ECLI:NL:RBNHO:2018:11704

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
C/15/264749 / KG ZA 17-767
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vestiging opstalrecht en ontruiming van kunstlandschap De Nollen

In deze zaak vorderde Van de Wint Holding B.V. de Stichting 'De Nollen' te veroordelen tot medewerking aan de vestiging van een opstalrecht op de kunstwerken op het terrein De Nollen. De Holding stelde dat er overeenstemming was bereikt over het vestigen van dit recht, maar dat de Stichting dit niet had geformaliseerd. De Stichting daarentegen betwistte deze claim en stelde dat de erven zonder recht of titel de bunkers op het terrein bewoonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Stichting niet kon volhouden dat de erven zonder recht of titel de bunkers bewoonden, aangezien de Stichting met deze bewoning had ingestemd. De opzegging van de beheersovereenkomst door de Stichting werd als ongeldig beschouwd, waardoor er geen grond was voor ontruiming. De vordering tot vestiging van het opstalrecht werd toegewezen, met de verplichting voor de Stichting om binnen tien dagen mee te werken aan het passeren van de akte. De Stichting werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
Vonnis in kort geding van 8 februari 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/264749 / KG ZA 17-767 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DE WINT HOLDING B.V.,
gevestigd te Den Helder,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Versteeg te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING 'DE NOLLEN',
gevestigd te Den Helder,
2.
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. F.M. Wagener te Alkmaar,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/265118 / KG ZA 17-795 van
de stichting
STICHTING DE NOLLEN,
gevestigd te Den Helder,
eiseres,
advocaat mr. F.M. Wagener te Alkmaar,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DE WINT HOLDING B.V.,
gevestigd te Huisduinen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R.W. VAN DE WINT B.V.,
gevestigd te Den Helder,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Versteeg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk de Holding, de Stichting c.s., de Stichting en de Holding c.s. genoemd worden.

1.De procedure

In 264749 (met betrekking tot het opstalrecht)

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 14 producties
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2017
  • de pleitnota van de Holding
  • de pleitnota van de Stichting c.s..
In 265118 (met betrekking tot de ontruiming)
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 18 producties
  • de aanvullende producties 19 tot en met 23 van de zijde van de Stichting
  • de door de Holding c.s. in het geding gebrachte producties 1 tot en met 25
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2017
  • de pleitnota van de Stichting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In beide zaken

2.1.
Bestuurders van de Holding zijn de heren [de erven] . Zij zijn de zonen en erven van kunstenaar Rudi van de Wint (hierna gezamenlijk ook aan te duiden als “de erven”).
2.2.
Stichting De Nollen is opgericht in 1981 en heeft tot doel het helpen bevorderen en begeleiden van de uitvoering en de exploitatie van het schilderkunstig project van Rudi van de Wint in het duingebied “De Nollen” in Den Helder en het beheer en behoud van dit duingebied. Bestuurders van de Stichting zijn de heren [bestuurder 1] , een neef van de erven, als voorzitter, [bestuurder 2] als vice-voorzitter en secretaris en [bestuurder 3] als penningmeester, hierna gezamenlijk “de bestuurders”.
2.3.
In 1980 begon Rudi van de Wint (hierna: “Van de Wint”) met een schilderkunstig
experiment in het oude binnenduingebied De Nollen, gelegen aan de Burgemeester
Ritmeesterweg te Den Helder. Dat groeide uit tot een ‘totaalkunstwerk’ van
schilderingen, sculpturen, en bouwsels, verweven met het duinlandschap. Het werd zijn levenswerk. Van de Wint is onder meer bekend door schilderingen in de vergaderzaal van de Tweede Kamer, het stadhuis van Groningen, Paleis Noordeinde en verschillende
gerechtsgebouwen. Verspreid door Nederland bevinden zich ongeveer veertig door hem vervaardigde sculpturen.
2.4.
Om fondsen en middelen te verwerven heeft Van de Wint in 1981 de oprichting van de Stichting geïnitieerd. Van 2004 tot zijn overlijden was hij bestuurslid van de Stichting. Op 30 mei 2006 is Van de Wint overleden. Van de Wint beheerde het gebied tot zijn overlijden de laatste twee jaar samen met zijn zoon [naam 1] .
2.5.
Na het overlijden van Van de Wint hebben de erven onder andere de kunstwerken,
gebouwen en bouwwerken die zich bevinden op het grondgebied “De Nollen” geërfd.
Een groot deel van deze kunstwerken, gebouwen en bouwwerken is met de grond verbonden. Deze worden hierna gezamenlijk genoemd: “de Kunstwerken”.
2.6.
De erven hebben met gebruik van de besloten vennootschap R.W. van de Wint B.V., (hierna : “de B.V”.) het werk van hun vader voortgezet. De Holding is bestuurder en enig aandeelhouder van de B.V. en de B.V. heeft inmiddels meer dan achttien opdrachten gerealiseerd, waaronder het monument op Tenerife in 2007 ter nagedachtenis van de slachtoffers van de vliegramp in 1977, vier beelden voor de gemeente Hoogeveen, een beeld voor de gemeente Vijfhuizen, een beeld voor de gemeente Barendrecht en een beeld “De Harmonica” op De Nollen. Verder zijn de erven als hoofdaannemer begonnen met de bouw van het R.W. van de Wint museum.
2.7.
Het perceel De Nollen is eigendom van de Stichting. Voor zover natrekking heeft plaatsgevonden zijn ook de Kunstwerken dus eigendom van de Stichting.
2.8.
Vanaf september 2009 hebben de erven en het toenmalige stichtingsbestuur, verschillende procedures tegen elkaar gevoerd, waaronder een procedure over de zeggenschap met betrekking tot de door Van de Wint vervaardigde kunstwerken, voor zover aanwezig op de Nollen. Hierin heeft de rechtbank Alkmaar op 27 april 2011 een tussenvonnis gewezen (ECLI: NL:RBALK:2011:BQ2734), waarin is geoordeeld over deze zeggenschap.
2.9.
Aansluitend aan dit vonnis zijn partijen met elkaar in onderhandeling getreden. Dat heeft geresulteerd in een schikking die is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst d.d. 25 april 2012. Artikel E daarvan luidt:
“De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: R. W. van de Wint B. V., statutair gevestigd te Den Helder, neemt uiterlijk per drieëntwintig april tweeduizend twaalf het beheer van het aan de stichting in eigendom toebehorende terrein aan Burgemeester Ritmeesterweg te Den Helder over. Het beheer omvat het beheer van de collectie en zal plaatsvinden overeenkomstig de eisen van de Museumvereniging en het beheer van het landschap overeenkomstig het vastgestelde landschapsplan voor het desbetreffende terrein.”
De beheerstaken zijn in de vaststellingsovereenkomst aan de B.V. overgedragen. De gedachte was dat wanneer de B.V. de beheerstaken op De Nollen zou uitvoeren de erven actief en direct bij het project betrokken zouden blijven en dit het project ten goede zou komen, mede gezien de speciale positie die de erven innemen als erfgenamen van de kunstwerken, gebouwen en bouwwerken van Van de Wint.
2.10.
In de vaststellingsovereenkomst is verder bepaald dat het toenmalige stichtingsbestuur per 23 april 2012 in zijn geheel zou aftreden en dat een nieuw stichtingsbestuur zou worden benoemd bestaande uit de heren [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [gedaagde 1] . Dat is ook gebeurd.
2.11.
Direct na sluiting van de vaststellingsovereenkomst zijn de erven aan de slag gegaan met het oppakken van het beheer en in eerste instantie met het herstellen van de deplorabele toestand waarin het project zich bevond.
Als beheerders verrichten de erven alle werkzaamheden met betrekking tot het project.
Zo ontvangen zij het publiek, begeleiden zij de vrijwilligers, verrichten zij pr-werkzaamheden, onderhouden zij het terrein (veertien hectare), zorgen zij voor de bewaking, renoveren en onderhouden zij de kunstwerken en opstallen en bedenken zij nieuwe projecten die zij vervolgens ook uitrollen. Daarnaast nemen de B.V. en de erven artistieke beslissingen met betrekking tot het project en de kunstwerken. Ook beheren de erven de publieksinkomsten met betrekking tot de exploitatie van het project.
2.12.
Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zijn de betrokkenen met elkaar in gesprek gegaan over de uitwerking daarvan. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat de erven op de Nollen zijn gaan wonen. In Juni 2012 nam [naam 1] zijn intrek in de beheerdersbunker op het Nollen-terrein en in juli 2014 betrok [naam 6] samen met zijn zwangere vriendin [naam 7] een andere bunker op het terrein.
In oktober 2014 gaf [bestuurder 1] een presentatie aan de raadscommissie waarin hij onder meer het besluit van de Stichting presenteerde om twee bunkers als beheerderswoning in te richten.
2.13.
Omdat zijn dochter bijna werd geboren vroeg [naam 6] aan [bestuurder 1] op 13 januari 2015 per e-mail of hij zijn vriendin op het adres van De Nollen kon inschrijven. [bestuurder 1] schreef onder meer: “De beheerder mag aan gezinsvorming doen van de Stichting.”
2.14.
In het kader van het uitwerken van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst is besproken dat er met betrekking tot de Kunstwerken een opstalrecht ten behoeve van de Holding zou moeten worden gevestigd. Over hoe dit opstalrecht verder vormgegeven
moest worden is in de periode oktober 2012 - mei 2014 met verschillende partijen
veelvuldig overlegd en gecorrespondeerd. Op 20 juni 2012 is op verzoek van [bestuurder 1] door de notaris een eerste concept gemaakt voor onder andere een akte tot vestiging van het recht van opstal ten behoeve van de Holding.
2.15.
Bij bestuursbesluit van 25 mei 2014 is de inmiddels aangepaste conceptakte door het toenmalig bestuur van de Stichting met algemene stemmen goedgekeurd. In de concept-akte is bepaald dat een eeuwigdurend recht van opstal met betrekking tot bestaande kunstwerken en (eventuele) nieuw geplaatste kunstwerken, gebouwen en bouwwerken op het Perceel notarieel zal worden gevestigd. Het bestuur heeft de voorzitter en penningmeester gemachtigd tot neerlegging van de concept-akte in een notariële akte en tot ondertekening daarvan bij de notaris. Ten blijke van de goedkeuring hebben alle bestuurders zowel het uittreksel uit de notulen van de vergadering als alle bladzijden van de Conceptakte voor akkoord ondertekend/geparafeerd. [naam 6] was bij deze bestuursvergadering aanwezig en heeft de getekende stukken van het bestuur overhandigd gekregen met het verzoek deze te scannen en aan [bestuurder 1] te mailen.
2.16.
Vooruitlopend op het vestigen van een opstalrecht ten behoeve van de Holding hebben de Stichting en de Holding ter voldoening aan een wens van subsidiegevers op 31 oktober 2013 een bruikleenovereenkomst gesloten met betrekking tot kunstwerken die zich op De Nollen bevinden, waaronder de Kunstwerken.
2.17.
In het door de Stichting opgestelde Museumbeleidsplan van juni 2013, dat door de Stichting naar verschillende externe partijen is gestuurd, waaronder de subsidiegevers, is vermeld dat de Holding de Kunstwerken in eigendom heeft. Omtrent het gebruik van de twee bunkers op het terrein is op p. 15 het volgende vermeld:
“In twee bunkers op het terrein zijn beheerderswoningen gesitueerd, met als functie ‘toezicht op en beheer van het kunst- en natuurproject’. Het stichtingsbestuur is verantwoordelijk voor het aanstellen van een beheerder.
Vanwege de afgelegen en geïsoleerde ligging van De Nollen is bewoning door middel van een beheerder een goede vorm om de bewaking van het gebied en de bescherming van de kunstwerken te waarborgen.
(…)
Het beheer is in handen van de R. W. van de Wint BV. Toezicht en beheer wordt door de twee zoons en erfgenamen van de R. W. van de Wint uitgevoerd.”
En op p. 54 staat vermeld:
“De huisvesting voor het toezicht en beheer bevindt zich in twee bunkers.”
2.18.
Op 18 september 2017 heeft de Holding de Stichting en haar bestuurders gesommeerd om binnen een week schriftelijk te bevestigen dat de Stichting binnen een maand haar medewerking zal verlenen aan het passeren van een notariële akte gelijkluidend aan de conceptakte bij notaris mr E.M.T. Arrindell te Den Helder. Aan deze sommatie heeft de Stichting geen gehoor gegeven.
2.19.
De erven zijn momenteel beide woonachtig op De Nollen. Zij verrichten vanuit R.W. van de Wint B.V. verschillende onderhouds-, beheers- en bewakingswerkzaamheden op De Nollen. Voor deze werkzaamheden is met de Stichting tussen 2012-2014 jaarlijks afgerekend. Vanaf 2015 zijn zij voor deze werkzaamheden door de Stichting niet meer betaald.
2.20.
Tussen het bestuur van de Stichting en de erven c.q. de Holding is een conflict ontstaan dat zijn oorsprong vindt in voorstel van bestuursvoorzitter [bestuurder 1] aan de Erven en hun moeder op 10 april 2017.
[bestuurder 1] stelt hierin onder andere voor dat hij voor zijn werkzaamheden van de afgelopen tien jaar, die hij voor de Stichting en de erven heeft verricht, het huis van de erven, waarin hun moeder woont, als schenking ontvangt en dat belastingen die met deze schenking gepaard zouden gaan moeten worden voldaan uit de inkomsten die hij zou verkrijgen uit de werkzaamheden die hij voor de R.W. van de Wint B.V. zou verrichten.
De erven hebben dit voorstel afgewezen.
2.21.
Dat heeft voor [bestuurder 1] aanleiding gevormd om [naam 6] op 12 april 2017 een email te sturen waarin onder andere het volgende is opgenomen:
Dit was de ultieme testcase wat jullie mij eigenlijk waard vinden. En het is dus helemaal niets! Jullie zijn echt knettergek en leven niet in de werkelijkheid. Ik ga die droom nu ruw verstoren door alleen nog maar aan mezelf en mijn eigen gezin te denken. Ik dacht wel dat het hier op uit zou draaien.
(…)
Morgen schrijf ik me uit als voorzitter en ik verbreek alle banden met jullie en degenen met wie ik als voorzitter overeenkomsten heb gesloten. Ik wil en verwacht helemaal geen overeenkomst meer van jullie, maar jullie staan wel voor eeuwig bij mij in het krijt. Dat vond je toch zo erg? Het is nu oorlog. Ik hoop dat jullie nog een tijdje kunnen genieten van wat ik achter laat. Zielige klootzakken zijn jullie en ik wil jullie geen van allen ooit meer zien!
2.22.
[bestuurder 1] heeft zich niet uitgeschreven als voorzitter van de Stichting.
Hij heeft een bestuursbesluit opgesteld en door de overige bestuurders op 20 april 2017 laten ondertekenen, waarin het volgende is opgenomen:
“Het voltallige bestuur van Stichting de Nollen heeft unaniem het besluit genomen om de machtiging van de bankrekening van Stichting de Nollen aan [de erven] en R.W. van de Wint BV in te trekken en stop te zetten.
Tevens heeft het voltallige bestuur van Stichting de Nollen unaniem besloten om het beheer of andere werkzaamheden en opdrachten niet door R.W. van de Wint BV uit te laten voeren zolang de aandelen in handen zijn van de erven [de erven] .
Ook heeft het voltallige bestuur van Stichting de Nollen unaniem besloten bereid te zijn de schuldenlast, voor zover bekend bij de Stichting, van R.W. van de Wint BV over te nemen, waardoor de gebouwen op de Nollen die door natrekking eigendom zijn geworden van Stichting de Nollen, eigendom blijven van Stichting dc Nollen en de BV daarmee schadeloos is gesteld voor eventuele onterechte verrijking.
Daarbij zullen de aandelen van RW. van de Wint BV en Holding BV inclusief alle rechten overgedragen moeten worden aan [gedaagde 1] die daarmee schadeloos zal zijn gesteld voor zijn jarenlange inspanningen. Hij zal voor de BV een recht van opstal vestigen voor de aanwezige kunstwerken.
Tot slot heeft het voltallige bestuur van Stichting de Nollen unaniem besloten dat Stichting de Nollen met onmiddellijke ingang de beschikking krijgt over alle gebouwen op de Nollen en de erven Van de Wint het terrein verlaten. De voorzitter, [gedaagde 1] , zal zorg dragen voor de benodigde maatregelen en inname van bezittingen, sleutels, codes, emailadressen, contacten, inschrijvingen, etc.”
2.23.
Kort na dit besluit heeft bestuurslid [naam 8] per e-mail laten weten niet langer achter dit bestuursbesluit te staan. Per 12 juli 2017 zijn [naam 8] en [naam 9] uit het bestuur getreden. Het bestuur van de Stichting bestond ten tijde van de zitting uit drie van de zeven statutair voorgeschreven bestuurders.

3.Het geschil

Met betrekking tot het opstalrecht
3.1.
De Holding vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de Stichting te veroordelen binnen tien dagen na het ten deze te wijzen vonnis mee te werken aan het passeren van een akte tot vestiging van een recht van opstal gelijkluidend
aan de Conceptakte en de Bestuurders te veroordelen dat de heer [gedaagde 1] en
danwel de heer [bestuurder 2] danwel de heer [bestuurder 3] zullen verschijnen ten kantore van notaris mr E.M.T. Arrindell te Den Helder en aldaar zullen meewerken aan het passeren van
voornoemde akte;
- op straffe van hoofdelijke betaling van een dwangsom van EUR 10.000,00, althans een door de Voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat de Stichting en de genoemde bestuurders niet voldoen aan het gevorderde onder 1 na het
verloop van deze tien dagen;
- met bepaling dat het te wijzen vonnis na een verloop van 21 dagen na betekening dezelfde kracht heeft als een wettig opgemaakte akte conform voornoemde akte tot vestiging van het recht van opstal in de zin van artikel 3:300 BW en als zodanig kan worden ingeschreven als bedoeld in artikel 3:301 BW,
althans dat het ten deze te wijzen vonnis de noodzakelijke wilsverklaring c.q. rechtshandeling van de Stichting zal vervangen met betrekking tot de vestiging van het opstalrecht gelijkluidend aan de Conceptakte, met bepaling van de in artikel 3:301 lid 1 sub b BW bedoelde termijn op zeven dagen;
- met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.2.
De Holding stelt dat tussen de erven en de Stichting overeenstemming is bereikt over het vestigen van het opstalrecht op het moment dat de Stichting een bestuursbesluit heeft genomen waarin de conceptakte is goedgekeurd en bij de notaris zou worden ondertekend en dit besluit door de Stichting kenbaar is gemaakt aan de erven. Zij stelt verder dat vanaf de datum van ondertekening van de conceptakte tot op heden door de Stichting altijd overeenkomstig de conceptakte is gehandeld. Zij meent dat de Stichting jegens de Holding is gehouden om ertoe over te gaan de conceptakte te laten formaliseren en te laten passeren bij de notaris, waaraan de bestuurders hun medewerking zullen moeten verlenen.
Op grond van artikel 5.5 van de statuten van de Stichting zijn de voorzitter en de secretaris dan wel de voorzitter en de penningmeester tezamen dan wel hun plaatsvervangers bevoegd de Stichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Zowel [bestuurder 1] (voorzitter) en [bestuurder 2] (secretaris) als [bestuurder 1] en [gedaagde 3] (penningmeester) zijn derhalve bevoegd deze akte bij de notaris te laten passeren. Tot op heden is de akte niet gepasseerd.
Nu de rechtshandeling, het passeren van een notariële akte gelijkluidend aan de conceptakte, zich hiertegen niet verzet en de Holding er recht en belang bij heeft dat de akte wordt gepasseerd, kan de rechter erin voorzien dat een notariële akte gelijkluidend aan de conceptakte wordt gepasseerd.
3.3.
Dat de Holding niet eerder heeft aangedrongen op formalisering van het opstalrecht is omdat de Stichting altijd conform het opstalrecht heeft gehandeld en de relatie tussen de Stichting en het bestuur enerzijds en de Holding en de erven anderzijds goed was. Uit het voorgaande volgt dat de relatie met de Stichting en met name met [bestuurder 1] de afgelopen maanden een dieptepunt heeft bereikt. Het is de Holding en de erven duidelijk geworden - onder meer door diverse gesprekken die hebben plaatsgevonden en correspondentie die is uitgewisseld - dat dit ook niet zal veranderen. De Holding en de erven hebben geen idee hoe de situatie zich verder zal ontwikkelen en wat zij nog van de Stichting en met name [bestuurder 1] kunnen verwachten. Daarom heeft de Holding een spoedeisend belang bij formalisering van haar opstalrecht, zodat de Kunstwerken worden veiliggesteld.
De Holding benadrukt daarbij dat zij voornemens is met betrekking tot het beheer van
De Nollen met de Stichting te blijven samenwerken en dat zij de terbeschikkingstelling van de kunstwerken zal continueren.
3.4.
De Stichting stelt dat het sub 2.22 vermelde besluit is ingegeven doordat de Stichting het hoofd financieel gezien niet meer boven water kan houden. De exploitatie van het onroerend goed moet beter om de financiële positie van de Stichting te versterken en om uitvoering te kunnen blijven geven aan de taak van de Stichting. Als de Stichting financieel niet gezonder wordt kan niet het hoofd worden geboden aan concrete problemen die op de Nollen spelen. Die meest nijpende problemen zijn dat er nog een aantal crediteuren moeten worden betaald en dat er een conflict is met de dakdekker, waardoor het dak van de nieuwbouw zonder extra investering niet kan worden afgemaakt.
De Stichting stelt dat het mogelijk is extra inkomsten te genereren door de thans door de erven bewoonde bunkers te ontruimen en aan derden te verhuren. De huuropbrengsten zouden dan aan de Stichting toekomen. Nu genereert de Stichting geen inkomsten uit de exploitatie van de bunkers. En dit heeft weer tot gevolg dat ook een aantal andere zaken wordt geblokkeerd. Zo zijn er personen die in zouden willen stappen in het project, en organisaties die zich aan het project zouden willen binden, wat zij nu nalaten
omdat de toekomst van de Stichting en het kunstproject wat daarmee in de lucht wordt gehouden te onzeker is.
Ondanks dat de Stichting de Holding c.s. herhaaldelijk heeft voorgehouden niet anders te kunnen ten aanzien van het verbeteren van de exploitatie van het onroerend goed op de Nollen weigeren die daaraan mee te werken. De verhoudingen tussen partijen zijn zodanig verslechterd dat het tussen partijen ook niet meer goed lijkt te komen. En dat is een groot probleem, want dat betekent dat partijen niet anders kunnen dan hun samenwerking beëindigen.
Die samenwerking bestaat eruit dat de Stichting het terrein in eigendom heeft en exploiteert. Binnen die exploitatie heeft de B.V. van de erven, R.W. van de Wint B.V., een
dienende rol en dat is het uitvoeren van het landschapsbeheer van de Nollen. Door de verslechterde verstandhouding tussen partijen is de situatie “op de werkvloer” niet meer werkbaar. Ook uit die optiek is de verdere bewoning door de erven niet meer mogelijk.
3.5.
De Stichting bestrijdt dat partijen altijd in de geest hebben gehandeld van
het opstalrecht en dat men alleen maar heeft gewacht met het formaliseren daarvan
omdat de verhouding tussen partijen goed was. De reden dat het opstalrecht niet is gevestigd, is dat er veel subsidiegeld in de bunkers is gestoken. Toen het besluit daartoe genomen werd is ook afgesproken om het opstalrecht niet door te laten gaan. Als het wel door zou gaan zou dat zou niet te verantwoorden zijn aan de subsidiegevers.
Immers, publiek geld wordt dan overgeheveld naar de B.V. De subsidiegelden zouden terugbetaald moeten worden aan de subsidiegevers als de nieuwbouw, waar
de bunkers onderdeel van zijn, niet af zou komen. Dat staat ook in de subsidiebeschikkingen Het betreft publiek geld dat verantwoord moet worden, waardoor ook de gemeente en de Belastingdienst akkoord moeten zijn. En dat terugbetalen kunnen partijen allebei niet.
[naam 6] heeft twee jaar geleden, toen het hem werd gevraagd door [bestuurder 3] en [bestuurder 2] dan ook aangegeven dat partijen het opstalrecht zouden laten zitten.
Waarom de kunstwerken veilig gesteld moeten worden is de Stichting niet duidelijk.
Het is de taak van de Stichting om voor de kunstwerken te zorgen en zij richt haar hele handelen daar ook op.
Met betrekking tot de ontruiming
3.6.
De Stichting stelt dat zij oogluikend heeft toegestaan dat de B.V. de erven de bunkers liet bewonen, maar dat dit niet tussen partijen is overeengekomen. De erven bewonen de Nollen dan ook zonder recht of titel.
Nu de Stichting niet anders kan dan de bewoning te beëindigen, en de bewoning door de verslechterde verhouding tussen partijen ook niet meer te handhaven is, heeft de Stichting het recht op ontruiming van de bunkers (bewoning) en het terrein (beheer).
3.7.
De Stichting vordert op grond van hetgeen hiervoor is vermeld:
I gedaagden te veroordelen om uiterlijk binnen twee weken na betekening van het in
deze zaak te wijzen vonnis de bunkers en het terrein van de Nollen met al de zijnen en het zijne te ontruimen en ontruimd te houden, en gedaagden de verplichting op te leggen om de zich aldaar bevindende kunstwerken op hun plaats te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag, per kunstwerk, althans binnen een zodanige termijn als u, Edelachtbare, in goede justitie vermeent te behoren, en gedaagden te veroordelen om de sleutels af te geven en deze ter beschikking aan eiseres te stellen, met de machtiging van eiseres, zo mochten gedaagden nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de nakoming daarvan af te dwingen met behulp van de sterke arm der wet;’
II te bepalen dat deze veroordeling binnen de in artikel 557a Rv genoemde termijn
van één jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten
tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt, wanneer zich dat
voordoet;
III gedaagden te veroordelen tot betaling aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de kosten van deze procedure, waaronder uitdrukkelijk begrepen de kosten van ontruiming, alsmede te vermeerderen met de gemaakte assistentiekosten, volgens het bepaalde in artikel 61 Rv, en de nakosten, te vermeerderen bij niet—voldoening aan dit vonnis, met de wettelijke contractuele rente vanaf de 14e dag na betekening van het vonnis.
3.8.
De Holding c.s. bestrijdt dat er een toereikende grond is voor ontruiming.
Zij stelt dat de daaraan ten grondslag liggende bestuursbesluiten zijn genomen op basis van een vergaderagenda die is opgesteld door [bestuurder 1] en bol staat van valse beschuldigingen, onwaarheden en krankzinnige oplossingen. Hij heeft die agenda enkel opgesteld om de erven zwart te maken met als doel het bestuur achter zich te krijgen in zijn persoonlijke “oorlog” tegen de erven en heeft de penibele financiële situatie van de Stichting misbruikt om het bestuursbesluit er door te krijgen via een misleidende agenda. Beide zijn door [bestuurder 1] opgesteld. De andere bestuurders hebben daaraan geen enkele bijdrage geleverd. De daartoe uitgeroepen vergadering, die volgens de agenda zou plaatsvinden op het architectenkantoor van [bestuurder 2] , heeft in werkelijkheid nooit plaatsgevonden. In plaats daarvan is [bestuurder 1] de handtekeningen van de bestuursleden voor het bestuursbesluit gaan halen. Zo is hij bij een aantal bestuursleden persoonlijk langs gegaan om ze het bestuursbesluit ter plekke te laten ondertekenen. Andere bestuursleden mailde hij het bestuursbesluit waarna zij een getekend exemplaar terugmailde.
3.9.
Ook betwist De Holding c.s. dat zij niet bereid is om te komen tot kleinschalige verhuur van bunkers. Zij vond dit een prima plan. [naam 6] heeft hiervoor zelfs het eerste contact met Belvilla gelegd. Het is afgestuit op het gegeven dat het bestemmingplan dit soort verhuur niet toestaat.
3.10.
Verder wijst de Holding erop dat van de opbrengst van deze verhuur geen overdreven verwachtingen mogen worden gekoesterd en dat de kosten van uitbesteding van de nu door de erven verrichte beheer- en bewakingswerkzaamheden de huuropbrengsten aanzienlijk zullen overstijgen. Zo zullen voor het landschapswerk twee hoveniers full time moeten worden ingehuurd. Dit zal de Stichting zeker € 4.000,-- per maand kosten.
Verder zal er vierentwintig uur bewaking moeten worden ingehuurd — wat zeker € 5.000,-- per maand zal kosten. De schilderwerkzaamheden zullen gemiddeld tien uur per maand in beslag nemen wat neer komt op een bedrag van € 400,--. Twintig uur voor reparaties aan gebouwen en kunstwerken zal € 800,-- bedragen. De renovaties en verbouwingen die verricht zullen moeten worden door professionals zullen op jaarbasis zeker € 30.000,-- bedragen.
Het aansturen van de vrijwilligers, het maken van planningen en het beheren van de agenda, het ontvangen van groepen en het beantwoorden van e-mails komt gemiddeld op twintig uur per week wat de Stichting € 2.000,- - per maand zal kosten. PR schiet er nu, gezien de grote hoeveelheidwerkzaamheden, nog te veel bij in maar indien dat extern zal worden ingekocht kost dat zo € 1.500,-- per maand. De kosten bedragen dan dus jaarlijks zo € 194.400,-- en dan is in deze berekening geen rekening gehouden met onvoorziene extra kosten.
De gedachte van de Stichting dat al deze werkzaamheden door vrijwilligers kunnen worden uitgevoerd is volgens de Holding c.s. niet realistisch, ook omdat inhoudelijke kennis van en visie op het project dan geheel ontbreekt.
3.11.
Van de Wint Holding c.s. stelt dat de erven de bunkers niet zonder recht of titel bewonen. Primair beroept zij zich op huur aan de erven, subsidiair op huur aan de B.V. met onderhuur aan de erven, meer subsidiair op een gemengde overeenkomst, waarin het huurelement overheerst. De erven hebben volgens haar dan ook recht op huurbescherming.

4.De beoordeling

Met betrekking tot het opstalrecht

4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de Stichting niet heeft bestreden dat zij met de erven heeft afgesproken dat er een opstalrecht zou worden gevestigd met betrekking tot de Kunstwerken. Het enkele feit dat het niet tot formalisering is gekomen omdat vestiging van dat recht in verband met het managen van de relatie met subsidiegevers niet opportuun leek, ontneemt de erven niet het recht op nakoming van die afspraak. Dat de erven er later mee hebben ingestemd dat vestiging van het opstalrecht achterwege zou blijven is door hen bestreden en is tegenover die bestrijding niet onderbouwd.
4.2.
Ook de mogelijkheid dat met vestiging van dat recht de relatie met subsidiegevers onder spanning zal worden gezet is geen reden om de gevraagde voorziening niet toe te wijzen. Aan de Stichting kan worden toegegeven dat denkbaar is dat het uit een oogpunt van behoud van continuïteit en/of zorg voor een goede relatie met de subsidiegevers niet verstandig is om nu tot formalisering van het opstalrecht over te gaan.
De voorzieningenrechter heeft op grond van zijn indrukken ter zitting echter voldoende reden om aan te nemen dat de erven zich bij hun afweging of en wanneer zij een daartoe strekkende voorziening zullen gebruiken mede zullen laten leiden door de risico’s die dat voor de continuïteit van de Nollen meebrengt. Zoals de erven hebben uitgelegd is hun positie als gerechtigden tot de Kunstwerken in de huidige omstandigheden - met een bestuur dat heeft toegestaan dat haar voorzitter de Stichting voor privé oorlogvoering misbruikt- minder zeker dan na vestiging van het opstalrecht het geval zou zijn.
Denkbaar is dan ook dat de erven hun bereidheid om de effectuering van hun aanspraken op het opstalrecht met het oog op het continuïteitsbelang van de Stichting op te schorten afhankelijk stellen van een wijziging in de bestuurssamenstelling van de Stichting waardoor weer ruimte ontstaat voor vertrouwen dat het tot die continuïteit kan komen.
De Stichting zal dan ook tot nakoming worden veroordeeld, met dien verstande dat de voorzieningenrechter zijn vonnis niet in de plaats van de gehele akte maar slechts van de mogelijk niet door de Stichting verleende toestemming zal stellen. Voor het opleggen van een dwangsom is geen aanleiding, nu Van de Wint Holding op de voet van artikel 3:300 BW reëel kan executeren.
4.3.
Gegeven die reële executiemogelijkheid heeft de Holding ook geen belang bij een veroordeling van de bestuurders om de verplichting van de Stichting na te komen. In zoverre is de vordering ook niet toewijsbaar.
4.4.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal de Stichting in de proceskosten worden veroordeeld.
Met betrekking tot de ontruiming
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Stichting niet staande kan houden dat de erven de bunkers, die met medeweten en instemming van de Stichting zijn verbouwd en in gebruik gegeven als woonruimte, zonder recht en titel bewonen.
Uit de feiten vermeld onder 2.12, 2.13 en 2.17 leidt de voorzieningenrechter af dat de Stichting met deze bewoning heeft ingestemd en dat deze samenhangt met de omstandigheid dat het beheer is toevertrouwd aan Van de Wint B.V., de vennootschap van de erven, en aldus sedert 2015 kennelijk mede strekt tot tegenprestatie voor de door de erven namens de B.V. uitgevoerde beheerswerkzaamheden, die immers niet meer op andere wijze worden betaald.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de constructie waarvoor is gekozen aldus trekken heeft van de bewoning van een dienstwoning. Het bewonen hangt samen met de aanstelling als beheerder en strekt ertoe de beheerders mede in het belang van de Stichting in staat te stellen hun werkzaamheden adequaat te verrichten.
Dat brengt mee dat er in beginsel geen grond is voor opzegging van het gebruik van de woningen zolang de beheersovereenkomst voortduurt.
4.7.
De beheersovereenkomst is opgezegd bij het sub 2.22 aangehaalde besluit van de Stichting. Dat besluit kan echter geen stand houden. Daargelaten dat het niet van een motivering is voorzien, is hetgeen omtrent de achtergronden daarvan is aangevoerd tegenover betwisting zo gebrekkig onderbouwd dat ook de voorzieningenrechter het besluit niet anders kan opvatten dan als follow-up van de sub 2.21 weergegeven “oorlogsverklaring”, een besluit, kortom, dat niet is ingegeven door enig belang van de Stichting, maar door het privébelang van de voorzitter.
De voorzieningenrechter kent daarbij niet alleen betekenis toe aan de (niet-weersproken) curieuze wijze waarop dit besluit tot stand is gebracht en aan het feit dat een van de andere bestuurders zich van dat besluit heeft gedistantieerd en een ander zich nadien in verband met de gebeurtenissen als bestuurder heeft teruggetrokken, maar ook aan de omstandigheid dat de in dit geding naar voren gebrachte onderbouwing van dat besluit niet deugt.
Zo acht de voorzieningenrechter het niet geloofwaardig dat met de erven niet viel te praten over manieren om de door hen bewoonde bunkers door middel van verhuur renderend te maken. En verder heeft Van De Wint holding c.s. onweersproken voorgerekend dat het buiten de deur zetten van de erven als beheerders juist de aspecten van de exploitatie van de Nollen die wèl van de grond zijn gekomen in onmiddellijk gevaar zou brengen.
Het lijdt immers geen twijfel dat de Stichting geen geld heeft om door inzet van externe krachten te voorzien in de door de erven als tegenprestatie voor hun bewoning verrichte werkzaamheden.
4.8.
Dat brengt mee dat de opzegging van het beheer geen stand kan houden. Onder die omstandigheden is er geen grond voor ontruiming. De vordering zal worden afgewezen. De Stichting zal in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

In 264749:

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de Stichting om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis rechtsgeldig vertegenwoordigd te verschijnen ten kantore van notaris mr E.M.T. Arrindell te Den Helder en aldaar mee te werken aan het passeren vaneen akte tot vestiging van een recht van opstal gelijkluidend aan de als productie 7 door Van de Wint Holding overgelegde concept-akte worden ingeschreven als bedoeld in artikel 3:301 BW,
5.2.
bepaalt dat bij gebrek aan verschijning als hiervoor bedoeld, dit vonnis de noodzakelijke wilsverklaring c.q. rechtshandeling van de Stichting strekkende tot instemming met de te verlijden akte zal vervangen, met bepaling van de in artikel 3:301 lid 1 sub b BW bedoelde termijn op zeven dagen,
5.3.
veroordeelt de Stichting in de kosten van dit geding, aan de zijde van De Holding begroot op € 618,- aan verschotten en € 816,- aan salaris,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In 265118
5.6.
wijst de vordering af,
5.7.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van de Holding c.s. tot aan deze uitspraak begroot op € 816,- aan salaris,
5.8.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken door
mr. L.J. Saarloos in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Kliffen op 8 februari 2018.