In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Bulgaria Air vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Sofia, met aansluitend een vlucht naar Varna. De passagiers claimen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers zijn meer dan drie uur later op hun eindbestemming aangekomen dan oorspronkelijk gepland, wat hen het recht geeft op compensatie.
Bulgaria Air heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van een druk vluchtschema en een besluit van het luchtverkeersbeheer. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat een druk vluchtschema geen buitengewone omstandigheid is die de luchtvaartmaatschappij kan ontslaan van haar verplichting tot compensatie. De rechter heeft vastgesteld dat Bulgaria Air niet heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die zij niet had kunnen voorkomen.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en Bulgaria Air veroordeeld tot betaling van € 500,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.