ECLI:NL:RBNHO:2018:2872

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
6339306 \ CV EXPL 17-8598
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en additionele kosten in luchtvaartclaim

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst met EasyJet hadden gesloten, compensatie gevorderd vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Milaan op 21 juli 2017. De passagiers arriveerden uiteindelijk op 22 juli 2017 om 01:53 uur. EasyJet weigerde echter om compensatie te betalen, wat leidde tot deze rechtszaak.

De passagiers vorderden een bedrag van € 500,- aan compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, evenals € 90,90 aan additionele kosten voor een hotelverblijf en € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. EasyJet betwistte de verschuldigdheid van de additionele kosten, maar niet de compensatie voor de vertraging.

De kantonrechter oordeelde dat EasyJet de passagiers € 500,- moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 juli 2017. De vordering voor de additionele kosten werd afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende hadden aangetoond dat deze kosten noodzakelijk waren. Ook de vordering voor buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de gemaakte kosten.

De proceskosten werden toegewezen aan EasyJet, maar alleen voor het gedeelte dat toewijsbaar was. De kantonrechter besloot dat EasyJet € 78,- aan griffierecht en € 60,- aan salaris voor de gemachtigde moest betalen. De overige vorderingen werden afgewezen. De beschikking werd uitgesproken door kantonrechter J. Candido, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6339306 \ CV EXPL 17-8598
Uitspraakdatum: 11 april 2018
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier 1] ,

2. [passagier 2] ,
beide wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. R.A. Bos,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet Airline Company Limited,
gevestigd te Bedfordshire (Engeland)
verwerende partij,
verder te noemen: Easyjet,
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 25 september 2017;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 19 december 2017;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Easyjet een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Easyjet de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport (Amsterdam) naar Internationale luchthaven Milano Malpensa (Malpensa) op 21 juli 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen. Volgens de oorspronkelijke planning zouden de passagiers op 21 juli 2017 om 22:40 uur arriveren in Malpensa. De passagiers zijn op 22 juli 2017 om 01:53 uur gearriveerd op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Easyjet gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Easyjet heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Easyjet te veroordelen tot betaling van:
- € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,90 aan additionele kosten;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Easyjet vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,- per passagier.
3.4.
Voorts vorderen de passagiers een bedrag van € 90,90 aan additionele kosten op grond van artikel 7 van de Verordening. Het betreft een hotelverblijf op 22 juli 2017 in Milaan. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Easyjet van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.5.
Ten aanzien van de gevorderde compensatie ad € 500,- en de daarover gevorderde rente voert Easyjet geen verweer aan. Easyjet betwist de verschuldigdheid van de additionele kosten. Ten slotte verzoekt Easyjet om compensatie van de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij in deze zaak bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Nu Easyjet de verschuldigdheid van het gevorderde compensatiebedrag ad € 500,- en de daarover gevorderde wettelijke rente niet heeft betwist, zijn deze onderdelen van de eis toewijsbaar.
4.3.
De vordering betreffende de additionele kosten zal worden afgewezen, nu de passagiers onvoldoende hebben aangegeven waarom deze kosten op basis van de Verordening tot vergoeding in aanmerking komen. Niet is gebleken dat het noodzakelijk was de betreffende hotelkosten te maken.
4.4.
De passagiers hebben een bedrag van € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Easyjet heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van Easyjet omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Nu een gedeelte van het gevorderde bedrag niet toewijsbaar is, kan Easyjet ten aanzien van het griffierecht slechts worden veroordeeld tot betaling van het griffierecht dat verschuldigd is voor het toe te wijzen bedrag, te weten € 78,00. Het meerdere, dat op grond van het verzoekschrift aan de passagiers in rekening is gebracht, dient voor rekening van de passagiers te blijven.
4.6.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de verordening) aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Easyjet tot betaling aan de passagiers van € 500,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Easyjet tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 78,- aan griffierecht en € 60,- aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door J. Candido, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open