In deze zaak hebben passagiers van vlucht HV5662, die op 5 januari 2018 van Las Palmas naar Amsterdam zou vliegen, compensatie geëist van Transavia Airlines vanwege een vertraging van meer dan drie uur. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Transavia Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag tijdens de voorafgaande vlucht, waardoor het toestel niet beschikbaar was voor de vlucht naar Amsterdam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat Transavia Airlines moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat Transavia Airlines voldoende maatregelen had genomen om de vertraging te beperken door een vervangend toestel in te zetten. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.