In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Tennisclub Bakkum en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum. De zaak betreft de weigering van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een semipermanente opblaasbare overkapping op de gravelbanen van de tennisclub. Het primaire besluit tot weigering werd genomen op 29 december 2017, waarna het bezwaar van de vereniging op 7 mei 2018 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 23 november 2018 de zaak behandeld.
De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er enige verwarring bestond over de procespartijen. Uiteindelijk werd het beroep geacht te zijn ingesteld door de vereniging, waardoor de rechtbank het beroep ontvankelijk verklaarde. Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke gronden van het beroep beoordeeld, waarbij de weigering van de vergunning werd getoetst aan de relevante wetgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelde dat de overkapping als een bouwwerk in de zin van de Wabo moet worden aangemerkt, ondanks dat het een verplaatsbaar object is. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de vergunning terecht was, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan ‘Buitengebied Castricum’. De rechtbank heeft de belangen van de vereniging en haar leden afgewogen tegen het belang van een goede ruimtelijke ordening en kwam tot de conclusie dat de weigering van de vergunning gerechtvaardigd was. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar de rechtbank bepaalde wel dat het betaalde griffierecht aan de eiseres moest worden vergoed.