ECLI:NL:RBNHO:2018:1425

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
6547185 \ AO VERZ 17-75
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in Wwz-zaak bij intrekking verzoek arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft Flamma Brandwerende Applicaties B.V. een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij te ontbinden. Dit verzoek is op 21 december 2017 door de rechtbank ontvangen. De verwerende partij, vertegenwoordigd door mr. J.P. Zeilstra, heeft op 12 januari 2018 verzocht om Flamma in de proceskosten te veroordelen, nadat Flamma haar verzoek had ingetrokken. De kantonrechter heeft in deze beschikking geoordeeld dat ook bij intrekking van een verzoekschrift een proceskostenveroordeling kan volgen. Dit is in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad over proceskostenveroordeling bij intrekking van een kort geding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verwerende partij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er kosten zijn gemaakt voor de werkzaamheden van zijn gemachtigde. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 300,00, wat de helft is van het gebruikelijke tarief voor een gemiddelde zaak. De beschikking is op 8 februari 2018 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 6547185 \ AO VERZ 17-75
Uitspraakdatum: 8 februari 2018
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap
Flamma Brandwerende Applicaties B.V.,
gevestigd te Wormerveer
verzoekende partij
verder te noemen: Flamma
gemachtigde: mr. E. Nagtegaal
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.P. Zeilstra.

1.Het procesverloop

1.1.
Flamma heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Het verzoek is op 21 december 2017 door de rechtbank ontvangen. In een brief van 3 januari 2018 heeft mr. Zeilstra meegedeeld dat zij als gemachtigde voor [verweerder] zal optreden. Bij brief van 5 januari 2018 is aan partijen meegedeeld dat de zaak op een zitting zal worden behandeld op 1 februari 2018.
1.2.
Bij brief van 12 januari 2018 heeft Flamma het verzoek ingetrokken. [verweerder] heeft bij brief van diezelfde dag verzocht Flamma in de kosten van de procedure te veroordelen. Flamma heeft tegen dit verzoek bezwaar gemaakt, waarna [verweerder] nog een reactie heeft gegeven.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
[verweerder] verzoekt Flamma in de proceskosten te veroordelen. Flamma heeft het verzoek tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ingetrokken, maar [verweerder] heeft zich moeten laten bijstaan door een advocaat en heeft daarvoor kosten gemaakt, aldus [verweerder].
2.2.
Flamma heeft tegen het verzoek verweer gevoerd. Zij stelt dat [verweerder] op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt om welke kosten het zou gaan. [verweerder] is geen griffierecht verschuldigd en er heeft al zeer spoedig na het indienen van het verzoek overleg plaatsgevonden over de mogelijkheden van een regeling. [verweerder] heeft ook geen verweerschrift ingediend en daarvoor dus geen werkzaamheden hoeven verrichten, aldus Flamma.
3. De beoordeling
3.1.
Op grond van artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) staat het de kantonrechter in deze verzoekschriftprocedure vrij één van de partijen in de proceskosten te veroordelen (zie: HR 20 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7995). Dit geldt ook als het verzoekschrift wordt ingetrokken voordat op het verzoek is beslist. Artikel 289 Rv houdt in dit verband geen beperking in.
3.2.
Ook uit artikel 1.2.8 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken sector kanton (hierna: het Procesreglement) en aanbeveling 3.4 van de Aanbevelingen schikking en proceskosten Wwz (hierna: de Aanbevelingen) volgt dat een veroordeling in de proceskosten kan volgen als het verzoek is ingetrokken.
3.3.
Artikel 1.2.8 van het Procesreglement bepaalt verder dat de kantonrechter na intrekking van het verzoek een beslissing zal nemen over een kostenveroordeling, wanneer daar bij het verweer om is gevraagd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan echter ook een kostenveroordeling volgen als nog geen verweerschrift is ingediend, zoals in dit geval. Artikel 1.2.8 van het Procesreglement sluit dat niet uit en bovendien staat het de kantonrechter op grond van artikel 289 Rv steeds vrij één van de partijen in de proceskosten te veroordelen, zoals hiervoor is overwogen.
3.4.
De kantonrechter ziet verder aanleiding om in dit kader aan te sluiten bij de uitspraak van de Hoge Raad over de proceskostenveroordeling bij intrekking van een kort geding (zie: HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087). Een kort geding is niet hetzelfde als een verzoekschriftprocedure, maar waar het gaat om een proceskostenveroordeling na intrekking vertonen die procedures zo veel overeenkomsten, dat het gerechtvaardigd is die uitspraak ook hier toe te passen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat ook in de Aanbevelingen wat betreft de proceskosten is verwezen naar de regeling voor een kort geding. Uit de uitspraak van de Hoge Raad volgt onder meer dat in een kort geding een proceskostenveroordeling kan volgen, ook als eiser het geding intrekt voordat gedaagde een proceshandeling (kan) verricht(en). Die regel is (inmiddels) ook neergelegd in artikel 9 lid 1 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton.
3.5.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter een beslissing nemen over de proceskosten, ook al heeft [verweerder] vóór intrekking van het verzoek geen verweerschrift ingediend. [verweerder] heeft het verzoek om een proceskostenveroordeling overigens ook tijdig gedaan.
3.6.
In aansluiting op genoemde uitspraak van de Hoge Raad overweegt de kantonrechter dat het verzoek om een kostenveroordeling voldoende moet worden gespecificeerd en aannemelijk gemaakt, en dat alleen de kosten als bedoeld in artikel 241 Rv voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat dan met name om het salaris van de gemachtigde van [verweerder], waarbij ook de werkzaamheden ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak in aanmerking kunnen worden genomen. Nu het verzoek is ingetrokken voordat [verweerder] een proceshandeling heeft verricht (en heeft kunnen verrichten), zal het salaris van de gemachtigde – in aansluiting op de regeling daarvoor in het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven – worden vastgesteld op de helft van het gebruikelijke tarief. Het gebruikelijke tarief is het bedrag bedoeld in aanbeveling 3.1 van de Aanbevelingen.
3.7.
[verweerder] heeft gelet op de specificatie bij zijn brief van 17 januari 2018 voldoende aannemelijk gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt voor werkzaamheden van zijn gemachtigde. Uit die specificatie blijkt dat de gemachtigde van [verweerder] ná indiening van het verzoekschrift – onder meer – besprekingen heeft gevoerd met [verweerder], heeft overlegd en gecorrespondeerd met de wederpartij, en aan een (ontwerp-)gedingstuk heeft gewerkt. Dat zijn werkzaamheden ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, als bedoeld in artikel 241 Rv, die als proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
3.8.
Gelet op het verzoekschrift is sprake van een zaak die als ‘gemiddeld’ in de zin van aanbeveling 3.1 van de Aanbevelingen kan worden aangemerkt. Daarvoor geldt een tarief van € 600,00. De proceskostenveroordeling zal worden bepaald op de helft van dat tarief, zoals hiervoor is overwogen, dus op een bedrag van € 300,00. [verweerder] heeft overigens zelf geen bepaald bedrag aan proceskosten genoemd en dus ook niet gesteld dat een hoger bedrag dan € 300,00 zou moeten worden toegewezen. Flamma zal daarom worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan proceskosten.
3.9.
Tot slot merkt de kantonrechter nog op dat hij in dit geval geen reden heeft gezien om het geschil over de proceskosten op een zitting te behandelen. Partijen hebben hun standpunt schriftelijk voldoende kunnen toelichten en die standpunten zijn ook duidelijk. Daarbij komt dat geen van de partijen een gemotiveerd verzoek heeft gedaan om (alsnog) een mondelinge behandeling te laten plaatsvinden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Flamma tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] vaststelt op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerder];
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en op 8 februari 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter