In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst met EasyJet hadden gesloten, compensatie gevorderd vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Milaan op 21 juli 2017. De passagiers arriveerden uiteindelijk op 22 juli 2017 om 01:53 uur. EasyJet weigerde echter om compensatie te betalen, wat leidde tot deze rechtszaak.
De passagiers vorderden een bedrag van € 500,- aan compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, evenals € 90,90 aan additionele kosten voor een hotelverblijf en € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. EasyJet betwistte de verschuldigdheid van de additionele kosten, maar niet de compensatie voor de vertraging.
De kantonrechter oordeelde dat EasyJet de passagiers € 500,- moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 juli 2017. De vordering voor de additionele kosten werd afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende hadden aangetoond dat deze kosten noodzakelijk waren. Ook de vordering voor buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de gemaakte kosten.
De proceskosten werden toegewezen aan EasyJet, maar alleen voor het gedeelte dat toewijsbaar was. De kantonrechter besloot dat EasyJet € 78,- aan griffierecht en € 60,- aan salaris voor de gemachtigde moest betalen. De overige vorderingen werden afgewezen. De beschikking werd uitgesproken door kantonrechter J. Candido, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.