ECLI:NL:RBNHO:2018:2364

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
23 maart 2018
Zaaknummer
6391933
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • B. Liefting-Voogd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overlast en drugsgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisende partijen, gezamenlijk aangeduid als [eisers], en Altera Vastgoed N.V. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning aan de [adres] 5 te Alkmaar, waarover langdurige overlast en drugsgebruik is gerapporteerd. Altera vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat [eiser] zich niet als goed huurder gedroeg door overlast te veroorzaken en drugs te verhandelen vanuit de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van structurele overlast en dat [eiser] verantwoordelijk was voor de situatie, ook al was hij niet de enige die overlast veroorzaakte. De rechter oordeelde dat de tekortkomingen van [eiser] in de nakoming van de huurovereenkomst ernstig genoeg waren om de ontbinding te rechtvaardigen. Het verzet van [eisers] tegen het verstekvonnis werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter bekrachtigde het eerdere vonnis van 6 september 2017, waarbij de ontruiming was toegewezen. De proceskosten werden voor rekening van [eisers] gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6391933 \ CV EXPL 17-7493
Uitspraakdatum: 21 februari 2018
Vonnis in de zaak van:
de heer
[bewindvoerder], werkzaam bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Bewindvoerder Alkmaar e.o. B.V., in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser] , gevestigd te Alkmaar
de heer
[eiser], wonende te [woonplaats]
eisende partijen in oppositie
verder gezamenlijk te noemen: [eisers] . dan wel de bewindvoerder q.q. en [eiser] afzonderlijk
gemachtigde: mr. M. van Viegen, advocaat te Amsterdam
[toevoegingsnr.: 4MQ6927]
tegen
de naamloze vennootschap
Altera Vastgoed N.V.
statutair gevestigd te Amstelveen
geopposeerde
verder te noemen: Altera
gemachtigde: mr. H.E.M. van Oss, advocaat te Rosmalen

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers] . is bij dagvaarding van 6 oktober 2017 in verzet gekomen tegen het op 6 september 2017 tussen partijen uitgesproken verstekvonnis onder zaak/rolnr. 6240256 CV EXPL 17-5948, en heeft tegen de vordering van Altera verweer gevoerd.
1.2.
Op 19 januari 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Namens Altera is verschenen dhr. [naam] , vergezeld door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt de woning aan de [adres] 5 (in de verstekdagvaarding aangeduid als [adres] , echter de kantonrechter begrijpt: [adres] ) te [plaats] van Altera.
2.2.
Op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. In artikel III.10 van die algemene voorwaarden is het volgende opgenomen:
‘Huurder dient ervoor zorg te dragen dat hij noch zijn huisgenoten, personeel of bezoekers overlast of hinder veroorzaken aan omwonenden en/of huurders van hetzelfde complex.’
2.3.
Bij Altera zijn vanaf medio 2014 klachten van omwonenden binnengekomen over door [eiser] veroorzaakte overlast. De klachten gaan er over dat verslaafde personen dan wel drugsdealers zich ophouden in of rond de woning.
2.4.
De politie is meerdere malen ter plaatse geweest.
2.5.
[eiser] is voor zijn verslavingsproblematiek onder begeleiding van de Brijder Stichting.
2.6.
Begin 2015 is Altera een kort geding procedure gestart gericht op de ontruiming van de woning door [eiser] wegens door hem veroorzaakte overlast. De gevorderde ontruiming is bij uitspraak d.d. 23 januari 2015 (zaaknr./rolnr.: 3647582 / KG EXPL 14-186) afgewezen, waarbij –kort gezegd- de doorslag gaf dat de overlast inmiddels was gestopt en [eiser] hulp had geaccepteerd, zodat het mogelijk definitief gedaan zou zijn met de overlast.
2.7.
In een politierapportage gedateerd 15 mei 2017 zijn onder meer de volgende passages te lezen:
‘Vanaf eind maart 2015 ondervinden omwonenden ernstige hinder en overlast dat wordt veroorzaakt door de bewoner(s) en bezoekers van [adres] 5. Gedurende de genoemde periode, maart 2015, is er een verdenking ontstaan dat vanuit perceel 5 van de [adres] verdovende middelen worden verkocht of verhandeld.
De bevindingen zullen gecategoriseerd weergegeven worden daar het om bevindingen gaat van de periode vanaf maart 2015 t/m 19 februari 2016 waarbij er zowel sprake is van strafbaar gestelde gedragingen en overlast die de openbare orde aantast.’
en:
‘Op donderdag 15 oktober 2015 ziet de politie een ons ambtshalve bekende harddrugsgebruiker naar binnen gaan bij [adres] 5. Kort daarvoor was deze persoon buiten, in het gezelschap van andere ambtshalve bekende harddrugsgebruikers gezien. De politie ziet dat in de woning en de gang meerdere personen aanwezig waren.
Op vrijdag 16 oktober 2015 doet een buurtbewoner een melding met betrekking tot de aanwezigheid van drugsverslaafden op de [adres] 5. In deze melding wordt de mate van hinder en vervuiling omschreven en daarmee ernstige overlast geschetst die hij als buurtbewoner ondervindt. (…)
Op vrijdag 30 oktober 2015 wordt door een bewoner van de [adres] een melding gedaan over het komen en gaan van drugsgebruikers op de [adres] 5 te Alkmaar. (…)
Op 28 december 2015 is er een MMA ontvangen met betrekking tot handel in harddrugs vanuit de [adres] 5 te [plaats] .
Op zaterdag 2 januari 2016 komt er een melding binnen met betrekking tot overlast van een groep zwervers die zich ophielden in het portaal ter hoogte van persceel 5. Volgens de melding zou de bewoner van dit adres deze mensen constant binnen laten.
Op woensdag 20 januari 2016 zien politieambtenaren twee ambtshalve bekende harddrugsgebruikers aanbellen bij [adres] 5 te [plaats] en vervolgens de centrale toegang betreden. Eén van de gebruikers zien zij na een bezoek van twee minuten weer de centrale toegang verlaten. (…)
Op zaterdag 23 januari 2016 zag een politieambtenaar tussen 16.00 en 17.15 uur, dat diverse personen aanbelden bij perceel 5 bij de intercom. Onder deze personen bevond zich wederom een ambtshalve bekende harddrugsgebruiker.
Op dinsdag 26 januari 2016 voeren politieambtenaren een controle uit op de verkoop van harddrugs vanuit de [adres] 5 te [adres] . Tijdens deze controle werden twee verdachten aangehouden waarvan één verdachte werd heengezonden en één in verzekering gesteld. (…)
Op dinsdag 26 januari 2016 werd deze ambtshalve bekende harddrugsgebruiker persoon Y als verdachte gehoord. Kort en zakelijk weergegeven verklaarde hij: (…) hij had gehoord dat hij vlak bij de Jumbo bij een woning drugs kon kopen, hij niet weet hoe die straat heet, hij weet dat het bij nummer 5 is en dat hij daar ook had aangebeld, hij in het portiek door een blanke man werd aangesproken of hij drugs wilde kopen (…) hij drie keer eerder in die woning met perceel 5 is geweest, het in de woning een enorme bende is, dat er overal spuiten, eten en kleding liggen, hij daar wel eens drugs heeft gekocht. (…)
Op dinsdag 26 januari 2016 is een persoon, tijdens eerder genoemde controle, aangehouden op verdenking van handel in harddrugs. (…) Kort gezegd verklaarde hij dat: de bij hem aangetroffen witte substantie cocaïne betrof. De verdachte drugsdealer is daarna in verzekering gesteld.
Op 26 januari 2016 is er een MMA ontvangen met betrekking tot handel in harddrugs vanuit de [adres] 5 te Alkmaar. Twee personen zouden vanuit de woning cocaïne en heroïne verkopen.
Op 26 april 2017 legt een bewoner van de [adres] een verklaring bij de politie af. In het kort samengevat komt het er op neer dat op woensdag 26 april veel personen met een junk-achtig uiterlijk de woning in de [adres] 5 aandoen en telkens binnen enkele minuten weer naar buiten gaan. Het gaat dan om verslaafden die de hele dag rond de Paardenmarkt in Alkmaar rondhangen. Er zou sinds een maand of vier weer veel overlast zijn van drugsdealen vanuit de [adres] 5. Daarnaast wordt er veelvuldig door deze personen in de hal van de flatruimte geürineerd.
Op 8 mei 2017 doet een xxxxxxxx van het complex waar de [adres] 5 onderdeel van is melding van het feit dat xxx ziet dat er constant junk-figuren en zwervers langs komen bij nummer 5. Ze bellen dan aan, fluiten of gooien een steentje tegen het raam. Dan wordt er vanuit de woning gekeken, wie er voor de deur staat. Dan wordt er open gedaan en gaat of de bewoner naar beneden, of de junks gaan naar de woning. Dan zijn ze even binnen en gaan dan weer weg.
De xxxxxxx gaf aan dat xxx bereid is om een verklaring af te leggen.
Op 16 mei 2017 legt een aangehouden verdachte een verklaring af. In het kort verklaart hij dat hij bolletjes heroïne heeft gekocht bij een woning in de [adres] waarvan hij het nummer niet kent. De verdachte is als verdachte aangehouden nadat deze een kort bezoek had gebracht aan de [adres] 5.
Op 16 mei 2017 legt een andere aangehouden verdachte een verklaring af. In het kort verklaart de verdachte dat de [adres] 5 een drugspand is en dat een vriend van hem daar woont.’
en:
4. CONCLUSIE
Op grond van de bevindingen uit het onderzoek kan onder andere worden geconcludeerd dat er structureel sprake is van drugsgebruik en handel in drugs vanuit de woning op de [adres] 5 te Alkmaar. Hierdoor is in strijd met diverse wet- en regelgeving gehandeld, onder andere de handel van harddrugs, strafbaar gesteld op grond van artikel 2 lid 1 sub 5 c.q. artikel 2 lid 1 sub C van de Opiumwet
xxxxxxxxxxxx deze activiteiten zorgen voor overlast en gevaarzetting in de nabije omgeving. Ten aanzien van de openbare orde problematiek kan er geconcludeerd worden dat buurtbewoners benadeeld worden in hun woongenot. Zij ondervinden (geluid)overlast van ruzies en aanloop van drugsgebruikers op de [adres] 5. (…)’
2.8.
Op 16 mei 2017 heeft de politie de woning doorzocht en zijn harddrugs aangetroffen.
2.9.
In een brief van 9 juni 2017 heeft de burgemeester van Alkmaar het volgende geschreven:
‘(…)
Aanleiding en overwegingen
Op 16 mei 2017 heeft een politieactie plaatsgevonden gericht op het perceel/de woning [adres] 5 te Alkmaar. Hierbij is een aantal verdachten aangehouden en is de woning doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn stoffen aangetroffen die voorkomen op lijst 1 van de Opiumwet en doorgaans worden aangeduid als harddrugs. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt voorts dat op grond van deze en overige bevindingen kan worden geconcludeerd dat er sprake is van structureel drugsgebruik en handel in drugs vanuit de woning op de [adres] 5 te Alkmaar.
Hiermee werd door u gehandeld in strijd met diverse wet- en regelgeving, waaronder de handel in harddrugs, strafbaar gesteld op grond van artikel 2 lid 1 sub B c.q. artikel 2 lid 1 sub C van de Opiumwet.
Uw activiteiten en/of het door u faciliteren van deze activiteiten zorgt voor aantasting van de openbare orde en veiligheid en overlast en gevaarzetting in de nabije omgeving van uw woning. Buurtbewoners worden benadeeld in hun woongenot en ondervinden (geluids)overlast van ruzies en aanloop van drugsgebruikers.
Op grond van artikel 13b van de Opiumwet en de Beleidsregel ‘Damoclesbeleid gemeente Alkmaar” ben ik bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen, dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, middelen als bedoeld in de negatieve lijsten van de Opiumwet worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Bij een volgende overtreding door u en/of vanuit uw woning zal ik overgaan tot het toepassen van deze bevoegdheid en zal ik besluiten tot het sluiten van uw woning voor een dan te bepalen periode.
(…)’

3.Het geschil

3.1.
Bij verstekdagvaarding van 9 augustus 2017 vordert Altera bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen;
veroordeling van [eisers] . om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] 5 te Alkmaar geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te verlaten en de sleutels ter beschikking te stellen met machtiging van Altera om, wanneer [eisers] met de ontruiming binnen de gestelde termijn in gebreke blijven, die ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zonodig met behulp van politie en / of justitie;
veroordeling van [eisers] . in de proceskosten.
In het verstekvonnis is het gevorderde toegewezen, met uitzondering van de machtiging.
3.2.
Altera heeft aan haar vordering, zakelijk samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [eiser] veroorzaakt (langdurig) overlast en heeft (herhaald) verboden middelen in zijn bezit. Daarmee gedraagt [eiser] zich niet als goed huurder. Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst, die de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming rechtvaardigt.
3.3.
Bij verzet dagvaarding van 6 oktober 2017 vordert [eisers] . hem te ontheffen van het tegen hem uitgesproken verstekvonnis, met veroordeling van Altera in de kosten van dit verzet.
3.4.
[eisers] . voert, zakelijk samengevat, tot verweer aan dat de uitgesproken ontbinding en ontruiming niet redelijk is. Het is nog maar de vraag of de tekortkomingen hem toe te rekenen zijn aangezien niet vaststaat dat [eiser] de overlast zelf heeft veroorzaakt. Daarnaast staat de overlast onvoldoende vast. [eiser] is geen recidivist. [eiser] staat onder behandeling van de Brijder Stichting. [eiser] heeft een zwakke gezondheid en een ontruiming zal een gevaar voor zijn gezondheid opleveren.
3.5.
Tot slot stelt [eisers] . dat [eiser] tevens in persoon had moeten worden gedagvaard, naast de bewindvoerder q.q. aangezien het geen financiële vordering betreft, maar gesteld handelen in strijd met het goed huurderschap aan de vordering ten grondslag ligt.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] was in de oorspronkelijke procedure geen gedaagde partij, zodat hij niet als opposant in de verzet procedure kan optreden. Dit brengt met zich dat [eiser] in zijn verzet niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4.2.
Onbetwist staat vast, dat de bewindvoerder q.q. op tijd in verzet is gekomen, zodat de zaak opnieuw zal worden beoordeeld.
4.3.
Over de goederen van [eiser] is een bewind ingesteld. Anders dan [eisers] . is de kantonrechter van oordeel dat Altera op de juiste wijze tot dagvaarding is overgegaan door alleen de bewindvoerder q.q. te dagvaarden. In het arrest van 7 maart 2014 ECLI:NL:HR:2014:525 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechten die een rechthebbende ontleent aan een huurovereenkomst, zoals het recht op huurgenot, ‘goederen’ zijn als bedoeld in artikel 1:431 Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat een vordering tot ontbinding van een door de rechthebbende voor de instelling van het bewind gesloten huurovereenkomst, en tot ontruiming van het gehuurde, dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder. Het verweer dat Altera niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij naast de bewindvoerder niet ook [eiser] heeft gedagvaard, slaagt derhalve niet.
4.4.
De vraag die beantwoord moet worden is of er sprake is van zodanig overlastgevend gedrag van [eiser] dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde met haar gevolgen rechtvaardigt.
4.5.
Altera heeft daartoe gesteld dat uit de overgelegde verklaringen van omwonenden, de politierapportage en de brief van de burgemeester, blijkt dat [eiser] vanuit de woning structurele en ernstige overlast heeft veroorzaakt door in harddrugs te handelen, althans toe te staan dat personen die in harddrugs handelen zich in zijn woning ophouden.
4.6.
[eiser] heeft de overlast op zich niet ontkend, maar hij wijst er op dat de problemen sinds mei 2017 niet meer spelen en dat hij ook niet alle overlast veroorzaakt heeft. [eiser] kan niet voorkomen dat personen zich toegang verschaffen tot de centrale hal. [eiser] heeft alle contacten met personen die in drugs handelen verbroken en laat deze niet meer toe tot zijn woning.
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gelet op de politierapportage en de verklaring van [eiser] kan vastgesteld worden dat hij gedurende langere tijd voor overlast heeft gezorgd door het (toestaan van) dealen van drugs vanuit zijn woning. Dat mogelijk [eiser] niet de enige is geweest die overlast heeft veroorzaakt, maar ook anderen voor overlast hebben gezorgd, maakt niet dat [eiser] vrijuit gaat. [eiser] is immers als huurder verantwoordelijk voor degenen die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden. [eiser] had zich dus niet in moeten laten met lieden waarvan hij kon weten dat zij van plan waren in drugs te gaan handelen. Deze handelwijze van [eiser] levert een tekortkoming op in de nakoming van de op grond van de huurovereenkomst op [eiser] liggende verplichting geen overlast te veroorzaken, een verplichting die overigens ook op grond van artikel 7:213 van het BW op [eiser] rust. Hieraan kan niet afdoen dat er sinds mei 2017 geen meldingen zijn geweest van overlast. De tekortkoming betreft immers een voortdurende verbintenis die zich niet leent voor herstel.
4.8.
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat op grond van artikel 6:265 lid 1 van het BW iedere tekortkoming de bevoegdheid tot ontbinding schept, tenzij de bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding niet rechtvaardigt. In geval van huur van woonruimte, waarvan hier sprake is, dient bij de beoordeling of de tekortkomingen ernstig genoeg zijn om de ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen, rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval en dient het gewicht van de tekortkoming afgezet te worden tegen het woonbelang van de huurder.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de handel in (hard)drugs vanuit het gehuurde gedurende enige jaren dient te worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming, temeer daar dergelijke handel doorgaans gepaard gaat met overlast en gevoelens van onveiligheid voor de omwonenden. Dit betekent dat niet licht kan worden geoordeeld dat deze tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat de omstandigheid dat al enige maanden geen meldingen zijn binnengekomen niet aan ontbinding in de weg. Immers, ook voorafgaand aan het kort geding was er een periode van enkele maanden dat de overlast was gestopt. Toch is daarna de overlast binnen enkele maanden weer begonnen. Tijdens het kort geding heeft [eiser] (zo blijkt uit rechtsoverweging 3. van het kort geding vonnis) aangevoerd dat kennissen die in de woning verbleven de overlast hebben veroorzaakt en hij niet bij machte was deze kennissen weg te sturen. Ook heeft hij toen aangevoerd dat hij hulpverlening had ingeschakeld. In deze zaak voert hij, ongeveer drie jaar later, vergelijkbare argumenten aan. De kantonrechter constateert dat [eiser] na het kort geding een gewaarschuwd man was maar er toch niet in is geslaagd om herhaling van de overlast te voorkomen. Zij ziet in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd ook geen objectieve aanknopingspunten om aan te nemen dat de overlast nu definitief tot het verleden behoort. De enkele belofte van [eiser] ter zitting volstaat daartoe niet. De hulpverlening is bovendien reeds sinds begin 2015 ingeschakeld en is kennelijk niet in staat geweest de situatie structureel te verbeteren.
4.11.
Ook het woonbelang van [eiser] staat niet aan ontbinding in de weg. De kantonrechter gaat er vanuit dat [eiser] groot belang heeft bij voortzetting van de huur. Hij woont al 32 jaar in de woning en heeft gezondheidsklachten, al dan niet gerelateerd aan zijn verslavingsproblematiek. Het zal mogelijk ook niet eenvoudig zijn een andere woning te vinden. Deze omstandigheden wegen echter niet op tegen het belang van Altera bij de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking de ernst van de tekortkoming alsmede dat [eiser] ruime tijd de gelegenheid heeft gehad zich te beteren, welke gelegenheid hij niet te baat heeft genomen. Gezien de jarenlange overlast die hij en/of zijn bezoekers de omwonenden hebben bezorgd, is de kantonrechter van oordeel dat bij een belangenafweging van het woonbelang van [eiser] tegenover het belang van Altera en daarmee van de omwonenden, het belang van Altera dient te prevaleren.
4.12.
De conclusie is dat het verzet ongegrond is en dat het verstekvonnis moet worden bekrachtigd.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [eisers] ., omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het verzet van [eiser] niet-ontvankelijk;
verklaart het verzet van de bewindvoerder q.q. ongegrond en bekrachtigt het vonnis op 6 september 2017 tussen Altera als eisende partij en de bewindvoerder q.q. als gedaagde partij bij verstek gewezen;
veroordeelt [eisers] . in de proceskosten van deze verzet procedure, die tot heden voor Altera worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 voor salaris van de gemachtigde van Altera;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Liefting-Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter