Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn stiefkind’), niet van toepassing op de verdachte. De rechtbank zal het bewezenverklaarde dan ook niet mede kwalificeren onder art. 248 Wetboek van Strafrecht.
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vorderingen benadeelde partijen
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van
[slachtoffer 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 18.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/810214-15 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
[slachtoffer 2]heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 5.109,13 wegens materiële schade en van € 2.200,- wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 (parketnummer 15/870266-14) ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
dertig (30) maanden;
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,-, bestaande als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
zestig (60) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 12.500,-, bestaande als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 augustus 1994 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
zevenennegentig (97) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 1994 tot aan de dag der algehele voldoening;
:[getuige 1] heeft in 1996 aangifte gedaan tegen [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: de verdachte). [verdachte] zou haar seksueel hebben misbruikt. [verdachte] is als verdachte gehoord en veroordeeld voor dit misbruik. Jij hebt echter toen geen aangifte gedaan. Wat kan jij hierover vertellen. Antwoord [slachtoffer 3] : omdat hij mij bedreigde met de dood. Als ik het ooit iemand zou vertellen, zou hij mij dood maken