ECLI:NL:RBNHO:2018:2913

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
15/153961-17 DNA
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van DNA-afname door onjuiste gegevens in bevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2018 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen de afname van DNA-materiaal van een veroordeelde. Het bezwaarschrift, ingediend door mr. M. Baadoudi, was gericht tegen een bevel van de officier van justitie tot afname van celmateriaal, dat op 13 november 2017 was afgegeven. De veroordeelde betwistte de juistheid van de datum van de strafbeschikking die aan de afname ten grondslag lag. De rechtbank oordeelde dat in het bevel een verkeerde datum was opgenomen en dat niet alle relevante wetsartikelen waren vermeld. Dit leidde tot de conclusie dat de afname van DNA-materiaal onrechtmatig was, aangezien de afgifte van het bevel met de grootst mogelijke zorgvuldigheid had moeten plaatsvinden. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal te vernietigen.

De procedure begon op 17 januari 2018 met de indiening van het bezwaarschrift. De veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat, verscheen op 26 februari 2018 in de raadkamer. De officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink, stelde dat de onjuistheden in het bevel als kennelijke schrijffouten moesten worden beschouwd. De rechtbank was het hier niet mee eens en oordeelde dat de onjuistheden niet als zodanig konden worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij het afgeven van een bevel tot DNA-afname, gezien de inbreuk op de privacy van de veroordeelde.

De rechtbank concludeerde dat de afname van DNA-materiaal op basis van het onjuiste bevel niet rechtsgeldig was en dat de veroordeelde recht had op vernietiging van het afgenomen celmateriaal. De uitspraak benadrukt de noodzaak van nauwkeurigheid en zorgvuldigheid in het strafrecht, vooral wanneer het gaat om gevoelige zaken zoals DNA-onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer:18-000511
Parketnummer: 15/153961-17
Uitspraakdatum: 12 maart 2018
Beschikking(art. 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 17 januari 2018 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een door mr. M. Baadoudi ingediend bezwaarschrift van
[veroordeelde] ,veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
domicilie kiezende te (2011 NB) Haarlem, Nieuwe Gracht 5a, ten kantore van
mr. M. Baadoudi, advocaat,
Het bezwaarschrift is gericht tegen het nader bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde, ten behoeve waarvan op bevel van de officier van justitie te Haarlem van
13 november 2017 op 11 januari 2018 bij veroordeelde celmateriaal is afgenomen.
Op 26 februari 2018 is dit bezwaarschrift in raadkamer behandeld.
Veroordeelde is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Baadoudi, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.A. Hobbelink.

2.Standpunten

Het standpunt van veroordeelde luidt - zakelijk weergegeven – as volgt:
  • anders dan in het bevel tot afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek is niet op 13 augustus 2017 maar op 25 oktober 2017 aan cliënt een strafbeschikking opgelegd;
  • nu het bevel tot afname is gebaseerd op een strafbeschikking die aan cliënt op 13 augustus 2017 zou zijn opgelegd dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard;
  • het door cliënt gepleegde feit is een eenmalig incident geweest. Het is redelijkerwijs niet aannemelijk te achten dat zijn DNA-profiel van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Opname van het DNA in de databank voelt voor veroordeelde als een stempel en schending van zijn privacy.
Het standpunt van de officier van justitie luidt primair, zakelijk weergegeven, dat het opnemen van een verkeerde datum in het bevel tot afname DNA-materiaal een kennelijke schrijffout betreft en niet kan leiden tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift.
Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat zich niet voordoet een uitzonderingsgeval als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, en dat het bezwaarschrift ook hierom ongegrond behoort te worden verklaard.

3.Beoordeling

Het bevel van de officier van justitie tot afname van DNA materiaal van 13 november 2017 is gegrond op artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, waarbij als grondslag heeft gediend de aan veroordeelde opgelegde strafbeschikking op 13 augustus 2017 ter zake van artikel 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Veroordeelde heeft op 11 januari 2018 middels afname van wangslijmvlies celmateriaal afgestaan ten behoeve van DNA-onderzoek.
Het bezwaarschrift dat veroordeelde heeft ingediend tegen het bepalen en verwerken van haar DNA-profiel is tijdig ingediend.
De eigenlijke aan de afname van het celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek ten grondslag gelegen strafbeschikking is gedateerd 25 oktober 2017 en gestoeld op overtreding van artikel 3 van de Opiumwet en de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht .
In het bevel tot afname celmateriaal voor DNA-onderzoek is opgenomen dat het bevel is afgegeven op grond van een op 13 augustus 2017 aan veroordeelde opgelegde strafbeschikking wegens overtreding van artikel 310 en 311 Sr. In het bevel is aldus niet enkel een verkeerde datum van de strafbeschikking opgenomen, maar zijn tevens niet alle aan de strafbeschikking ten grondslag liggende overtreden wetsartikelen opgenomen.
Gelet op de zeer grote inbeuk die afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek betekent op het privé leven van de veroordeelde, mag van het openbaar ministerie worden verwacht dat de afgifte van het bevel tot afname met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gepaard gaat. Dit brengt in ieder geval mee dat de in het bevel opgenomen gegevens juist moeten zijn. Hieraan is in dit geval niet voldaan, zodat de op dit bevel gevolgde afname van DNA als onrechtmatig moet worden beschouwd. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de onjuistheden niet kunnen worden aangemerkt als kennelijke verschrijvingen.
Het vorenoverwogene dient derhalve tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift te leiden.

4.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het bezwaarschrift gegrond;
- beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het op basis van het bevel afgenomen celmateriaal van veroordeelde terstond wordt vernietigd.

5.Samenstelling enkelvoudige kamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door:
mr. K.G. Witteman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Boes, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2018.