ECLI:NL:RBNHO:2018:2766

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
6175117 CV EXPL 17-3982
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op doorbetaling van loon over opgenomen vakantiedagen na beëindiging loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Viskon Glas B.V. [eiser] had een vordering ingesteld tegen Viskon Glas, waarin hij aanspraak maakte op betaling van loon over vakantiedagen die hij had opgenomen na het beëindigen van de loondoorbetalingsverplichting tijdens zijn ziekte. De werknemer was sinds 13 augustus 2013 arbeidsongeschikt en zijn loonbetalingsverplichting was per 28 augustus 2015 geëindigd. Hij had echter in 2014 vakantiedagen opgebouwd en deze opgenomen in de periode dat hij arbeidsongeschikt was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] recht had op doorbetaling van loon over de opgenomen vakantiedagen, ondanks het feit dat de loondoorbetalingsverplichting van Viskon Glas al was geëindigd. De rechter baseerde zijn oordeel op artikel 7:639 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een werknemer gedurende zijn vakantie recht heeft op loon. Dit recht geldt ook voor werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn. De rechter verwees ook naar de Europese Richtlijn 2003/88/EG, die stelt dat werknemers met ziekteverlof recht hebben op vakantie en dat dit recht niet afhankelijk mag zijn van de voorwaarde dat er tijdens een bepaalde referentieperiode daadwerkelijk is gewerkt.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat Viskon Glas verplicht was om het loon over de opgenomen vakantiedagen te betalen, en dat [eiser] recht had op een bedrag van € 1.607,96, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter matigde de gevorderde wettelijke verhoging tot 10 procent en wees de vordering voor het overige af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 6175117 \ CV EXPL 17-3982
Uitspraakdatum: 18 januari 2018
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.M.C. Roos
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Viskon Glas B.V.
gevestigd te Purmerend
gedaagde
verder te noemen: Viskon Glas
gemachtigde: mr. J. Veenis

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 3 juli 2017 een vordering tegen Viskon Glas ingesteld. Viskon Glas heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 15 december 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 8 december 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 1 juli 2005 bij Viskon Glas in dienst getreden in de functie van glaszetter voor 38 uur per week. Het laatstverdiende loon bedroeg € 2.069,51 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Op de dienstbetrekking is de Cao voor de Groothandel in Vlakglas (hierna: de CAO) van toepassing.
2.2.
[eiser] is per 13 augustus 2013 arbeidsongeschikt geworden. De loonbetalingsverplichting van Viskon Glas is wegens einde van de wachttijd gestopt per 28 augustus 2015. Vervolgens heeft [eiser] een WW-uitkering ontvangen.
2.3.
[eiser] heeft het dienstverband met Viskon Glas per 1 februari 2017 beëindigd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Viskon Glas veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.461,78 (de kantonrechter begrijpt: bruto) ter zake van salaris over de opgenomen vakantiedagen, te vermeerderen met € 730,89 bruto wegens wettelijke verhoging ex artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (BW), € 219,27 netto wegens buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij in 2014 14,17 vakantiedagen heeft opgebouwd. Na de aanvankelijke weigering van Viskon Glas om deze dagen als zijnde niet-opgenomen vakantiedagen te vergoeden, heeft [eiser] deze vakantiedagen alsnog opgenomen. [eiser] heeft recht op betaling van loon gedurende deze vakantiedagen. Nu Viskon Glas met de betaling van het loon in verzuim is, maakt [eiser] ook aanspraak op de wettelijke verhoging, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten.

4.Het verweer

4.1.
Viskon Glas betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] zijn vakantiedagen heeft opgenomen in de periode nadat de loonbetalingsverplichting van Viskon Glas was geëindigd. Viskon Glas hoefde daarom geen loon te betalen over die vakantiedagen.
4.2.
Voor zover Viskon Glas verplicht zou zijn tot loonbetaling over de opgenomen vakantiedagen, heeft zij een beroep gedaan op matiging van de gevorderde wettelijke verhoging.

5.De beoordeling

5.1.
Viskon Glas betwist niet langer dat [eiser] in 2014 14,17 vakantiedagen heeft opgebouwd, zodat de kantonrechter dit als een vaststaand feit aanneemt. Evenmin in geschil is dat [eiser] die vakantiedagen heeft opgenomen in de periode dat hij arbeidsongeschikt was en de loonbetalingsverplichting van Viskon Glas reeds was geëindigd, dus na 28 augustus 2015. De vraag is of over deze opgenomen vakantiedagen het overeengekomen loon verschuldigd is, zoals [eiser] betoogt, of dat [eiser] geen recht heeft op loon over de opgenomen vakantiedagen omdat de loondoorbetalingsverplichting van Viskon Glas reeds was geëindigd op het moment dat de vakantie werd opgenomen, zoals Viskon Glas betoogt.
5.2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
5.3.
Op grond van artikel 7:639 lid 1 BW behoudt een werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon. Dat geldt ook voor werknemers zoals [eiser] , die langdurig en geheel arbeidsongeschikt zijn voor de bedongen arbeid. Blijkens de wetsgeschiedenis van genoemd artikel heeft vakantie voor dergelijke werknemers hetzelfde doel als voor gezonde werknemers, namelijk het herstellen en uitrusten van verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst. Bij langdurig arbeidsongeschikte werknemers gaat het dan niet (meer) om de verplichting tot het verrichten van de bedongen (eigen) arbeid, maar om de verplichting om andere (passende) werkzaamheden te verrichten of om mee te werken aan inspanningen gericht op re-integratie. Als een arbeidsongeschikte werknemer tijdelijk vrijgesteld wil worden van zijn re-integratieverplichtingen dient hij hiervoor vakantie op te nemen, net als de werknemer die tijdelijk wil worden vrijgesteld van zijn arbeidsverplichtingen (zie:
Kamerstukken II, 2009-2010, 32 465, nr. 3, p. 5).
5.4.
Daarnaast volgt uit de Europese Richtlijn 2003/88/EG en rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) dat aan werknemers met ziekteverlof recht op vakantie toekomt, dat die werknemers daadwerkelijk de mogelijkheid moeten hebben om van dit recht gebruik te maken, en dat dit recht niet afhankelijk mag worden gesteld van de voorwaarde dat tijdens een bepaalde referentieperiode daadwerkelijk is gewerkt (zie: HvJ EU 20 januari 2009, ECLI:EU:C:2009:18 en NJ 2009/252 (
Schultz-Hoff)). Volgens die rechtspraak heeft betaling van vakantieloon tot doel de werknemer tijdens vakantie in een situatie te plaatsen die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens de gewerkte periodes (
Schultz-Hoff, r.o. 60).
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de strekking en bedoeling van artikel 7:639 lid 1 BW en een uitleg van dat artikel conform Richtlijn 2003/88/EG, mee dat [eiser] aanspraak heeft op doorbetaling van loon over de door hem opgenomen vakantiedagen. Daaraan doet niet af dat hij die vakantiedagen heeft opgenomen in een periode waarin de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW al was geëindigd. Het eindigen van de loonbetalingsverplichting tijdens ziekte kan - ook gelet op de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis - immers niet afdoen aan het recht voor arbeidsongeschikte werknemers om vakantiedagen tijdens ziekte te kunnen opnemen, met name in verband met een vrijstelling van re-integratieverplichtingen. Immers, de re-integratieverplichtingen van werknemer en werkgever op grond van de artikelen 7:658a en 660a BW blijven grotendeels bestaan, ook na afloop van de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW. Aangenomen moet dus worden dat de wetgever ook voor die situatie met artikel 7:639 lid 1 BW heeft beoogd om een werknemer een aanspraak te geven op vakantie met behoud van loon. Verder brengt de rechtspraak van het HvJ EU mee dat [eiser] bij het opnemen van zijn vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid moet worden geplaatst in een situatie die qua beloning vergelijkbaar is met gewerkte periodes. In dergelijke gewerkte periodes is uiteraard steeds sprake geweest van betaling van loon. Ook daaruit volgt dat over de door [eiser] opgenomen vakantiedagen loon moet worden betaald.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat Viskon Glas gehouden was om de opgenomen vakantiedagen uit te betalen naar het normale tussen [eiser] en Viskon Glas overeengekomen loon, en dus naar 100 procent van dit loon. Onbetwist heeft [eiser] aangevoerd dat hij aldus recht heeft op betaling van een bedrag van € 1.461,78 bruto.
5.7.
Daarmee staat niet alleen vast dat [eiser] recht had op het gebruikelijke loon gedurende de door hem opgenomen 14,17 vakantiedagen maar ook dat Viskon Glas in verzuim is met de betaling daarvan. De gevorderde wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW zal worden gematigd tot 10 procent, gelet op de omstandigheden van dit geval. Aldus heeft [eiser] nog recht op betaling van € 1.607,96. De wettelijke rente is toewijsbaar zoals gevorderd.
5.8.
Ter zitting hebben partijen afgesproken dat [eiser] afziet van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en een veroordeling van Viskon Glas in de proceskosten. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijk kosten daarom afwijzen en de proceskosten compenseren in dier voege dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Viskon Glas tot betaling aan [eiser] van € 1.607,96 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum dat het betreffende deel daarvan verschuldigd is geworden tot aan de dag van de gehele betaling
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter