ECLI:NL:RBNHO:2018:2069

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
C/15/265216/FA RK 17-5968
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van een man om een bijzondere curator te benoemen voor zijn minderjarige dochter. De man werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat er geen inhoudelijk verzoek ter beoordeling voorlag. De rechtbank oordeelde dat de man zijn verzoek niet had vergezeld van een inhoudelijk verzoek, wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid. De advocaat van de man had betoogd dat het verzoek niet al te juridisch benaderd moest worden, maar de rechtbank wees dit standpunt af. De man werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure, omdat hij deze onnodig had gestart.

De procedure begon met een verzoekschrift van de man, ingediend op 11 oktober 2017, en de behandeling vond plaats op 17 januari 2018. De vrouw, de ex-partner van de man, had verweer gevoerd en stelde dat er geen sprake was van strijdige belangen, zoals vereist door artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank bevestigde dat er geen geschil was tussen de man en de minderjarige, maar eerder tussen de minderjarige en de vrouw, wat niet voldeed aan de vereisten voor het benoemen van een bijzondere curator.

De rechtbank merkte op dat de partijen sinds hun scheiding in 2012 al meerdere procedures hadden gevoerd over de zorg- en contactregeling voor hun dochter. De rechtbank benadrukte dat het voeren van procedures niet in het belang van de minderjarige was, en dat de man rekening had moeten houden met de mogelijke kostenveroordeling. Uiteindelijk werd de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/265216 / FA RK 17-5968
beschikking van 14 februari 2018
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J. de Haan, kantoorhoudende te Alkmaar,
--tegen –
[verweerster] ,,
wonende te [woonplaats verweerster] , gemeente Hoorn,
hierna te noemen: de vrouw
advocaat: mr. M. Van Espen, kantoorhoudende te Hoorn Nh.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlage, van de man, ingekomen op 11 oktober 2017;
- het bericht van 5 januari 2018, met bijlagen, van de advocaat van de man;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 15 januari 2018.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 januari 2018 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. J. de Haan, en de vrouw door mr. M. van Espen. Tevens is, op verzoek van de rechtbank, ter zitting aanwezig geweest [medewerkster] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op [datum huwelijk] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum echtscheiding] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Alkmaar van 22 maart 2012.
2.2
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [achternaam verzoeker] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in de gemeente Amsterdam.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vrouw.
2.3
Bij genoemde beschikking is bepaald dat het door partijen ondertekende ouderschapsplan onderdeel uitmaakt van die beschikking. In het ouderschapsplan zijn de man en de vrouw onder andere een zorg/contactregeling overeengekomen, die mede afhankelijk is van het verblijf van de man in Nederland.
2.4
De vrouw heeft op 18 oktober 2012 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend strekkende tot wijziging van de zorg/contactregeling. De grondslag voor het wijzigingsverzoek is erin gelegen dat de man zijn hoofdverblijf in Engeland heeft.
2.5
De man is, lopende voormelde procedure, een procedure in kort geding gestart. Dit heeft geleid tot een vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 1 november 2012. Op het hiertegen door de vrouw ingestelde hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 16 april 2013 beslist.
2.6
Nadat in de bodemprocedure door deze rechtbank tussenbeschikkingen zijn gegeven op 9 juli 2014 en 29 april 2015, heeft het gerechtshof Amsterdam bij beschikkingen van 1 juli 2015 en 22 december 2015 beslist op het hiertegen door de man ingestelde hoger beroep.
2.7
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 april 2016 in de bodemprocedure een eindbeschikking gegeven, waarbij de beschikking van 22 maart 2012 en het daaraan gehechte ouderschapsplan zijn gewijzigd. In de beschikking is een zorg/contactregeling vastgelegd voor het jaar 2016 (opbouw) en vanaf 2017. Die laatste regeling luidt als volgt:
- De man en [minderjarige] hebben eenmaal per maand een weekend van vrijdagavond tot zondag(na)middag omgang met elkaar. Het is de man hierbij toegestaan om eenmaal per kwartaal met [minderjarige] in Engeland of elders in de EU te verblijven.
- De school vakanties van [minderjarige] zullen in onderling overleg bij helfte tussen partijen worden verdeeld. De man kan deze vakanties met [minderjarige] in Nederland, Engeland, elders in de EU of in de VS doorbrengen.
2.8
De man heeft de vrouw gedagvaard in kort geding. Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 29 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter tussen de man en de minderjarige een meer concrete reguliere zorgregeling vastgesteld, een concrete vakantieregeling voor de even en de oneven jaren vastgesteld en is het verzoek van de man om een bijzondere curator te benoemen afgewezen.

3.Verzoek

3.1
De man verzoekt, binnen 5 maanden nadat voormeld vonnis is gewezen, voor de minderjarige een bijzondere curator te benoemen teneinde haar belangen te behartigen in de contacten tussen de man en de minderjarige.
3.2
De man heeft daartoe aangevoerd dat hij onmogelijk voor elk onderdeel van de zorg, omtrent gemaakte afspraken en het contact met [minderjarige] steeds maar naar de rechter kan stappen nu de vrouw geen mediation meer wil.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1
De vrouw heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd en allereerst gesteld dat de man niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoek, nu geen sprake is van strijdige belangen als bedoeld in artikel 1:250 BW. Inhoudelijk is de vrouw het niet met een benoeming eens, omdat de man [minderjarige] hiermee inzet in de strijd die hij tegen de vrouw voert.
4.2
De vrouw heeft van haar kant verzocht te bepalen dat de man het Amerikaanse paspoort van de minderjarige aan haar dient af te geven op straffe van een dwangsom.
Zij stelt dat de man na zijn vakantie met de minderjarige in Amerika het Nederlandse en Amerikaanse paspoort niet aan de vrouw heeft teruggegeven, terwijl de paspoorten van de minderjarige in het beheer van de vrouw dienen te zijn, nu de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft.
De vrouw heeft uiteindelijk het Nederlandse paspoort van de minderjarige teruggekregen. Op schriftelijke verzoeken van de vrouw aan de man om ook het Amerikaanse paspoort aan haar terug te geven, heeft de man geantwoord dat het niet meer in zijn bezit is.
4.3
Daarnaast verzoekt de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten, nu de man deze procedure onnodig is gestart, terwijl de vrouw (anders dan de man) zich houdt aan de beslissing van de voorzieningenrechter van 29 mei 2017.

5.Beoordeling

ontvankelijkheid
5.1
Allereerst zal de rechtbank beoordelen of de man in zijn verzoek kan worden ontvangen.
5.2
De rechtbank kan op grond van artikel 250 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een bijzondere curator benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen, indien sprake is van een belangenstrijd tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige.
Aan een dergelijk verzoek dient logischerwijs een verzoek ten aanzien van een geschil ten grondslag te liggen, waarover de rechtbank bevoegd is een beslissing te nemen.
5.3
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man, in reactie op het niet-ontvankelijkheidsverweer zijdens de vrouw, aangegeven dat er dan wel geen geschil tussen hem en de minderjarige bestaat, maar dat er een geschil tussen de minderjarige en de vrouw is, omdat [minderjarige] meer contact met hem wil hebben en de vrouw dat niet toe staat. Enige onderbouwing van dit, eerst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebrachte, standpunt ontbreekt en is door de vrouw uitdrukkelijk betwist.
Ten aanzien van het punt dat er sprake moet zijn van een verzoek op basis waarvan de rechter bevoegd is te beslissen, heeft de advocaat zijdens de man ter zitting aangegeven dat dit punt “niet al te juridisch” dient te worden benaderd.
5.4
De rechtbank stelt vast dat bij de rechtbank geen inhoudelijk verzoek van de man ter beoordeling voorligt, waar de rechtbank op bevoegd is te beslissen.
5.5
Reeds op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de man niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoek om een bijzondere curator te benoemen.
verzoek vrouw tot afgifte Amerikaanse paspoort [minderjarige] ingetrokken op zitting
5.6
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man, desgevraagd, verklaard dat de minderjarige in de zomervakantie op haar Amerikaanse paspoort is teruggereisd naar Engeland. Hij heeft vervolgens het Amerikaanse paspoort van de minderjarige naar Amerika gestuurd. Daar heeft het in de kluis van zijn advocaat gelegen. Een familielid heeft vervolgens op zijn verzoek het Amerikaanse paspoort ingeleverd bij de US State Departement. Als reden heeft de man daarvoor opgegeven dat hij dat heeft gedaan vanwege veiligheid en om niet betrokken te worden in juridische procedures. Nu hij niet meer in het bezit is van het Amerikaanse paspoort van de minderjarige, kan hij het ook niet aan de vrouw teruggeven.
5.7
De vrouw heeft daarop aangegeven dat het verhaal van de man haar bevreemdt, dat het paspoort in 2016 is afgegeven en nog geldig is. Ervan uitgaande dat hetgeen de man heeft verklaard juist is en hij het paspoort niet meer in zijn bezit heeft, realiseert zij zich dat het paspoort niet aan haar kan worden afgegeven. Op grond van het vorenstaande verzoekt zij niet langer om afgifte van het Amerikaanse paspoort van de minderjarige.
De rechtbank merkt uitdrukkelijk op dat mocht de man op enig moment weer in het bezit zijn van een paspoort voor [minderjarige] , hij dit dient af te geven aan de vrouw, nu het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw is.
kostenveroordeling
5.8
De rechtbank is van oordeel dat de man, anders dan te doen gebruikelijk in familierechtelijke procedures, veroordeeld dient te worden in de proceskosten. De man is naar het oordeel van de rechtbank deze procedure onnodig gestart, aangezien hij zijn verzoek om benoeming van een bijzondere curator niet vergezeld heeft doen gaan van een inhoudelijk verzoek. Dat een kostenveroordeling tot “meer frustratie en gedoe” zal leiden bij de man, zoals namens de man als verweer is gevoerd op zitting, komt voor risico van de man, nu hij door het indienen van zijn verzoek hier rekening mee heeft kunnen houden.
tot slot
5.9
De rechtbank merkt tot slot nog het volgende op. Partijen zijn sinds hun scheiding aan het procederen over de zorg- en contactregeling, met inbegrip van de vakanties. In nog geen zes jaar tijd zijn 10 vonnissen en beschikkingen gewezen en afgegeven. In het kort geding vonnis van 29 mei 2017 is een gedetailleerde regeling afgesproken, waar beide partijen zich aan dienen te houden. Niet is gebleken dat de vrouw geen medewerking verleent aan de regeling. Het voeren van procedures is niet in het belang van [minderjarige] , zoals ook door de Raad ter zitting is betoogd.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een bijzondere curator te benoemen;
6.2
veroordeelt de man in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op € 143,00 eigen bijdrage en € 79,00 griffierecht;
6.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.J. Witsen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2018.