In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Emirates wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Sydney via Dubai. De passagier had op 29 juni 2016 een vervoersovereenkomst met Emirates, maar miste zijn aansluitende vlucht naar Sydney door een vertraging van de voorgaande vlucht. De passagier vorderde € 600,00 compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, evenals buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Emirates betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de noodzaak om een passagier met een mogelijke besmettelijke ziekte van boord te halen en de gevolgen van een no-show passagier.
De kantonrechter oordeelde dat Emirates voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De rechter stelde vast dat de vertraging van de vlucht niet inherent was aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter wees de vordering van de passagier af en veroordeelde de passagier tot betaling van de proceskosten, omdat hij ongelijk kreeg in de procedure.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese Verordening inzake luchtreizigersrechten en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen niet aansprakelijk zijn voor compensatie bij vertragingen die het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden.