ECLI:NL:RBNHO:2018:11715

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
12 december 2018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en no-show passagier

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Emirates wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Sydney via Dubai. De passagier had op 29 juni 2016 een vervoersovereenkomst met Emirates, maar miste zijn aansluitende vlucht naar Sydney door een vertraging van de voorgaande vlucht. De passagier vorderde € 600,00 compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, evenals buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Emirates betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de noodzaak om een passagier met een mogelijke besmettelijke ziekte van boord te halen en de gevolgen van een no-show passagier.

De kantonrechter oordeelde dat Emirates voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De rechter stelde vast dat de vertraging van de vlucht niet inherent was aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter wees de vordering van de passagier af en veroordeelde de passagier tot betaling van de proceskosten, omdat hij ongelijk kreeg in de procedure.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese Verordening inzake luchtreizigersrechten en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen niet aansprakelijk zijn voor compensatie bij vertragingen die het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6513729 \ CV EXPL 17-11042
Uitspraakdatum: 12 december 2018
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. E.L. Heenk (Green Claim B.V.)
tegen
de vennootschap naar het recht van de Verenigde Arabische Emiraten
Emirates
statutair gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Emirates
gemachtigde mr. R.L.S.M. Pessers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 20 november 2017 een vordering tegen Emirates ingesteld. Emirates heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Emirates een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Emirates een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Emirates de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Sydney (Australië) met een overstap in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) op 29 juni 2016 hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht naar Dubai met vluchtnummer QF8148 is met vertraging uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Sydney met vluchtnummer QF8414 heeft gemist. De passagier is omgeboekt op een andere vlucht en is met een vertraging van ruim 8 uur ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd in Sydney aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Emirates gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Emirates heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Emirates bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans subsidiair € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een in redelijke justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
- de proceskosten en de nakosten,
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Emirates vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,-. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Emirates van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Emirates betwist de vordering. Op het verweer van Emirates wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De Verordening is van toepassing op het geschil.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. Gelet hierop is Emirates gehouden de passagier te compenseren, tenzij Emirates kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
Emirates voert in dit verband - samengevat - aan dat vlucht QF8148 deel uitmaakt van de rotatie Dubai – Amsterdam – Dubai en dat het toestel in Dubai met een vertraging van 2 uur en 13 minuten is aangekomen, omdat een passagier met een mogelijk besmettelijke ziekte (hierna: de zieke passagier) met bagage van boord moest worden gehaald. Toen de zieke passagier zich meldde bij de incheckbalie was er niets zichtbaar, anders waren op een eerder moment al maatregelen genomen. Dat de uitslag over het hele lichaam zat werd pas aan boord zichtbaar toen de zieke passagier zijn jas uittrok. Emirates heeft vervolgens MedAire verzocht om een medisch advies. Om de veiligheid van de zieke passagier en de medepassagiers te waarborgen heeft MedAir Emirates geadviseerd om de zieke passagier niet mee te laten en eerst medisch te laten onderzoeken. Op grond van dit advies heeft de gezagvoerder besloten de zieke passagier niet mee te nemen op de vlucht naar Amsterdam. Emirates heeft niet eerder maatregelen kunnen nemen, omdat luchthavens er niet op ingericht zijn om passagiers bij de minste of geringste aanleiding eerst aan een medisch onderzoek te onderwerpen en vanuit het oogpunt van privacy van de passagiers is dit ook niet toegestaan. De vertraging bij vertrek vanuit Amsterdam bedroeg 1 uur en 59 minuten, daar kwamen nog 14 minuten omdat om veiligheidsredenen de bagage van een passagier die wel was ingecheckt en niet kwam opdagen bij de gate, van boord moest worden gehaald. In beide gevallen was sprake van een onverwacht vliegveiligheidsprobleem waaraan Emirates niets kon doen. Emirates heeft de gezondheid van passagiers niet in de hand en evenmin in de hand of passagiers zich na check-in wel of niet voor boarding melden. Op de luchthaven van Dubai had de passagier –zonder vertraging- 2 uur en 16 minuten om over te stappen. De ‘minimum connecting time’ bedroeg destijds 75 minuten. Indien de zieke passagier niet van boord had gehoeven en de andere passagier zou zijn komen opdagen had de passagier de vlucht naar Sydney moeiteloos gehaald.
5.4.
De passagier betwist niet dat een andere passagier op de voorgaande vlucht ziek was en voor mogelijke besmetting kon zorgen. Hij betwist dat in onderhavige geval sprake was van een acute medische situatie die Emirates niet had kunnen voorkomen. Uit het meldingsformulier ‘Medlink Airline Passenger Fit to Fly Notification Form’ blijkt dat de zieke passagier verschillende zichtbare symptomen had, waaronder aanzienlijke vlekken op het gezicht, waardoor voldoende duidelijk was dat de zieke passagier al voordat hij aan boord kwam ziek was en voor mogelijke besmetting kon zorgen. De omstandigheden hadden al door het grondpersoneel opgemerkt moeten worden. Emirates heeft niet aangetoond dat de vlekken niet eerder zichtbaar waren vanwege de kleding van de zieke passagier, aldus de passagier. Voorts blijkt uit het formulier niet welke functionaris het advies aan de gezagvoerder heeft gegeven om de zieke passagier niet te laten meevliegen en wordt de inhoud van de door MedAir genoemde richtlijnen ‘Client Guidelines’ niet door Emirates overgelegd. Hierdoor kan niet worden nagegaan of het advies is afgegeven door een bevoegde persoon. De situatie dat een passagier niet bij de gate komt opdagen is een situatie die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van Emirates en kan niet worden beschouwd als een buitengewone omstandigheid, aldus de passagier.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat de omstandigheid dat eerst aan boord werd onderkend dat een passagier met een mogelijk besmettelijke ziekte zich aan boord van vliegtuig bevond, waardoor de gezagvoerder heeft moeten besluiten om die passagier van boord te halen en aldus de bagage van die passagier uit het ruim moest worden gehaald, een buitengewone omstandigheid betreft waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dat op het gezicht van de zieke passagier vlekken zichtbaar waren, zoals de passagier heeft gesteld, is niet van belang, omdat hieruit niet hoefde te volgen dat sprake was van een (besmettelijke) ziekte. Dat daarvan mogelijk sprake was bleek eerst toen Emirates Medlink had ingeschakeld. Uit het meldingsformulier van Medlink blijkt immers dat de medische ondersteuning op grond van de ‘Client Guidelines’ de gezagvoerder heeft geadviseerd de zieke passagier niet te vervoeren, omdat niet met zekerheid viel vast te stellen of de zieke passagier leed aan een besmettelijk ziekte, waarschijnlijk de waterpokken. Dat de gezagvoerder aan dit advies gevolg heeft gegeven is naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk, omdat deze beslissing tot doel had de veiligheid van de passagiers aan boord van het vliegtuig te waarborgen.
5.6.
De kantonrechter is het met Emirates eens dat het een onnodige en disproportionele inbreuk op de privacy van passagiers zou zijn als een vliegtuigmaatschappij passagiers bij enige twijfel aan een medisch onderzoek zou moeten onderwerpen. Evenmin is het aan de luchtvaartmaatschappij om ermee rekening te houden dat vrijwel elk kind “deze ziekte”, de kantonrechter begrijpt de waterpokken, krijgt. Er is derhalve ten aanzien van de zieke passagier sprake van een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. De conclusie is dat Emirates voldoende heeft onderbouwd dat sprake was van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Het feit dat de buitengewone omstandigheid zich grotendeels niet op de vlucht in kwestie maar op de direct voorafgaande vlucht heeft voorgedaan, doet aan het voorgaande niet af nu deze omstandigheid gevolgen had voor de vluchtuitvoering van Emirates.
5.7.
Ten aanzien van de vertraging als gevolg van de “no-show” passagier op vlucht QF8148 oordeelt de kantonrechter als volgt. De passagier heeft niet betwist dat sprake is geweest van een no-show voor vlucht QF8148, maar stelt dat deze situatie niet als buitengewone omstandigheid moet worden gekwalificeerd. De kantonrechter oordeelt dat indien een “no-show” ertoe leidt dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem, dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dit kwalificeert als buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan op de voorafgaande vlucht. Nu de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheid dient de kantonrechter te beoordelen of Emirates in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigd. Niet valt in te zien welke maatregelen Emirates in dit geval tijdens de vlucht had moeten nemen om vertraging te voorkomen. Daarbij komt dat Emirates op de luchthaven Schiphol voldoende reservetijd had ingepland tussen de twee rotatievluchten. Gelet op bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat Emirates voldoende heeft aangetoond dat zij er alles aan heeft gedaan om de vertraging te voorkomen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.
5.10.
Op hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet ingaan omdat dit niet tot een andere beslissing leidt.

6.De beslissing

6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Emirates worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00 aan salaris van de gemachtigde van Emirates.
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 50,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Emirates worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter