ECLI:NL:RBNHO:2018:11710

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
6606407 \ CV EXPL 18-573
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de bewijslast van de passagier

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor een vermeende vertraging van meer dan drie uur op haar vlucht van Amsterdam via Londen naar Chennai op 30 augustus 2017. De passagier stelt dat zij recht heeft op compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. British Airways heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk ongunstige weersomstandigheden die het vliegverkeer verstoorden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming is aangekomen. De rechter oordeelt dat de bewijslast bij de passagier ligt en dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de betwisting van British Airways. Hierdoor heeft de passagier niet voldaan aan haar stelplicht. De vordering is afgewezen en de passagier is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6606407 \ CV EXPL 18-573
Uitspraakdatum: 21 november 2018
Vonnis in de zaak van:
[passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde M.A. Woudenberg (DAS)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc,
statutair gevestigd te Cardiff en mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 januari 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow naar Chennai (India) op 30 augustus 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd omdat zij van mening is dat de vlucht met meer dan drie uur vertraging is uitgevoerd.
2.3.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 dagen na het wijzen van vonnis tot aan de dag van volledige voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 dagen na het wijzen van vonnis tot aan de dag van volledige voldoening;
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Er is geen compensatie verschuldigd omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Op 30 augustus 2017 was sprake van weersomstandigheden die het vliegverkeer hebben verstoord, door zogenoemde cumulonimbus-wolken. Dit type wolken zorgt voor onweer en deze zijn gevaarlijk om doorheen te vliegen vanwege de hevige turbulentie die zij veroorzaken. Als gevolg hiervan heeft de luchtverkeersleiding in Amsterdam restricties afgegeven en had de vlucht te maken met de vertraging die de voorafgaande vlucht had opgelopen. De vlucht is uiteindelijk met een vertraging van 47 minuten op Londen Heathrow aangekomen, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Chennai heeft gemist. British Airways heeft de passagier vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar Chennai. Deze vlucht is dezelfde dag vertrokken. British Airways betwist dat de passagier een vertraging van meer dan drie uur heeft opgelopen.
4.2.
British Airways voert verder verweer tegen de gevorderde wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en nakosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vooropgesteld wordt verder dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de gestelde vertraging van de vlucht op de passagier rust. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten compensatie op grond van de Verordening. Bij dit uitgangspunt geldt als kanttekening dat aan dat bewijs in een geval als hier aan de orde geen al te zware eisen mogen worden gesteld. De passagier heeft haar stelling echter niet onderbouwd en heeft bovendien ook, nadat uitdrukkelijk door British Airways is betwist dat de passagier meer dan drie uur vertraging heeft opgelopen, in haar conclusie van repliek niet nader gereageerd.
5.3.
Gelet op voorgaande heeft de passagier onvoldoende gesteld dat zij met een vertraging van meer dan drie uur op haar eindbestemming is aangekomen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.
5.5.
Op hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet ingaan omdat dit niet tot een andere beslissing leidt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor British Airways worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00 aan salaris van de gemachtigde van British Airways.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter