ECLI:NL:RBNHO:2018:11814

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1830
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van een deurmat onder GN-code in douanerecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 mei 2018 uitspraak gedaan over de indeling van een deurmat in de gecombineerde nomenclatuur. Eiseres, [X] B.V., had een bindende tariefinlichting (bti) aangevraagd voor de indeling van een deurmat onder GN-code 4016 91 00, terwijl verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de deurmat indeling onder GN-code 5705 00 30 handhaafde. Eiseres stelde dat het wezenlijk karakter van de deurmat ontleend werd aan het rubber, terwijl verweerder zich baseerde op de indelingsverordening van de EU, die de deurmat onder een andere code indeling plaatste.

Tijdens de zitting op 28 maart 2018 in Haarlem, werd de zaak behandeld waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een andere vertegenwoordiger. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deurmat, die voor 98% uit rubber bestaat, niet voldoet aan de eisen voor indeling onder de door verweerder voorgestelde code. De rechtbank oordeelde dat de indeling van de deurmat moet plaatsvinden op basis van de objectieve kenmerken en eigenschappen, en dat de indeling onder GN-code 4016 91 00 correct is. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de bti, en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002.

De uitspraak benadrukt het belang van de objectieve kenmerken van goederen voor de tariefindeling en bevestigt dat de indeling van samengestelde goederen moet plaatsvinden op basis van het materiaal dat het wezenlijk karakter bepaalt. De rechtbank heeft ook de relevante regelgeving en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in haar overwegingen betrokken.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: HAA 16/1830

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 9 mei 2018 in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C. van de Leur),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Rotterdam Rijnmond, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 december 2015 aan eiseres een bindende tariefinlichting (hierna: bti) afgegeven tot indeling van een deurmat onder GN-code 5705 00 30.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de bti gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2018 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden
mr. A.A. Kop en dr. K.G. de Bruin.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op 4 september 2015 een aanvraag ingediend voor een bti voor een deurmat met de handelsbenaming ‘551 EcomatTMMasterpiece’ (hierna: de deurmat). Verzocht wordt de deurmat in te delen onder GN-code 4016 91 00.
2. In de bti is de deurmat als volgt omschreven:
“Een deurmat voor gebruik buitenshuis met onder meer de volgende kenmerken:
- een bovenzijde van polyester vezels;
- een onderzijde van -volgens opgave- gerecycled rubber;
- de bovenzijde is voorzien van een dessin;
- de textielvezels zijn direct op het rubber geplaatst;
- in rechthoekige vorm;
- wordt aangeboden in verschillende afmetingen.
Het wezenlijke karakter wordt toegekend aan de polyester vezels.”
3. De indeling van de deurmat is in de bti als volgt gemotiveerd:
“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3b en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 op hoofdstuk 57 en de tekst van GN-codes 5705, 5705 00 en 5705 00 30.”

Geschil4. In geschil is de indeling van de deurmat in de gecombineerde nomenclatuur.

5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de deurmat met indelingsregel 3b moet worden ingedeeld onder GN-code 4016 91 00, omdat het wezenlijk karakter van de deurmat wordt ontleend aan het rubber. De losse textielvezels zijn met hars op het rubber gelijmd en dienen slechts ter versiering. Het gewicht van het rubber is ongeveer 98% en het gewicht van de textielvezels in ongeveer 1% van het totale gewicht van de deurmat. De rest van het gewicht wordt bepaald door de hars. De textielvezels vervullen geen extra functie en ook zonder die vezels is er nog steeds een functionele buitendeurmat.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de deurmat met toepassing van Verordening (EU) Nr. 692/2010 terecht is ingedeeld onder GN-code 5705 00 30. Het gaat om een deurmat met een rug van rubber waarop een laagje van polyester (polypropyleen) textielvezels is aangebracht. De deurmat is vergelijkbaar met de matten waarop de indelingsverordening ziet. Op grond van het arrest van 4 maart 2004 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) in de zaak Krings (C-130/02) dient de indelingsverordening naar analogie op de onderhavige deurmat te worden toegepast.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Relevante regelgeving
8. Post 4016 (tekst 2015) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“4016 Andere artikelen van niet-geharde gevulkaniseerde rubber:
(…)
– andere:
4016 91 00 – – vloerbedekking en matten”
9. Postonderverdeling 5705 00 (tekst 2015) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“5705 00 Andere tapijten, ook indien geconfectioneerd:
(…)
5700 00 30 – van synthetische of kunstmatige textielstoffen”
10. Aantekening 2a op hoofdstuk 40 (Rubber en werken daarvan) luidt:
“2. Dit hoofdstuk omvat niet:
a) goederen bedoeld bij afdeling XI (textielstoffen en textielwaren);”
11. Aantekening 1 op hoofdstuk 57 luidt als volgt:
“Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als “tapijten” aangemerkt vloerbedekking waarvan de bovenzijde uit textielstof bestaat. Artikelen die de kenmerken van tapijten vertonen, doch voor andere doeleinden worden gebruikt, worden eveneens als tapijten aangemerkt.”
Beoordeling van het geschil
12. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie recent HvJ 26 april 2017,
C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
13. De rechtbank stelt op basis van de ter zitting getoonde monsters van de deurmat met en zonder bovenlaag en de daarop door eiseres gegeven toelichting vast dat de onderzijde bestaat uit een laag rubber met daarop verhogingen van rubber die een sierpatroon vormen. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van niet-geharde gevulkaniseerde rubber. Op het sierpatroon van rubber worden met hars losse textielvezels vastgelijmd waarop met een drukpers een verfprint wordt aangebracht. Eiseres heeft gesteld dat het rubber ongeveer 98% en de textielvezels ongeveer 1% van het totale gewicht van de deurmat bepaalt. Gelet op het ter zitting door eiseres getoonde zakje textielvezels dat per deurmat wordt gebruikt, ziet de rechtbank geen reden daaraan te twijfelen.
14. Aangezien de bovenzijde van de deurmat niet uit textielstof maar uit losse textielvezels bestaat, voldoet de deurmat niet aan aantekening 1 op hoofdstuk 57. De deurmat kan daarom niet onder GN-code 5705 00 30 worden ingedeeld. Verordening (EU) Nr. 692/2010 deelt twee deurmatten met een rug van rubber en met een bovenzijde van een weefsel van gesponnen kokosvezels c.q. kokosvezels die het pooloppervlak vormen in onder hoofdstuk 57. Deze indelingsverordening leent zich niet voor toepassing op de onderhavige deurmat, aangezien de onderhavige deurmat gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen niet soortgelijk is aan één van de producten waar de indelingsverordening op ziet (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16, r.o. 61).
15. Een specifieke tariefpost voor een deurmat bestaande uit zowel rubber als losse textielvezels ontbreekt. Ingevolge indelingsregel 3b dienen – kort gezegd – samengestelde werken, waarvan indeling niet mogelijk is aan de hand van indelingsregel 3a, te worden ingedeeld naar de stof of het goed waaraan de werken hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald. In aanmerking genomen dat de deurmat nagenoeg geheel uit rubber bestaat en de aan slijtage onderhevige textielvezels zijn aangebracht ter versiering, is de rechtbank van oordeel dat het wezenlijk karakter van deurmat wordt bepaald door het rubber. Het gelijk is derhalve aan eiseres en de deurmat dient te worden ingedeeld onder GN-code 4016 91 00.
16. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de bti;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. M.C.A. Onderwater en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.