In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Viskon Glas B.V. [eiser] had een vordering ingesteld tegen Viskon Glas, waarin hij aanspraak maakte op betaling van loon over vakantiedagen die hij had opgenomen na het beëindigen van de loondoorbetalingsverplichting tijdens zijn ziekte. De werknemer was sinds 13 augustus 2013 arbeidsongeschikt en zijn loonbetalingsverplichting was per 28 augustus 2015 geëindigd. Hij had echter in 2014 vakantiedagen opgebouwd en deze opgenomen in de periode dat hij arbeidsongeschikt was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] recht had op doorbetaling van loon over de opgenomen vakantiedagen, ondanks het feit dat de loondoorbetalingsverplichting van Viskon Glas al was geëindigd. De rechter baseerde zijn oordeel op artikel 7:639 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een werknemer gedurende zijn vakantie recht heeft op loon. Dit recht geldt ook voor werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn. De rechter verwees ook naar de Europese Richtlijn 2003/88/EG, die stelt dat werknemers met ziekteverlof recht hebben op vakantie en dat dit recht niet afhankelijk mag zijn van de voorwaarde dat er tijdens een bepaalde referentieperiode daadwerkelijk is gewerkt.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat Viskon Glas verplicht was om het loon over de opgenomen vakantiedagen te betalen, en dat [eiser] recht had op een bedrag van € 1.607,96, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter matigde de gevorderde wettelijke verhoging tot 10 procent en wees de vordering voor het overige af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.