ECLI:NL:RBNHO:2018:2740

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
6127312 \ CV EXPL 17-6104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot compensatie van passagier wegens vertraging van vlucht en vervaltermijn

In deze zaak heeft de passagier een verzoek ingediend tegen Bulgaria Air wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Bulgaria Air voor een vlucht van Varna naar Amsterdam op 1 juli 2015. Door een vertraging van de eerste vlucht miste de passagier zijn aansluitende vlucht en arriveerde hij 7 uur en 56 minuten later dan gepland. De passagier vorderde compensatie van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Bulgaria Air betwistte de vordering en stelde dat zij al aan haar compensatieverplichting had voldaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, omdat de plaats van aankomst Schiphol was. Vervolgens werd onderzocht of de vordering niet was vervallen. De rechter concludeerde dat de passagier zijn verzoek na de vervaldatum had ingediend, aangezien de termijn van twee jaar op 1 juli 2017 was verstreken. Het verzoek werd daarom niet-ontvankelijk verklaard en de passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Bulgaria Air.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6127312 \ CV EXPL 17-6104
Uitspraakdatum: 4 april 2018
Beschikking in de zaak van:
[passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.A. Verburg (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Bulgaria Air
gevestigd te Sofia (Bulgarije)
verwerende partij
verder te noemen: Bulgaria Air
gemachtigde: N.R. Morteva

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 5 juli 2017;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 5 september 2017.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Bulgaria Air een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Bulgaria Air de passagier diende te vervoeren van Varna Airport, Bulgarije naar Vrazhdebna Airport (vluchtnummer FB 988) en vervolgens van Vrazhdebna naar Amsterdam Schiphol Airport (vluchtnummer FB 461) op woensdag 1 juli 2015, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht vanuit Varna is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Nederland heeft gemist. Als gevolg hiervan is de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. De passagier is 7 uur en 56 minuten later op de eindbestemming Amsterdam aangekomen dan volgens het oorspronkelijke vluchtschema was gepland.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Bulgaria Air gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Bulgaria Air heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt Bulgaria Air te veroordelen tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 90,75 en subsidiair € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat Bulgaria Air vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Bulgaria Air van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Bulgaria Air betwist de vordering. Zij voert aan dat zij reeds op
1 september 2017 aan haar compensatieverplichting jegens de passagier heeft voldaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bulgaria Air is gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 7 aanhef en lid 1, sub b, tweede streepje van de Brussel I bis-Verordening in combinatie met het bepaalde in het Rehder-arrest (zaak C-204/08) van het Hof, de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de kantonrechter te Haarlem, bevoegd is van het geschil kennis te nemen, nu de plaats van aankomst van de onderhavige vlucht Schiphol was.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat het hier gaat om een vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer in de zin van artikel 8:1390 Burgerlijk Wetboek (BW). Deze vaststelling is onder meer daarom van belang nu artikel 8:1835 BW bepaalt dat iedere vordering uit hoofde van een dergelijke overeenkomst vervalt door verloop van twee jaren, welke termijn aanvangt met de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming of de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of van de onderbreking van het luchtvervoer.
4.3.
Bulgaria Air heeft geen beroep gedaan op de vervaltermijn. Evenwel is het, anders dan bij verjaring, aan de rechter om ambtshalve te onderzoeken of vordering ten tijde van het instellen daarvan wel of niet is vervallen, waarbij bovendien heeft te gelden dat stuiting niet mogelijk is nu het gaat om een vervaltermijn.
4.4.
In dit geval is de vlucht op 1 juli 2015 aangekomen. De datum waarop de termijn van twee jaren gaat lopen is dus, zo blijkt uit artikel 8:1835 BW, 2 juli 2015. Daarmee staat vast dat de laatste dag waarop de passagier het verzoek had kunnen indienen 1 juli 2017 is. Dat is immers de laatste dag voordat de twee jarentermijn is verlopen. Het formulier A is weliswaar gedateerd op 28 juni 2017, maar is op 5 juli 2017 ter griffie van de rechtbank ingekomen. Dit betekent dat het verzoek ná de vervaldatum van 1 juli 2017 is ingediend. De passagier kan daarom niet in zijn verzoek worden ontvangen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier nu hij niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Bulgaria Air tot en met vandaag worden begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open