Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde] ,
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties 1 tot en met 4);
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 17 mei 2017, en
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2018 en de tijdens deze comparitie overgelegde zittingsaantekeningen.
2.De feiten
in eigendom toebehorende woonhuis “ [naam 2] ” met bijbehorende opstallen (…) alsmede een perceel bollengrond (…) toekomt aan de comparant sub 1[rechtbank: lees [echtgenoot] ].
De comparante sub 2 is alsdan verplicht op eerste vordering van de comparant sub 1 – onder verrekening van aan de comparant sub 1 toekomende waarde (…) – gemeld registergoed aan hem over te dragen.”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
zallijden als gevolg van het feit dat in de huwelijkse voorwaarden geen verplicht finaal verrekenbeding is opgenomen maar een facultatief finaal verrekenbeding. Uit het verweer van de notaris volgt dat hij de vordering van [eiseres] ook als zodanig heeft opgevat.
“Het doel van het opstellen van het testament was om een uitsluitingsclausule op te nemen, zodat het vermogen van de heer en mevrouw [echtgenoot] niet naar de “koude kant” zou vloeien. De reden was niet de ziekte van de heer [echtgenoot] .”[eiseres] heeft erkend dat [echtgenoot] wilde dat zijn vermogen in de familie bleef. Haar verklaring sluit daarmee aan bij wat de notaris over het doel van de testamenten naar voren heeft gebracht.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)