ECLI:NL:RBNHO:2018:1777

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
265868 HA RK 17-201
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters en griffier in bestuursrechtelijke procedure

Op 14 februari 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechters mr. S. Slijkhuis en mr. M.P. de Valk, ingediend door een verzoeker uit Koog aan de Zaan. Het verzoek tot wraking was ingediend op 2 oktober 2017 en was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij een eerder door de verzoeker aangespannen bestuursrechtelijke procedure, waarin hij kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet gemotiveerd was en bovendien te laat was ingediend voor mr. Van As, aangezien de uitspraak in de hoofdzaak al was gedaan. De wrakingskamer benadrukte dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om wraking moet worden gedaan voordat er uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. De griffier had de verzoeker eerder al geïnformeerd dat griffiers niet gewraakt kunnen worden en dat hij moest aangeven welke rechters hij precies wilde wraken. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking van zowel de rechters als de griffier kennelijk niet-ontvankelijk, zonder behandeling ter zitting. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 265868 HA RK 17-201
Beslissing van 14 februari 2018
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te Koog aan de Zaan,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S. Slijkhuis,
mr. M.P. de Valk,
hierna te noemen: de rechters,
[griffier] ,
hierna te noemen: de griffier.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 2 oktober 2017, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 10 oktober 2017, schriftelijk de wraking verzocht van de rechters en de griffiers in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie bestuursrecht, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 17/352 SLOO, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
Bij uitspraak van mr. Slijkhuis van 21 juni 2017 in de hoofdzaak is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft bij voornoemde uitspraak in de hoofdzaak het door verzoeker ingediende beroep, tegen een beslissing op bezwaar, met toepassing van artikel 8:54 Awb kennelijk niet ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet was betaald. Verzoeker heeft op 11 september 2017 verzet ingesteld en de behandelend rechter hiervan is mr. De Valk.
1.3
Bij brief van 17 oktober 2017 heeft de griffier van de wrakingskamer verzoeker meegedeeld dat griffiers niet gewraakt kunnen worden en welke rechters zijn zaken hebben behandeld en/of zullen behandelen. Verder is verzoeker verzocht aan te geven of hij wrakingsverzoek(en) intrekt en, zo nee, per procedure aan te geven welke rechter hij wraakt.
1.4
Mr. Slijkhuis heeft niet in de wraking berust en heeft op 30 oktober 2016 schriftelijk op het verzoek gereageerd.

2.De beoordeling

2.1
In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Uit artikel 8:16, eerste lid, van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet worden gedaan voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Nadat uitspraak is gedaan is de zaak immers niet langer bij de rechter of rechters in behandeling. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat in een zaak uitspraak is gedaan. Uit artikel 8:16, tweede lid, van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet zijn gemotiveerd. Het ontbreken van een motivering leidt tot het niet in behandeling nemen van het wrakingsverzoek.
2.3
Verzoeker heeft in zijn schriftelijk verzoek, dat ook omvat de rechters en griffiers bij drie andere bij de rechtbank-Noord-Holland (afdeling bestuursrecht respectievelijk afdeling belastingrecht) lopende rechtszaken van verzoeker, gemeld
dat de rechters en griffiers die zijn zaken behandelen partijdig zijn, zij hebben zijn bewijsstukken niet opgenomen en behandeld hoewel hij wel over de juiste bewijsstukken beschikt en deze meerdere malen heeft opgestuurd.Op genoemde brief van de griffier van 17 oktober 2017 heeft verzoeker niet gereageerd.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek in dit geval niet gemotiveerd is en daardoor kennelijk niet ontvankelijk is. Bovendien is het verzoek ten aanzien van mr. Van As ingediend nadat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.
2.4
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1 sub b en c, in samenhang met paragraaf 4.1 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www. rechtspraak.nl/Rechtbank Noord-Holland/Regels en procedures – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de rechters, zonder behandeling ter zitting, kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
2.5
Ingevolge het bepaalde in paragraaf 9.1 sub d, in samenhang met paragraaf 4.3 van het wrakingsprotocol van deze kan alleen een rechter die de zaak behandelt gewraakt worden en niet de bij een behandeling van de zaak betrokken griffier. De wrakingskamer zal daarom ook het verzoek tot wraking van de griffier, zonder behandeling ter zitting, kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het gedane verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de griffier in de hoofdzaak, de wederpartij in de hoofdzaak, alsmede aan de teamvoorzitter van de afdeling bestuursrecht, een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
-beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team bestuursrecht, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van J.A. Huismans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2018. [1]
griffier voorzitter

Voetnoten

1.Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open