daaropvolgende inspecties van het toestel. De kantonrechter oordeelde echter dat British Airways onvoldoende bewijs had geleverd dat de vertraging volledig aan deze omstandigheden kon worden toegeschreven. De rechter stelde vast dat British Airways niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk werd de vordering van de passagier toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat British Airways de passagier € 708,90 moest betalen, te vermeerderen met rente, en dat de proceskosten voor rekening van British Airways kwamen. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6388095 \ CV EXPL 17-9182
Uitspraakdatum: 12 december 2018
Vonnis in de zaak van:
[passagier]wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. E.L. Heenk
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC.
statutair gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk,
mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 19 september 2017 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. Per abuis is de passagier in de gelegenheid gesteld om hierop bij akte te reageren. De door de passagier ingediende akte zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.

2.De feiten

2.1.
De passagier is met British Airways overeengekomen dat zij door British Airways vervoerd zou worden van Atlanta Hartsfield-Jackson Atlanta International Airport (Verenigde Staten van Amerika) naar London Heathrow (vluchtnummer BA226) op 24 juni 2016 met als geplande vertrektijd 22:10 uur (lokale tijd) en vervolgens van Londen Heathrow naar Amsterdam Schiphol Airport (vluchtnummer BA438) op 25 juni 2015 met als geplande vertrektijd 13:10 uur (lokale tijd).
2.2.
Vlucht BA226 is met een vertraging van meer dan drie uur uitgevoerd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht heeft gemist. British Airways heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht.
2.3.
De passagier is met een vertraging van meer dan 17 uur ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam.
2.4.
De gemachtigde van de passagier heeft op 20 maart 2017, 23 maart 2017, 1 juni 2017 compensatie van € 600,00 van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 althans een in redelijke justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
British Airways betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden
- behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging van de vlucht leidden.
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat British Airways voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vlucht BA226-I op 23 juni 2016, vlucht BA227 op 24 juni 2017 en de onderhavige vlucht met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd, zijnde een Boeing 777 (toestel GSTBL) en dat bij dit toestel tijdens de uitvoering van vlucht BA226-I sprake is geweest van blikseminslag, waardoor een verplichte inspectie noodzakelijk werd. Onder bepaalde omstandigheden kan een blikseminslag gekwalificeerd worden als een buitengewone omstandigheid, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. De blikseminslag waarop British Airways zich beroept, betrof dus niet een aan de onderhavige vlucht voorafgaande vlucht, maar de vlucht daaraan voorafgaand, te weten vlucht BA226-I. British Airways heeft van vlucht BA226-I geen vluchtgegevens verstrekt. Daarom is onduidelijk wat de geplande en daadwerkelijke aankomsttijd van vlucht BA226-I te London Heathrow was. Volgens British Airways werd eerst om 14:05 GMT, zijnde 55 minuten voor vertrek van vlucht BA227 door ingenieurs geconstateerd dat het toestel mogelijk was getroffen door de bliksem bij de vrachtdeuren. De kantonrechter kan bij gebrek aan informatie over vlucht BA226-I niet beoordelen of deze constatering niet eerder mogelijk was. Volgens British Airways konden de nadere inspecties naar verwachting om 15:00 uur GMT aanvangen en werd om 17:30 uur GMT duidelijk dat de inspecties en reparaties rond 18:15 GMT zouden zijn afgerond. British Airways heeft daarbij niet toegelicht wanneer met de nadere inspecties daadwerkelijk is gestart en hoe laat het toestel uiteindelijk is vrijgegeven. Ervan uitgaande dat het toestel om 18:15 uur GMT gereed was, dan heeft British Airways gelet op het voorgaande onvoldoende aangetoond dat de vertraging die tot dit tijdstip is ontstaan geheel is toe te rekenen aan de blikseminslag en de daarop volgende inspecties.
4.4.
Hetgeen British Airways heeft aangevoerd ten aanzien van de vertraging van vlucht BA227 ten gevolge van luchtstromen doet niet ter zake, nu deze vertraging volgens British Airways op de onderhavige vlucht weer is ingehaald. De passagier heeft dit niet betwist. Ten aanzien van de overige vertraging van vlucht BA227 heeft British Airways naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat deze aan buitengewone omstandigheden is te wijten. Volgens British Airways heeft zij vanwege de langer durende reparaties een extra bemanningslid moeten inzetten om te voorkomen dat de bemanning buiten de uren zou lopen. Hierdoor zou vlucht BA227 om 19:00 uur (GMT) kunnen vertrekken. British Airways heeft echter niet gesteld op welk tijdstip de bemanning uit de uren zou gaan lopen, wanneer dit voor British Airways voorzienbaar was en op welk moment is besloten een extra bemanningslid in te zetten. Voorts zou er volgens British Airways een extra vertraging zijn ontstaan van 22 minuten ten gevolge van beperkingen rondom London Heathrow, waardoor de vlucht een latere vertrektijd toegewezen kreeg. Voor zover British Airways hierbij een beroep doet op overweging 15 van de considerans van de Verordening, kan dit beroep niet kan slagen, nu British Airways niet heeft onderbouwd waaruit de beperkingen op Heathrow hebben bestaan en zij geen besluit van de luchtverkeersleiding heeft overgelegd. De kantonrechter stelt voorts vast dat vlucht BA227 volgens British Airways om 19:00 uur GMT gereed was, maar dat de vlucht eerst om 20:07 uur GMT is vertrokken, terwijl de vertraging ten gevolge van de beperkingen volgens British Airways 22 minuten duurde. Voor de overige 45 minuten van de vertrekvertraging van vlucht BA227 heeft British Airways geen verklaring gegeven.
4.5.
Al met al kan uit het verweer van British Airways en de onderbouwing daarvan niet worden afgeleid of althans in welke mate de vertraging van vlucht BA227 is toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden. Een beroep op doorwerking op de onderhavige vlucht kan daarom niet slagen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft de vordering betwist. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 708,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 19 september 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 200,00
5.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 50,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagier worden gemaakt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter