ECLI:NL:RBNHO:2018:11393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
C/15/282125/HA RK 18-219
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een familiezakenprocedure

Op 4 december 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de rechter, mr. M. Mateman, afgewezen. Verzoeker, wonende te Heemskerk, had de wraking aangevraagd in het kader van een aanhangige familiezakenprocedure. Tijdens de zitting heeft verzoeker zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat de rechter onvoldoende aandacht had voor belangrijke documenten die nodig waren voor de procedure. De rechter heeft echter aangegeven dat de bezwaren van verzoeker niet in de hoofdzaak konden worden beoordeeld, omdat deze betrekking hadden op de tenuitvoerlegging van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, waarvoor een aparte procedure bestaat.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker zorgvuldig overwogen. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een objectieve vrees voor partijdigheid rechtvaardigden. De rechter had duidelijk uitgelegd dat verzoeker voor zijn bezwaren een andere procedure moest volgen, wat niet duidde op vooringenomenheid.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen. Tevens werd vastgesteld dat verzoeker misbruik had gemaakt van het rechtsmiddel wraking, gezien zijn eerdere wrakingsverzoek op 26 november 2018 in een andere zaak die ook betrekking had op zijn minderjarige dochter. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/282125/HA RK 18-219
Beslissing van 4 december 2018
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende te Heemskerk,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
Mr. M. Mateman
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 4 december 2018 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie Familie & Jeugd, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/281892/JU RK 18-2207, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter besloten zitting van de wrakingskamer van 4 december 2018. Verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn vertrouwenspersoon [naam vertrouwenspersoon] . Tevens is verschenen [naam gezinsvoogd] , gezinsvoogd van de William Schrikker Stichting. De rechter is eveneens verschenen.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat hij de rechter wraakt omdat de rechter te weinig aandacht heeft voor de totstandkoming van het verlengingsbesluit en het indicatiebesluit. Hij heeft aangevoerd dat het om hele belangrijke stukken gaat en dat voor het onderzoek volgens de wet door de beide gezaghebbende ouders getekend moet worden maar dat het door de gezinsvoogd zomaar is aangevraagd.
Volgens verzoeker is hieraan veel te gemakkelijk voorbij gegaan.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft verklaard dat zij aan verzoeker heeft geprobeerd uit te leggen dat tijdens de zitting in de hoofdzaak niet beoordeeld kan worden of zijn bezwaren wel of niet terecht zijn, omdat die bezwaren zien op de tenuitvoerlegging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing en dat daarvoor een aparte procedure bestaat.
4.
De beoordeling
4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
De wrakingskamer gaat uit van de volgende feiten. De rechter heeft uitgelegd dat verzoeker voor de door hem genoemde bezwaren een andere procedure zou moeten voeren. Dit is in de wet zo geregeld en dat heeft de rechter goed uitgelegd. Hieruit blijkt niet van een vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker.
4.3
Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.4
Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets evenmin grond voor wraking oplevert.
4.5
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
4.6
De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan 39, vierde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat gelet op de wijze waarop verzoeker tot wraking is overgegaan en de omstandigheid dat verzoeker op 26 november 2018 in een ook op de minderjarige dochter van verzoeker betrekking hebbende zitting ook al tot wraking is overgegaan, gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
5.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen,
5.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechters een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.4
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team Familie & Jeugd, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel voorzitter, mr. J.J. Dijk en
mr. K.I. de Jong, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2018.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.