ECLI:NL:RBNHO:2018:2749

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
6420677
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigheid van overeenkomst gesloten na onderbewindstelling en rechtsbescherming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de bewindvoerder van [rechthebbende] en Tui Nederland N.V. De bewindvoerder, die optrad in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende], kwam in verzet tegen een eerder verstekvonnis van 6 september 2017, waarin Tui werd toegewezen in haar vordering tot betaling van een bedrag van € 1.515,96 wegens annulering van een reis. De bewindvoerder stelde dat de overeenkomst tussen [rechthebbende] en Tui ongeldig was, omdat deze was gesloten na de onderbewindstelling van [rechthebbende], en dat Tui het bewind kende of had behoren te kennen, aangezien het bewind was gepubliceerd in het Centraal Curatele- en Bewindregister.

De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder tijdig in verzet was gekomen en dat de vordering van Tui moest worden afgewezen. De rechter benadrukte dat de bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt en dat de onderbewindstelling de beschikkingsbevoegdheid van [rechthebbende] beïnvloedt. De rechter concludeerde dat Tui, als partij die de overeenkomst met [rechthebbende] had gesloten, het bewind kende of had behoren te kennen, en dat zij daarom geen beroep kon doen op derdenbescherming. De kantonrechter verklaarde het verzet gegrond, vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vordering van Tui af, waarbij Tui werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.

Deze uitspraak benadrukt de bescherming van onderbewindgestelde personen en de verplichtingen van derden om kennis te nemen van de onderbewindstelling, zoals gepubliceerd in het openbare register.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6420677 \ CV EXPL 17-7836 (NE)
Uitspraakdatum: 7 februari 2018
Vonnis in de zaak van:
[eiser] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende]
wonende en zaakdoende te Zwaag
opposant
verder te noemen: de bewindvoerder q.q. en [rechthebbende]
gemachtigde: mr. M.T.A.M. Mes
tegen
de naamloze vennootschap Tui Nederland N.V.
gevestigd te Rijswijk
geopposeerde
verder te noemen: Tui
gemachtigde: P.F. van den Berg

1.Het procesverloop

1.1.
De bewindvoerder q.q. is bij dagvaarding van 18 oktober 2017 in verzet gekomen tegen het op 6 september 2017 tussen partijen uitgesproken verstekvonnis onder zaak- en rolnummer 6010622 CV EXPL 17-4064, en heeft tegen de vordering van Tui verweer gevoerd. Vervolgens is gediend van antwoord en repliek in oppositie.

2.De feiten

2.1.
De (toekomstige) goederen van [rechthebbende] zijn wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden bij beschikking van 29 januari 2015 onder bewind gesteld met benoeming van opposant tot bewindvoerder.
2.2.
[rechthebbende] heeft op 29 november 2016 een reis geboekt met vertrekdatum 10 december 2016. Omdat [rechthebbende] de reissom, ondanks aanmaning, niet heeft betaald, heeft Tui de reis op 7 december 2016 geannuleerd en heeft zij vervolgens 90 % van de reissom bij [rechthebbende] in rekening gebracht.

3.Het geschil

3.1.
Bij verstekdagvaarding van 18 mei 2017 vordert Tui dat de kantonrechter [rechthebbende] veroordeelt tot betaling van € 1.515,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 1.309,75, en veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Tui legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij € 1.309,75 opeisbaar van [rechthebbende] te vorderen heeft gekregen wegens annulering van een reis. Op grond van de annuleringsregeling van de ANVR-Reisvoorwaarden is [rechthebbende] de kosten van de annulering (90% van de reissom) aan Tui verschuldigd. Tui vordert naast betaling van de hoofdsom vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 196,46 en wettelijke rente, welke tot 18 mei 2017 € 9,75 bedraagt.
3.3.
Bij verstekvonnis van 6 september 2017 is de vordering van Tui, behoudens de gevorderde wettelijke rente tot 18 mei 2017, toegewezen.
3.4.
Bij verzetdagvaarding van 18 oktober 2017 vordert de bewindvoerder q.q. hem te ontheffen van het tegen [rechthebbende] uitgesproken verstekvonnis, met veroordeling van Tui in de kosten van dit verzet.
De bewindvoerder voert, zakelijk samengevat, tot verweer aan dat hij geen medewerking heeft verleend aan de door [rechthebbende] gesloten overeenkomst c.q. de nakoming van de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting. Op grond van artikel 1:440 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de schuld die voortvloeit uit de overeenkomst die [rechthebbende] met Tui is aangegaan niet op de onder bewind staande goederen worden verhaald indien Tui het bewind kende of behoorde te kennen. Het bewind is bekend gemaakt in het Centraal Curatele- en Bewindregister voordat de overeenkomst tussen Tui en [rechthebbende] is gesloten. Tui behoorde daarom het bewind te kennen. De vordering van Tui moet dan ook worden afgewezen.
3.5.
Bij conclusie van antwoord in oppositie stelt Tui zich op het standpunt dat op grond van artikel 1:439 BW de ongeldigheid van een rechtshandeling die ondanks een onderbewindstelling aan de rechthebbende is gericht slechts aan de wederpartij kan worden tegengeworpen als deze het bewind kende of behoorde te kennen. Tui en de deurwaarder behoorden het bewind niet te kennen. Er is immers geen wettelijke bepaling die de deurwaarder verplicht tot kennisname van het Centraal Curatele- en Bewindregister. Ook in tuchtrechtspraak wordt een dergelijke verplichting niet aangenomen. De incassogemachtigde van Tui had bij het betekenen van de dagvaarding geen aanwijzing dat [rechthebbende] onder bewind stond. Daarbij komt dat niet bekend is wanneer het bewind in het openbare Curatele- en Bewindregister is opgenomen.

4.De beoordeling

4.1.
Onbetwist staat vast dat de bewindvoerder q.q. op tijd in verzet is gekomen, zodat de zaak opnieuw zal worden beoordeeld.
4.2.
Op grond van artikel 1:441 lid 1 BW vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn of haar taak de rechthebbende in en buiten rechte. Van de vervulling van de taak van de bewindvoerder is sprake wanneer het gaat om handelingen in verband met de onder bewind staande goederen. De vordering van Tui ziet op onder bewind staande goederen. De bewindvoerder q.q. kan daarom in dit geding verschijnen om dit als formele procespartij overnemen.
4.3.
[rechthebbende] en Tui hebben een overeenkomst gesloten nadat de goederen van [rechthebbende] onder bewind zijn gesteld. De onderbewindstelling heeft slechts tot gevolg dat [rechthebbende] beschikkingsonbevoegd is geworden. [rechthebbende] is wel handelingsbekwaam gebleven en dus gerechtigd om op eigen naam overeenkomsten aan te gaan. Het beheer over de onder bewind staande goederen komt evenwel toe aan de bewindvoerder q.q. zodat [rechthebbende] handelingsonbevoegd is. De bewindvoerder q.q. heeft aan deze overeenkomst en aan de nakoming van de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting geen medewerking verleend. Verder is niet gesteld of gebleken dat de kantonrechter een machtiging voor het aangaan van de overeenkomst heeft gegeven.
4.4.
De vraag is of de ongeldigheid van de rechtshandeling van [rechthebbende] Tui kan worden tegengeworpen. Artikel 1:439, eerste lid, van het BW bepaalt dat de ongeldigheid van de rechtshandeling een derde slechts kan worden tegengeworpen indien deze het bewind kende of had behoren te kennen. Of een derde het bewind behoorde te kennen, hangt voornamelijk af van de vraag of het bewind al dan niet overeenkomstig artikel 1:436, derde lid, van het BW is gepubliceerd. Uit het door de bewindvoerder q.q. overgelegde uittrekstel uit het Centraal Curatele- en Bewindregister blijkt dat het bewind op 30 januari 2015 is gepubliceerd in voornoemd register. Dit register is voor iedereen kosteloos toegankelijk (1:391 lid 2 BW), te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder registers, en eenvoudig doorzoekbaar op basis van naam en geboortedatum. Van Tui mag worden verwacht dat zij het register raadpleegt. Zij behoort daarom het in dit openbaar register ingeschreven feit te kennen en kan geen beroep doen op derdenbescherming. Omstandigheden die zich hiertegen verzetten zijn niet gesteld of gebleken.
4.5.
De kantonrechter volgt Tui niet in haar standpunt dat zij het bewind niet behoorde te kennen, omdat een wettelijke bepaling of tuchtrechtspraak die de deurwaarder (of diens opdrachtgever) verplicht tot kennisname van voornoemd register ontbreekt. De vragen of ten onrechte een dagvaarding is uitgebracht aan [rechthebbende] en ten onrechte het verstekvonnis aan [rechthebbende] is betekend, is niet in geschil. Zoals reeds overwogen gaat het om de vraag of Tui een beroep op derdenbescherming toekomt. Deze vraag is ontkennend beantwoord.
4.6.
Nu alle goederen van [rechthebbende] onder bewind zijn gesteld en de bewindvoerder zich mag beroepen op de ongeldigheid van de rechtshandeling, zal de kantonrechter de vordering van Tui afwijzen.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Tui in de kosten van deze verzetprocedure worden veroordeeld, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die voor rekening blijven van de bewindvoerder q.q., nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een nietige verstekdagvaarding.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het vonnis op 6 september 2017 tussen Tui als eisende partij en [rechthebbende] als gedaagde partij bij verstek gewezen, met inbegrip van de bij voorraad uitvoerbare veroordeling in de proceskosten.
5.2.
opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van Tui alsnog af;
veroordeelt Tui in de proceskosten van deze verzetprocedure, die tot heden voor de bewindvoerder q.q. worden vastgesteld op een bedrag van € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van de bewindvoerder q.q.;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter