ECLI:NL:RBNHO:2018:2069
Rechtbank Noord-Holland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van een man om een bijzondere curator te benoemen voor zijn minderjarige dochter. De man werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat er geen inhoudelijk verzoek ter beoordeling voorlag. De rechtbank oordeelde dat de man zijn verzoek niet had vergezeld van een inhoudelijk verzoek, wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid. De advocaat van de man had betoogd dat het verzoek niet al te juridisch benaderd moest worden, maar de rechtbank wees dit standpunt af. De man werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure, omdat hij deze onnodig had gestart.
De procedure begon met een verzoekschrift van de man, ingediend op 11 oktober 2017, en de behandeling vond plaats op 17 januari 2018. De vrouw, de ex-partner van de man, had verweer gevoerd en stelde dat er geen sprake was van strijdige belangen, zoals vereist door artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank bevestigde dat er geen geschil was tussen de man en de minderjarige, maar eerder tussen de minderjarige en de vrouw, wat niet voldeed aan de vereisten voor het benoemen van een bijzondere curator.
De rechtbank merkte op dat de partijen sinds hun scheiding in 2012 al meerdere procedures hadden gevoerd over de zorg- en contactregeling voor hun dochter. De rechtbank benadrukte dat het voeren van procedures niet in het belang van de minderjarige was, en dat de man rekening had moeten houden met de mogelijke kostenveroordeling. Uiteindelijk werd de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en veroordeeld in de proceskosten.