ECLI:NL:RBNHO:2018:2896

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
6389275 \ CV EXPL 17-9250
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door Ryanair en bewijsvoering van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers Ryanair aangeklaagd wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Dublin naar Amsterdam op 18 juni 2017. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Ryanair betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een onverwacht vliegveiligheidsprobleem met de motoren van het toestel, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was die hen vrijstelde van compensatie. De kantonrechter oordeelde echter dat Ryanair geen bewijs had geleverd voor deze buitengewone omstandigheden. De luchtvaartmaatschappij had de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat de vertraging niet te wijten was aan hun normale bedrijfsvoering. Aangezien Ryanair hierin niet slaagde, werd de vordering van de passagiers toegewezen. De kantonrechter veroordeelde Ryanair tot betaling van € 500,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor de gemaakte kosten. De beslissing werd genomen door kantonrechter J. Candido en er stond geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6389275 \ CV EXPL 17-9250
Uitspraakdatum: 11 april 2018
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier 1]

wonende te [woonplaats]
2. [passagier 2]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partijen
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. C.J.J.W. Schmidt (Claimingo)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Ryanair Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
hierna te noemen: Ryanair
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 13 oktober 2017;
  • het aangepaste vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 15 december 2017;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 20 februari 2018;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagiers diende te vervoeren van Dublin naar Amsterdam op 18 juni 2017 (vluchtnummer FR 3102) met als geplande aankomsttijd 13:45 uur, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Ryanair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Ryanair te veroordelen tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2017.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Ryanair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Ryanair van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Ryanair betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ryanair is gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 7 aanhef en lid 1, sub b, tweede streepje van de Brussel I bis-Verordening in combinatie met het bepaalde in het Rehder-arrest (zaak C-204/08) van het Hof, de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de kantonrechter van deze rechtbank bevoegd is van het geschil kennis te nemen, nu de plaats van aankomst van de onderhavige vlucht Schiphol was.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat Ryanair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Ryanair kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
Ryanair heeft aangevoerd dat zich bij de uitvoering van de vlucht, ondanks goed onderhoud en inspectie en het feit dat het vliegtuig in technisch goede staat verkeerde, een onverwacht vliegveiligheidsprobleem heeft voorgedaan, te weten een probleem met de motoren van het toestel. Dit is volgens Ryanair een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van Ryanair en waarop zij geen invloed kan uitoefenen. Verder voert Ryanair aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging zoveel mogelijk te beperken. Zij heeft het toestel zo spoedig als mogelijk laten controleren door een gekwalificeerd technicus en een toestelwissel toegepast toen bleek dat het probleem niet tijdig kon worden opgelost. Ryanair heeft, zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, niet kunnen vermijden dat de buitengewone omstandigheid waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging van de vlucht leidde. Zij is daarom niet gehouden om compensatie aan de passagiers te betalen.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat Ryanair geen enkel stuk heeft overgelegd ter onderbouwing van de door haar aangevoerde buitengewone omstandigheid. Uitgangspunt is dat de luchtvaartmaatschappij de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden dient aan te tonen. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Ryanair heeft dat nagelaten. Derhalve faalt het verweer van Ryanair. De kantonrechter komt daardoor niet toe aan de beoordeling van de vraag of Ryanair deze omstandigheid had kunnen voorkomen.
4.5.
Nu Ryanair voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van Ryanair, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 22 juli 2017, omdat Ryanair ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.8.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen (formulier D van bijlage IV van de verordening) in het Engels aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Ryanair tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Ryanair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 78,00 aan griffierecht en € 60,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open