In deze zaak heeft de Raphaëlstichting verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar gedrag. [verweerster] had op 31 oktober 2017 een pornografisch filmpje getoond aan collega's in de linnenkamer, wat leidde tot een vertrouwelijke melding van een collega. De Raphaëlstichting heeft naar aanleiding van dit incident een gesprek met [verweerster] georganiseerd, waarbij zij zich niet bewust leek van de ernst van haar handelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er sprake was van verwijtbaar gedrag, dit niet zodanig was dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kon worden verlangd. De kantonrechter oordeelde dat de Raphaëlstichting niet voldoende had aangetoond dat herplaatsing van [verweerster] niet mogelijk was en dat zij te snel had willen overgaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek tot ontbinding werd afgewezen en [verweerster] werd weer toegelaten tot de werkplek. De proceskosten werden toegewezen aan de Raphaëlstichting, omdat zij ongelijk kreeg.