ECLI:NL:RBNHO:2018:2486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
6021597 \ CV EXPL 17-4880
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de hoogte van de gevorderde schadevergoeding

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Tarom vanwege een vertraging van meer dan drie uur op hun vlucht van Timisoara naar Amsterdam op 5 januari 2017. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. Tarom heeft in een eerdere communicatie aangegeven dat de passagiers recht hebben op een compensatie van € 250,00 per passagier, maar de passagiers eisen een hoger bedrag van € 400,00 per passagier, gebaseerd op de afstand van de vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, aangezien de eindbestemming Schiphol is. De rechter heeft vervolgens de hoogte van de compensatie beoordeeld. Tarom betwistte de hoogte van de vordering en voerde aan dat de compensatie op basis van de afstand van de vlucht € 250,00 per passagier zou moeten zijn, in plaats van de gevorderde € 400,00. De rechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd om hun vordering te onderbouwen en dat de afstand van de vlucht volgens de groot-cirkelmethode gemeten moet worden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering toegewezen tot een bedrag van € 500,00 (€ 250,00 per passagier) en de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 januari 2017. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de gemaakte kosten. De proceskosten werden door beide partijen gedragen, aangezien niet duidelijk was dat Tarom ten onrechte in de procedure was betrokken. De beschikking is uitgesproken door kantonrechter J. Candido en is niet vatbaar voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6021597 \ CV EXPL 17-4880
Uitspraakdatum: 11 april 2018
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier 1]

2.
[passagier 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partijen
verder gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Compania Naţionalã de Transporturi Ariene Romane TAROM S.A.
gevestigd te Otopeni
verwerende partij
verder te noemen: Tarom

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 11 mei 2017;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 25 juli 2017.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Tarom een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Tarom de passagiers diende te vervoeren van Timisoara Airport (Roemenië) naar Boekarest Otopeni (vluchtnummer RO 604) en vervolgens van Boekarest naar Amsterdam Schiphol Airport (vluchtnummer RO 363) op 5 januari 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Tarom gevorderd in verband met voornoemde vertraging. Tarom heeft in een e-mail van 21 maart 2017 aan (de gemachtigde van) de passagiers meegedeeld dat de passagiers recht hebben op een compensatie van € 250,00 per passagier en heeft verzocht om een originele machtiging dan wel de bankgegevens van de passagiers. Tarom is niet tot betaling overgegaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Tarom te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Tarom vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Tarom van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Tarom betwist de hoogte van de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tarom is gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 7 aanhef en lid 1, sub b, tweede streepje van de Brussel I bis-Verordening in combinatie met het bepaalde in het Rehder-arrest (zaak C-204/08) van het Hof, de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de kantonrechter te Haarlem bevoegd is van het geschil kennis te nemen, nu de plaats van aankomst van de onderhavige vlucht Schiphol was.
4.2.
Niet in geschil is dat Tarom compensatieplichtig is jegens de passagiers. Tarom betwist echter de hoogte van de gevorderde compensatie, gelet op de afstand van de vlucht. Tarom heeft daartoe aangevoerd dat voor de berekening van de compensatie de ortodromische lijn dient te worden gemeten tussen de vertrekplaats en de eindbestemming. Deze afstand bedraagt in dit geval volgens Tarom 1.402 kilometer. Tarom heeft een aantal producties overgelegd waaruit dit blijkt. De bijbehorende compensatie is volgens artikel 7 van de Verordening € 250,00 per passagier in plaats van € 400,00 aldus Tarom.
4.3.
Het verweer slaagt. Ingevolge artikel 7 lid 1 van de Verordening, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:
a. a) 250 EUR voor alle vluchten tot en met 1 500 km;
b) 400 EUR voor alle intracommunautaire vluchten van meer dan 1 500 km, en voor alle andere vluchten tussen 1 500 en 3 500 km;
c) 600 EUR voor alle niet onder a) of b) vallende vluchten.
Blijkens artikel 7 lid 4 van de Verordening worden de afstanden die bepalend zijn voor de compensatie gemeten volgens de groot-cirkelmethode (ortodromische lijn). Daarbij is bepalend de afstand tussen de plaats van vertrek en de eindbestemming en niet de optelling van de afstanden tussen de verschillende aansluitende vluchten.
4.4.
De passagiers hebben zich in het geheel niet uitgelaten over de afstand van de vlucht. Voor zover de passagiers zich op het standpunt stellen dat de afstand van de vlucht meer dan 1.500 kilometer bedraagt (met bijbehorende compensatie van € 400,00 per passagier), hebben zij geen stukken overgelegd die dit onderbouwen. Gelet hierop zal, nu Tarom voor het overige geen verweer heeft gevoerd, de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00 (€ 250,00 per passagier). De gevorderde wettelijke rente over de toe te wijzen hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.6.
Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, moeten zij hun eigen kosten dragen. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat het, gelet op de summiere reactie van Tarom van 21 maart 2017, niet op voorhand duidelijk was dat Tarom ten onrechte in de procedure is betrokken.
4.7.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de verordening) aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Tarom tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open