ECLI:NL:RBNHO:2018:10862

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
C/15/282327 / FA RK 18/6797
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van burgemeester om last tot inbewaringstelling af te geven bij nog geldige machtiging tot voortzetting

Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de inbewaringstelling van een betrokkene. De burgemeester van de gemeente [plaats] had op 6 december 2018 een last tot inbewaringstelling afgegeven, terwijl er op dat moment nog een geldige machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling bestond, verleend door de rechtbank op 16 november 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester niet bevoegd was om een nieuwe last tot inbewaringstelling af te geven, omdat de eerdere machtiging nog van kracht was. De Wet Bopz staat niet toe dat er gelijktijdig meerdere maatregelen van inbewaringstelling worden opgelegd.

De rechtbank heeft de advocaat van de betrokkene gehoord, evenals een orthopedagoog en een verpleegkundige. Tijdens de zitting is gebleken dat het suïciderisico van de betrokkene inmiddels was afgenomen en dat hij bereid was om zijn verblijf op vrijwillige basis voort te zetten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot voortzetting van de onrechtmatig gegeven last tot inbewaringstelling niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 december 2018, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 12 december 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
zaak-/rekestnr.: C/15/282327 / FA RK 18/6797
beschikking van de enkelvoudige kamer van 11 december 2018,
van de rechtbank Noord-Holland naar aanleiding van het door de officier van justitie
op 10 december 2018 ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene.

1.Procedure

1.1
De burgemeester van de gemeente [plaats] heeft bij beschikking van 6 december 2018 een last tot inbewaringstelling afgegeven. Deze beschikking is, evenals de geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21 van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Bopz) overgelegd.
1.2
De rechtbank heeft op 11 december 2018 de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. A. Spel,
- [orthopedagoog] , orthopedagoog,
- [verpleegkundige] , verpleegkundige.

2.Beoordeling

2.1
De burgemeester van [plaats] heeft eerder op 13 november 2018 ten behoeve van betrokkene een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 november 2018 is ten behoeve van betrokkene een last tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in de artikelen 27 en 29 van de Wet Bopz verleend, welke machtiging de bevoegdheid geeft om betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen verblijven tot en met 7 december 2018.
2.3
De burgemeester van [plaats] heeft vervolgens op 6 december 2018 ten behoeve van betrokkene opnieuw een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.4
De officier van justitie heeft het onderhavige verzoek tot voorzetting van die inbewaringstelling ingediend op 10 december 2018.
2.5
De rechtbank constateert met de advocaat van betrokkene dat de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling nog geldig was op het moment dat de burgemeester van [plaats] op 6 december 2018 ten behoeve van betrokkene opnieuw een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven. De rechtbank overweegt in dit verband dat niet is gebleken dat de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voortijdig is opgeheven.
2.6
De rechtbank verbindt aan deze vaststelling de conclusie dat de burgemeester op 6 december 2018 niet bevoegd was tot het afgeven van een nieuwe last tot inbewaringstelling, omdat het gevaar immers al werd afgewend door de door de rechtbank verleende machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. De Wet Bopz voorziet niet in het opleggen van dubbele, d.w.z. gelijktijdig geldende, maatregelen. Indien in aansluiting op de machtiging voortzetting inbewaringstelling een voortgezet gedwongen verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk werd geacht, had het op de weg van de officier van justitie gelegen om vóór de expiratie van die machtiging een verzoek in te dienen voor het verlenen van een voorlopige machtiging. De rechtbank is daarom van oordeel dat de last tot inbewaringstelling van 6 december 2018 een wettelijke grondslag ontbeert en dus onrechtmatig is afgegeven.
2.7
Het onderhavige verzoek strekt tot voortzetting van die onrechtmatige last tot inbewaringstelling. De rechtbank is van oordeel dat voor toewijzing van dit verzoek, dat voortborduurt op de onrechtmatige last, eveneens de vereiste wettelijk grondslag ontbreekt.
2.8
Het verzoek dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.9
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ter zitting is gebleken dat het suïciderisico van betrokkene inmiddels is geweken en dat betrokkene zich bereid heeft verklaard om zijn verblijf op vrijwillige basis voort te zetten.

3.Beslissing

3.1
De rechtbank:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van C.K.C. Diederich-Paternotte als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 december 2018.