ECLI:NL:RBNHO:2018:2897

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
6039583 \ CV EXPL 17-5083
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door technisch mankement en luchtverkeersleiding

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Las Palmas op 3 juli 2016. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 1.200,00, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Corendon heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een technisch mankement en een besluit van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging voornamelijk werd veroorzaakt door het technische mankement en dat Corendon niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging ook het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat het missen van de slottijd niet kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid, enkel omdat Corendon daar geen invloed op had. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en Corendon veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor de gemaakte kosten.

Het vonnis is uitgesproken door mr. J. Candido op 11 april 2018, waarbij de kantonrechter de proceskosten voor rekening van Corendon heeft gesteld, omdat deze grotendeels ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6039583 \ CV EXPL 17-5083
Uitspraakdatum: 11 april 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2.
[passagier 2]
beiden wonende te [woonplaats]
[passagier 3]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen: Corendon
gemachtigde mr. M.E. Futselaar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 25 april 2017 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Las Palmas op 3 juli 2016 (vluchtnummer CND 713), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en voorts tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
Corendon betwist de vordering. Op het verweer van Corendon wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uren zijn aangekomen op de eindbestemming te Las Palmas, zodat Corendon op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Corendon kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Corendon voert in dit verband aan dat de vertraging is veroorzaakt door een cumulatie van oorzaken, waarvan een deel door een technisch mankement en een groot deel door een besluit van de luchtverkeersleiding, waardoor het toestel werd geconfronteerd met een latere slottijd. Het technisch mankement was volgens Corendon na 2 uur en 2 minuten verholpen. De vertraging die hierdoor is veroorzaakt, bedroeg daarom minder dan 3 uur. Het toestel kreeg echter niet eerder dan 1 uur en 13 minuten later toestemming om te mogen vertrekken. De passagiers betwisten dat op de onderhavige vlucht sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Zij hebben er daarbij op gewezen dat de vertraging van vlucht mede veroorzaakt is door een technisch mankement en dat het besluit van de luchtverkeersleiding niet zou zijn genomen indien zich geen technisch mankement had voorgedaan. Het missen van de gereserveerde vertrektijd (slottijd) is daarom te wijten aan Corendon, aldus de passagiers.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. In overweging 15 van de considerans van de Verordening is opgenomen dat sprake is van een buitengewone omstandigheid bij een langdurige vertraging door een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag. Beoordeeld dient dan ook te worden of de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een besluit van de luchtverkeersleiding voor het toestel dat de vlucht zou uitvoeren. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief moet worden uitgelegd.
4.3.
Niet in geschil is dat de vertraging voornamelijk is veroorzaakt door een technisch mankement. Indien Corendon daardoor op een nieuwe slottijd heeft moeten wachten, kan dat niet als een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening worden aangemerkt. Het betoog van Corendon dat een besluit van het luchtverkeersbeheer als een buitengewone omstandigheid kwalificeert, enkel en alleen omdat de luchtvaartmaatschappij daarop geen invloed kan uitoefenen, slaagt daarom niet. Corendon heeft diverse slotberichten van de luchtverkeersleiding overgelegd, waarin aan Corendon nieuwe slottijden zijn toegewezen. De kantonrechter stelt vast dat uit de overgelegde slotberichten niet valt op te maken welke reden ten grondslag heeft gelegen aan het verstrekken van de nieuwe slottijden. Alleen ten aanzien van het als productie 15 overgelegde bericht heeft Corendon toegelicht dat dit besluit zou zijn opgelegd vanwege “drukte op de nieuwe route”. Dit betreft echter het vierde slotbericht in de reeks. Op basis van de slotberichten en de daarop door Corendon gegeven toelichting kan daarom niet worden uitgesloten dat de oorspronkelijke geplande vertrektijd niet was gehaald vanwege het technische mankement. Voorts heeft Corendon niet toegelicht in hoeverre de door haar overgelegde slotberichten betrekking hadden op het specifieke toestel waarmee de onderhavige vlucht werd uitgevoerd.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft Corendon haar verweer dat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid onvoldoende onderbouwd. Aan het door Corendon gedane bewijsaanbod wordt daarom niet toegekomen. Aangezien de buitengewone omstandigheid niet is komen vast te staan, komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
4.5.
Nu Corendon voor het overige ter zake van de compensatie geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van € 400,00 per passagier worden toegewezen. Anders dan Corendon is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van de vlucht.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Corendon heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Corendon tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2016 tot aan de dag van gehele betaling;
5.2.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 200,00
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter