In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, hierna te noemen [jeugdige]. De aanvraag was ingediend door de gecertificeerde instelling voor jeugdhulp, de GI, die stelde dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om te voorkomen dat [jeugdige] zich aan de noodzakelijke hulp zou onttrekken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de betrokken partijen gehoord, waaronder de ouders van [jeugdige] en zijn raadsman, mr. J.T. Willemsen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd ernstige zorgen waren over [jeugdige], die zich niet openstond voor hulpverlening en in de thuissituatie voor heftige escalaties zorgde. Echter, na een voorlopige machtiging gesloten jeugdhulp op 16 februari 2018, bleek dat er inmiddels een concreet plan van aanpak was opgesteld voor de behandeling van [jeugdige]. Dit plan omvatte onder andere ambulante hulpverlening en betrokkenheid van een kinderpsychiater. De kinderrechter concludeerde dat de situatie van [jeugdige] was verbeterd en dat hij nu intrinsiek gemotiveerd leek voor hulpverlening.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, oordeelde de kinderrechter dat niet voldaan was aan de criteria voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. De kinderrechter wees het verzoek van de GI af, met de mogelijkheid voor de GI om in de toekomst opnieuw een verzoek tot gesloten plaatsing in te dienen indien nodig. De beschikking werd openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep werd aangegeven.